Samenvatting r.-k. godsdienst kennis lager verkort traject
Hoofdstuk 1) Symbooltaal en rituelen
1.1) Symbooltaal
1.1.1) Symbolen: een omschrijving
Symbolische taal
→ Bijvoorbeeld: “Het leven is als …”
Symbool = voorwerp met een diepere betekenis
- voorwerp = uiterlijk
- diepere betekenis = innerlijk
→ Een ding dat voor iemand in een bepaalde context, bij een bepaalde ervaring, een bijzondere betekenis krijgt.
Bijvoorbeeld: doopsuiker bij de geboorte van een kind.
Symbolen hebben verschillende betekenissen in verschillende culturen.
→ Symbolen worden vooral beleefd en ervaren.
1.1.2) Symbolen om over God te spreken
Als mensen over God spreken gebruiken ze symbolen.
→ Nog nooit heeft iemand God gezien
→ We kunnen hem niet vastpakken
→ Er is geen wetenschappelijk onderzoek naar hem verricht
Mensen grijpen terug naar beeldspraak als het gaat over God.
→ Met beelden uitdrukken wie God voor hen is.
Beeldspraak uit heilige teksten:
In de Bijbel In de Tenach In de Koran
Christendom Jodendom Islam
- God als een rots - Psalmen = soort gebeden - God die het goed voorheeft
- God als een koning (staan ook in de Bijbel) met mensen
- God als een rechter - God vergeeft - God die alles ziet
- God als een herder - God geneest - God die niet bestaat
- God als een wijngaardenier - God is genadig - God die meeleeft
- God als licht - God is geduldig - Straffende god
- God als bruidegom - God is groot in zijn liefde - God die bij je is
- God als wetgever - God heeft medelijden
- God als bevrijder - God voorziet je van geluk
1
, In de Bijbel In de Tenach In de Koran
Christendom Jodendom Islam
Christendom: Jodendom: Islam:
→ Jezus is het inspirerende voorbeeld → Geen abstracte geloofsuitspraken maar dingen die → 99 Namen voor Allah
→ Verhalen over Jezus = tweede deel van de Bijbel God doet - De meest barmhartige
- De bron van vrede
(Nieuwe testament) - Hij heeft de wereld geschapen
- De schepper
→ Voor Jezus is God een liefdevolle vader die alles - Hij koos de vaderen uit - De rechter
voor zijn zoon wil doen - Hij verloste het volk van Israël - De beschermer
⇒ Hij wordt gezien als een persoonlijke God en niet - De levengevende
Jezus noemt zichzelf: als kracht - De vergelder
- levend brood - …
- licht der wereld Werkelijke naam van de God van Israël= Jahweh ⇒ Deze namen belichten verschillende facetten van
Allah
- de deur → In het Hebreeuws = JHWH
- de goed herder → Betekenis = Ik ben die is Er worden geen afbeeldingen van God toegestaan in
- de verrijzenis van en het leven → Men spreekt over de heer de Islam.
- de weg, de waarheid en het leven → Joden noemen hem de enige schepper van het → God kan niet opgevat worden als een afbeelding.
- de wijnstok heelal, heer van alle dingen → In moskeeën zijn er geen beelden en schilderijen.
Allah = Arabische voor voor God
2
,1.2) Letterlijk en symbolisch geloven
1.2.1) Eerste en tweede naïviteit
Eerste naïviteit = beeldspraak letterlijk voorstellen
→ naïef denken of letterlijk geloven
→ Bijvoorbeeld: kaarsje doen branden bij het maken van een examen
Tweede naïviteit = symbolische beeldspraak
→ Kracht van mythen, verhalen en symbolen die kunnen uitdrukken wat beschrijvende taal niet altijd kan.
→ Men laat zich raken en verwonderen maar tegelijk integreert men de kritische inzichten in een mature
geloofsact
→ De ontstaanscontext helpt om de betekenis van verhalen op het spoor te komen.
1.2.2) Ontwikkeling van het godsbeeld
Er is een psychologische God die verschilt van het beeld dat de religies van God voorhouden.
→ Ook als je niet gelovig bent.
Antropomorf godsbeeld = God als oude man, met baard, in de wolken,...
Een God met menselijke - Antropomorfe trekken
trekken - God wordt voorgesteld als menselijk figuur, woont in de wolken en
communiceert met de mensen.
- Hij is een soort supermens met magische krachten.
Een vergeestelijking - Door de ontwikkeling van het denken bij kinderen, komt er een wijziging in
de voorstelling van God.
- Er ontstaat onzekerheid over de manier waarop God bestaat, hoe hij
spreekt, hoe hij met mensen communiceert,...
- God is niet meer zo zelfsprekend als voordien.
Crisis - Rond 10 jaar = Crisis ten aanzien van de geloofsvoorstelling.
- Alles wordt onzeker en onduidelijk
- God zijn kwaliteiten liggen in een onvoorstelbare en onoverzienbare orde
van grootte (hij kan alles, hij is overal, hij weet alles)
- Rond 12 jaar = Kind voelt aan dat het niet klopt.
- Hij is geen verzekeraar, kan niet alles, je merkt weinig van hem, bidden
haalt niet altijd iets uit, er gebeuren dingen die ook God niet zou willen...
Denken in symbolische - Kind verliest zijn/haar kinderlijke godsbeeld met mensvormige trekken.
en abstracte termen - Over God beginnen spreken met symbolische en abstracte termen.
- Toch blijven er nog antropomorfe trekken bestaan: hij is een geest, is zoals
lucht, een wolk, wind of adem.
- De vraag of hij wel effectief bestaat en hoe komt naar boven.
Tweede naïviteit - Kinderen zijn op weg naar een geestelijk godsbeeld dat de confrontatie
met het kritisch denken en met de werkelijkheid van onze wereld dient te
integreren.
3
, 1.3) Rituelen
Artikel: Over rituelen, hun zin en betekenis. Een antwoord op de wond(er)en des levens.
Samengevat:
Denk na over volgende vragen:
- Wat is een ritueel?
- Waarom gebruiken we rituelen?
- Leg uit: Rituelen geven structuur en zijn een kanaal.
- Leg uit: Condenseren van betekenis.
- Leg uit: De handelingen zijn gestileerd.
- Leg uit: Mensen zijn rituele wezens.
Er bestaan zeer veel betekenissen van het woord ‘ritueel’.
Neanske Tuinman (ritueelbegeleidster): Een ritueel is een geheel van gestileerde handelingen waarmee
mensen op symbolische wijze uiting, ordening en zin geven aan een belangrijke gebeurtenis in hun leven.
Een gestileerd en symbolisch geheel:
Een ritueel is een geheel, het moet samenhangen. Handelingen zijn niet zomaar inwisselbaar en zelfs binnen
een ritueel niet zomaar verwisselbaar. Spreken = performatieve taal, een soort handelen. Rituelen geven
structuur en ze zijn een kanaal: je kan er emoties en gedachten in kwijt, je kan je liefde of gemis vormgeven, ja
kan iets dat er niet is aanwezig maken, zelfs aanspreekbaar en hanteerbaar, je kan dingen die niet in gewone
taal te vatten zijn toch naar buiten brengen. De handelingen zijn gestileerd. Je kan ze niet zomaar uitvoeren,
ze hebben een bepaalde vorm of stijl nodig. Bijvoorbeeld de kledij bij een uitvaart. Er is een wisselwerking
mogelijk: vorm, plaats en dergelijke kunnen de inhoud van een ritueel niet alleen ondersteunen maar ook
beïnvloeden. Stileren is meer dan stijl alleen, het gaat ook om vereenvoudigen en ontletterlijken, condenseren
van betekenis.
Structuur, uiting en zingeving:
We doen al deze dingen om uiting, ordening en zin te geven aan een belangrijke gebeurtenis. Rituelen geven
structuur. Het zijn ankerpunten in tijd. Ze zijn ook een kanaal. Je kan er je gedachten in ordenen en in kwijt.
Rituelen geven ritme aan het jaar, aan de seizoenen, maar ook aan het leven: ze bieden manieren om
overgangen te maken.
Uitknippen voor persoonlijk welzijn:
Rituele komen los van hun grotere kaders en worden voor ons persoonlijk welzijn ingezet. Er wordt gesproken
over instrumentalisering, therapeutisering en sentimentalisering. Rituelen doen twee zeer belangrijke zaken:
ze lijmen en ze gronden.
Gevoel van samenhorigheid:
De behoefte aan rituelen nam toe om een gevoel van samenhorigheid, een gedeeld waardenkader te
scheppen en te versterken. Het heeft een verbindend aspect.
Ruimte voor betekenis:
Betekenisgeving. Er ontstaat vaak een ruimte die gevuld wordt met betekenis. We bedenken wat we willen
uitdrukken, we staan letterlijk en figuurlijk stil bij heel wat verschillende aspecten.
Zoeken naar antwoorden:
De nood aan rituelen is niet bij iedereen even sterk, maar de zoektocht naar betekenisvolle antwoorden en
transformerende handelingen bij levensvragen en crisismomenten is universeel menselijk, en zo heeft elk
ritueel zijn boodschap en betekenis.
4