BASISVERPLEEGKUNDE 2
1
,INHOUD
Verpleegkundige interventies
o Basisprincipes
o Hygiënische zorgen
o Verbandleer
o Vitale parameters
o Urinaire zorgen
o Toedienen van geneesmiddelen
o Behoefte aan zuurstof: ademhalen en mogelijke
problemen
o Behoefte aan veiligheid: van
vrijheidbeperkende maatregelen tot fixatievrije
zorgverlening
o Behoefte aan voldoende voeding en vocht
o Behoefte aan uitscheiding
Communicatie
o Basisprincipes communicatie
o Verbale en non-verbale communicatie
o Actief luisteren
o Axioma’s van Watzlawick
o Reflecteren
2
,VERPLEEGKUNDIGE INTERVENTIES
3
, Basisprincipes
Algemene basisprincipes
Hygiëne en steriliteit Comfort
Beleving van de zorgvrager Ergonomie
Zelfzorg en inspraak Economie worden meestal
samen genomen
Veiligheid Ecologie
Hygiëne en steriliteit
= Preventie van besmetting van patiënt door de patiënt: Overdracht kiemen van
de ene plaats naar de andere.
o Van infectie naar andere kwetsuur op de huid.
o Van aarsstreek naar de mond.
= Preventie van kruisinfecties: overdracht van kiemen van de ene patiënt naar de
andere, van ziekenhuismilieu naar patiënt.
Emotionele/ niet-rationele elementen i.v.m. hygiëne:
o Niet drinken uit een zelfde glas.
Algemene regels i.v.m. preventie van infectie
Vermijd …
Direct contact met besmettingsbron.
Indirecte verspreiding van kiemen vanuit besmettingsbron.
o Voorbeeld: via handen, schort, materiaal, lucht enz.
Dat kiemen zich verspreiden.
o Voorbeeld: besmet materiaal in een gesloten vuilbak steken.
Verschillende verspreidingswegen van kiemen kennen.
o Lucht = één van de belangrijkste verspreidingswegen van
ziekenhuiskiemen.
Beleving van de patiënt
Elke gebeurtenis die iemand meemaakt, elke contacten roepen positieve of
negatieve gevoelens op. De reactie van de verpleegkundige kan de
verwerking van de gevoelens beïnvloeden.
Aandachtspunten voor negatieve gevoelens
Soms is opwekken van negatieve gevoelens onvermijdelijk: bv pijn
veroorzaken.
De betekenis die een gebeurtenis heeft, kan helpen om de negatieve
gevoelens te relativeren: bv pijn bij een bevalling.
Verzorgd worden kan voor de patiënt zowel een positieve (ik tel mee) als
een negatieve (ik ben zelf niets meer waard) hebben.
Vaak voorkomende problemen
Angst voor het onbekende
o Het ziekenhuis is onbekend. De patiënt kent het verloop van
onderzoeken en behandelingen niet. Veel mensen hebben de
neiging bij onwetendheid van de slechtste hypothese uit te gaan.
o Belangrijk: steeds, zo vroeg mogelijk informeren. Vermijd bakjargon
voor de patiënt om het onbekende wereld nog onbekender te
maken.
Angst en ongenoegen t.g.v. het verstoren van de privacy
4
, Privacy = het domein waarop iemand normaal alleen vertrouwde of
vertrouwenspersonen toelaat.
Privacy heeft zowel ruimtelijke als symbolische aspecten. De patiënt
bevindt zich in pyjama in het publiek, veel dingen meedelen aan de arts
enz.
o Belangrijk: Respect voor privacy:
Kloppen op de deur vooraleer je binnenkomt.
Niet meer dan de noodzakelijk privé sfeer binnendringen.
ZV zoveel mogelijk afschermen tijdens het verzorgen.
Respect tonen en afstand houden als je de privacy
binnendringt.
Geen foto’s, info over de ZV doorgeven, geen dossiers
inkijken buiten jouw taak.
Zelfzorg en inspraak
De ziekte brengt de patiënt in een afhankelijke positie. Voor veel van hen is
het alsof hun leven uit de handen genomen wordt. Sommigen voelen zich
daar goed bij, voor anderen zal dat erg storend zijn en veel angst
opwekken.
Belangrijk
o De ZV zelf laten uitvoeren wat hij kan.
o De ZV zelf laten beslissen waar hij kan.
Zelfzorg en inspraak spelen mee bij
o De planning van de zorg: timing van de zorg.
o De keuze van het moment voor uitvoering: is het voor de ZV een
goed ogenblik?
o De uitvoering: warm/ koud water, de patiënt wast zichzelf enz.
Wat is hierbij moeilijk voor verpleegkundigen?
De uitspraak van de patiënt respecteren wanneer zijn keuzes ingaan tegen
wat de vpk goed acht.
De keuze aan de patiënt laten als er keuzemogelijkheden zijn.
Veiligheid
Een zorg zal steeds zo moeten uitgevoerd worden dat specifieke gevaren
voorkomen worden omdat veel verpleegkundige procedures een gevaar houden
voor de patiënt.
Voorbeeld: uit bed vallen, zich kwetsen enz.
Comfort
Aspecten die een rol speken voor het comfort van de patiënt
De houding: indien mogelijk een ontspannen houding, voldoende
rugsteun, goede hoofdsteun enz.
Temperatuur: Patiënt beschermen tegen temperatuurverschillen door de
temperatuur van de omgeving te beïnvloeden of door kledij/ bedekking.
(voorbeeld: afdekdeken)
Lawaai: sommige geluiden of overdreven geluid kunnen de ZV storen.
Andere geluiden kunnen de ZV ook afleiden en zo zijn comfort verhogen.
Interpersoonlijke sfeer: relatie met medepatiënten en personeel
o Slecht comfort door: onzekerheid, gespannen relaties.
5
, o Goede comfort door: weten met wie men te maken heeft, echtheid
en vertrouwen.
Ergonomie
= studiegebied dat menselijke activiteiten bestudeert in hun materiële
vormgeving met aandacht op aanpassing van het werk aan de eigenheid van de
mens.
Economie en ecologie
Ecologie: duurzaam omgaan met materiaal.
Economie: gezondheidszorg is duur en de middelen zijn schaars, economische
overwegingen voor ogen houden:
Zorg voor welslagen van onderzoek
Niet meer materiaal gebruiken dan nodig, juiste materiaal gebruiken
Tijd
Hoofdstuk 2: Behoefte aan rusten en slaap
Slaapfysiologie: het normale patroon van rust en slaap
Slaap: periode van verminderd bewustzijn en lichamelijke inactiviteit.
Neemt 1/3 van ons tijd in.
Levensbehoefte.
Noodzakelijk proces: voor de groei en
herstel van weefsels, daarbij spelen
hormonale factoren een rol. ( vb.
geheugen, metabolisme, fysiek en
psychisch herstel. )
Circadiaans ritme: het ritme waarop biologische
processen gevolgd worden.
Het lichaam bestaat uit verschillende
biologische processen. Het ritme varieert
tussen 24-28 uur, het begint steeds
opnieuw. Via zeitgebers (tijdsindicatoren)
wordt de klok opnieuw gesynchroniseerd. Zo
geldt dat ook voor ons slaap-en waakritme.
Biologische processen veranderen
gedurende dag en nacht: er is ’s nachts
minder urineproductie, maar wel een hoger
groeihormoon dat vastgelegd wordt.
Nucleus suprachiasmaticus: Kern (groep cellen)
in ons hypothalamus die ons slaap- en
waakmechanisme volledig regelt.
Indeling van het slaappatroon: via polysomnografie of slaaponderzoek
EEG: elektroencefalogram à meten van hersenactiviteit.
EMG: elektromyogram à meten van spieractiviteit.
EOG: electro-oculogram à meten van oogactiviteit.
6
,Slaapcyclus
4-6 cycli per nacht, telkens van 90 minuten per cycli. De slaapfasen
worden herhaald.
5 stadia (soms 4): na elke slaapcyclus worden we lichtjes wakker
o Stadium 1: sluimerfase
o Stadium 2: Lichte slaap
o Stadium 3: matig diepe slaap
o Stadium 4: zeer diepe slaap
o Stadium 5: REM-slaap: gekenmerkt door rapid eye movements. Het
is de fase waarin we gaan dromen. Hierbij zijn al onze
spieractiviteiten verlamd, behalve de onwillekeurige spieren.
Belangrijk voor een goede slaap: evenwichtige verhouding tussen non-REM
en de REM-slaap.
Factoren die welbevinden, rust en slaap beïnvloeden
Het in slaap vallen en het slaappatroon zijn verschillend door
Vaste gewoonten en rituelen:
individuele verschillen over
slaapritueel of
gedragspatronen.
De leeftijd: pasgeborenen
slapen heel lang, 65-plussers
worden meer wakker per nacht
en slapen diep.
De fysieke toestand: zwangere
vrouwen en zieken hebben
meer slaap nodig.
Overmatige hoeveelheid aan
prikkels: bv. spanning.
Onvoldoende inspanning en
beweging
Honger en overdadige
maaltijden
Alcohol en medicatiegebruik
7
,Slaaptekort
Gevolgen van slaaptekort à nervositeit, irritatie, angst, apathie,
gedragsverandering enz.
Gevolgen van tekort aan REM-slaap
Adrenaline komt niet op het juiste moment in de bloedbaan à moeheid,
verminderde concentratie enz.
Bij ernstig tekort: bij het slapen ga je onmiddellijk diep slapen en evolueert
het patroon direct naar REM-slaap om het tekort in te halen (= gebrek aan
groeihormoon opvangen).
Bij blijvend tekort aan REM-slaap: moeheid, algemeen onwel, verminderd
weefselherstel.
Classificatie van slaap- en waakstoornissen
Insomnieën Moeilijk in- of doorslapen. (Komt het meest voor.)
Hypersomnieë Overdag overmatig slaperig.
n
Stoornissen Het ritme van slapen of waken verloopt niet volgens een 24-
van het slaap- uurs patroon à overdag moeilijk wakker blijven en ’s nachts
en waakritme niet kunnen slapen.
Parasomnieën Stoornissen die tijdens de slaap optreden of verergeren.
Symptomen van slaap- en waakstoornissen
Slaap-en Symptomen
waakstoornissen
Psychofysiologisch Slapeloosheid
e insomnia Vlug wakker worden, moeilijk in slaap vallen
Slaapmedicatie helpt weinig, ’s morgens ben je niet
uitgerust.
Oorzaak: stressvolle omstandigheden met
verhoogde arousel.
Narcolepsie Overmatig slapen
Hypnagoge hallucinaties: bewuste droomervaring
met een groot beleving van werkelijkheid
Slaapapnoesyndroo Overmatig en luid snurken
m Vermoeidheid en slaperig overdag
Plotse ademsnood door periodieke apnoe-aanvallen
à plots wakker schieten.
Concentratieproblemen
Nachtelijke T.h.v. de musculus tibialis : plotse bewegingen die
myoclonus – elkaar volgen
rusteloze benen
(rest legs)
Onrustige Vermoeidheid, moeilijk inslapen en verminderd
omgevingsfactoren functioneren.
, slechte Oorzaak: slaap kamer die te warm/ koud is,
slaaphygiëne lawaaierige baby’s, te veel slapen, cafeïne enz.
Invloed van Misbruik van deze producten leidt tot chronische
hypnotica, alcohol slaapproblemen
en stimulantia Alcohol doet beter inslapen, maar de patiënt
droomt meer en transpireert.
Slaapritmestoornis
sen
Nachtangst – pavor In eerste deel van de nacht: rechtop in bed en
8
,nocturnus huilen of hijgen.
Paniekachtige toestand waarbij je niet volledig
wakker bent.
Nachtmerries Beangstigende dromen die je uit REM-slaap wekken
Op het einde van de nacht: traumatische context
Niet gepaard met desoriëntatie, verwardheid of
motorische onrust
Soms opnieuw moeilijk inslapen.
Bruxisme – Het ritmisch heen- en weer bewegen van de tanden
tandenknarsen tijdens de oppervlakkige slaap.
Kauw- en bijtbewegingen
Kan tanden te snel doen afslijten.
Enuresis nocturna – Primaire vorm: vanaf de geboorte nooit zindelijk
bedplassen geweest
Secundaire vorm: gedurende minstens 3-6
maanden droog geweest.
Sleep talking Zich onbewust uiten
Kort, onregelmatig, en emotieloos
Storend voor de omgeving
Scheidingsangst Heulen, overstuur
Niet alleen willen slapen enz.
Verpleegkundig handelen
Helpen om een goede slaaphygiëne te bekomen
Ongemak vermijden/verzachten
Rust
Algemeen welbevinden ZV bevorderen
ZV helpen om aan slaapbehoeften te voldoen
Algemene basisprincipes m.b.t. een goede slaaphygiëne
Slaappatronen en -rituelen respecteren: bv. nachtlamp, boek lezen, tanden
poetsen enz.
Comfortabele houding
Piekeren en slaapmedicatie vermijden
Aangename temperatuur
Extra inspanning vermijden
9
, Behoefte aan beweging en het aannemen van de gewenste houding
Houdingen, bewegingspatronen en beïnvloedende factoren
Lichaamshoudingen en problemen
Er kunnen problemen ontstaan bij
Normale houdingen
o Staan: niet recht of moeilijk recht kunnen staan. Stijve,
onevenwichtige houding.
o Zitten: niet recht kunnen zitten, in elkaar zakken, stijf of gespannen
houding.
o Liggen
Passieve houding: bij patiënten die hun eigen houding niet
kunnen wijzigen, bv. in coma.
Actieve houding: beweeglijk
Specifieke bewegingen
o Dwanghouding: houding die je
aanneemt om de pijn of ongemak te
vermijden.
Zittende houding bij ademnood
Hoofd- en nekstijfheid bij
meningitis.
Factoren die motorische functioneren belemmeren
Probleem in samenspel tussen spieren, botten, zenuwen en
bloedvaten: verzwikte enkel, ruggenwervelletsel enz.
Ernstige ziekte: verminderde spierkracht en spiertonus
Specifieke handicaps: door blindheid is het zelfstandig verplaatsen niet
evident.
Beoordelen van de motoriek
Objectieve gegevens: observatie van het motorisch functioneren.
Subjectieve gegevens: te weten komen via de patiënt of de familie.
Mobiliseren en mobilisatieofeningen
Mobiliseren: in beweging brengen
Mobilisatieoefeningen
Passieve oefeningen: patiënt werkt niet actief mee, het lichaamsdeel wordt
bewogen door iemand anders. Hierbij wordt de spierkracht- en tonus niet
versterkt.
10