Moet jij je toelatingstoets voor aardrijkskunde nog halen? Dan is dit de perfecte samenvatting voor jou, alle informatie bij elkaar uit het boek Basiskennis Aardrijkskunde van Roger Baltus. Ik heb h'm in één keer gehaald!
Samenvatting Basiskennis Aardrijkskunde
Hoofdstuk 2 - De aarde
2.1 De aarde in het zonnestelsel
In ons zonnestelsel draaien 8 planeten, waaronder de aarde, om de zon. De aardbaan wordt in bijna 1 jaar
voltooid. Elk jaar heeft de aarde 6 extra uren nodig om het rondje om de zon af te maken. Om te
voorkomen dat onze kalender langzaam zou verschuiven wordt er daarom om de 4 jaar een extra dag
toegevoegd aan het eind van de maand februari. Zo’n jaar noemen we een schrikkeljaar. De aarde heeft 1
maan, die in ruim 27 dagen om de aarde draait.
Een derde deel van het aardoppervlak bestaat uit land en twee derde uit water. De landoppervlakten
bestaan uit 7 continenten: Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Antarctica. Oceanen liggen
tussen de continenten. Elke oceaan bestaat uit zout water en is op de vlakke gedeelten ongeveer 5 km
diep. Aan de randen van de continenten liggen gebieden die ondergelopen zijn met oceaanwater. Dit
noemen we een zee. Op de continenten ligt water in de vorm van sneeuw en (land)ijs, in meren, rivieren
en in grondwater. Dit water bevat in vergelijking met het oceaan-en zeewater zoet water.
2.2 Geografische coordinaten en tijdzones
Om precies te kunnen zeggen waar een bepaald punt zich op aarde bevindt, gebruiken we geografische
coördinaten.
De evenaar verdeelt de aarde in 2 delen: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. Lijnen die
parallel aan de evenaar lopen heten breedtecirkels of parallellen. Als een plek dicht bij de evenaar ligt, dan
spreek je van lage breedte. Dicht bij een pool spreek je van hoge breedte. Als je ten noorden van de
evenaar komt, is het noorderbreedte. En als je ten zuiden komt, noemen we het zuiderbreedte.
Lijnen die van pool tot pool lopen heten meridianen. De meridianen snijden elkaar in de Noordpool en in
de Zuidpool. Bij de evenaar liggen zij het verst uit elkaar. Er zijn in totaal 360 meridianen, die we aanduiden
in graden.
De aarde draait in 24 uur (een etmaal) tegen de klok in rond haar as. De aardrotatie veroorzaakt dag en
nacht. Door de draaiing van de aarde komt de zon op in het oosten en gaat ze onder in het westen. Om
goede afspraken over de tijd te maken is de aarde verdeeld in 24 tijdzones. Een tijdzone komt overeen met
15 lengtegraden.
2.3 De seizoenen: zomer, herfst. winter en lente
De aardas staat niet recht, maar scheef en bovendien altijd naar dezelfde kant toegekeerd wanneer de
aarde om de zon draait. Daardoor ontstaan seizoenen. Het noordelijk halfrond staat in juni naar de zon
toegekeerd; de dagen zijn langer dan de nachten en de zon staat hoog aan de hemel. Het is zomer. In
december staat het noordelijk halfrond van de zon afgekeerd; de dagen zijn dan juist korter dan de nachten
en de zon staat laag aan de hemel. Het is winter. Tussen het zomer- en winterseizoen zijn de
overgangsseizoenen (herfst en lente). Op het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen tegengesteld ten opzichte
van het noordelijk halfrond.
2.4 De getijden: vloed en eb
,Het oceaan- en zeewater staat onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan, de zon en een kracht
die ontstaat door de draaiing van de aarde. De totale aantrekkingskracht is een optelsom van deze
krachten. Het gevolg is dat er op aarde als het ware 2 bulten ontstaan waar het water wordt aangetrokken.
Daar is het vloed met de hoogste waterstand. Tussen die 2 bulten liggen 2 gebieden war juist minder water
is. Daar is het eb met de laagste waterstand. Omdat er 2 gebieden met vloed en 2 gebieden met eb zijn op
aarde, wordt het dus 2 keer vloed en 2 eb in 24 uur. Dat betekent dat een getij ongeveer 6 uur duurt.
In oceanen, zeeën en zee-inhammen zijn getijden merkbaar. Bij inhammen van ondiepe zeeën is het
getijdeverschil het grootst. De ondiepe Waddenzee valt bij eb zelfs deels droog.
2.5 Endogene krachten
Endogene krachten zijn krachten die van binnenuit op de aardkorst werken.
Continentbewegingen
De dunne aardkorst drijft op magma uit de onderliggende mantel. Door de stroming in de magma bewegen
de continenten voortdurend. Waar aardplaten uit elkaar bewegen, ontstaat nieuwe aardkorst en opent
zich een oceaan. Waar aardplaten zich naar elkaar toe bewegen, verdwijnt er aardkorst. Onder water
bevindt zich hier een vulkanische gebergteketen: de oceanische rug.
Waar zeebodemkorst en continentkorst naar elkaar toe bewegen duikt de zeebodem onder de
continentkorst (subductie). Hier ontstaat een enorme diepe zee: een trog. Dat zie je bijvoorbeeld langs de
westkust van West-Amerika. Aan de achterzijde van de trog ontstaan gebergten: enerzijds door plooiing, en
anderzijds doordat zeebodem opsmelt, uitzet en vervolgens naar boven beweegt. Aan de oppervlakte
aangekomen vormt de lava vulkanen (de Andes). Waar 2 continentkorsten tegen elkaar botsen, ontstaat
plooiingsgebergte (de Alpen en de Himalaya).
Aardbevingen, vulkanen en vulkanische verschijnselen
Door de bewegingen van de aardplaten ontstaan langs breuklijnen aardbevingen, vulkanen en andere
vulkanische verschijnselen.
De beweging van de continenten gaat langs de randen door de wrijving schoksgewijs: een aardbeving. Daar
waar een schok in zee of in een oceaan plaatsvindt, spreken we van een zeebeving. Water wordt tientallen
centimeters ineens omhoog gestuwd. Wanneer deze lage maar brede golf aan land komt, wordt de
horizontale energie omgezet in verticale energie en ontstaat bij de branding een hoge vloedgolf (tsunami).
Rondom de Grote Oceaan komen de meeste aardbevingen en tsunami’s voor (de Ring of Fire).
Langs breuklijnen kunnen vulkanen en/of vulkanische verschijnselen voorkomen:
- Kegelvulkaan: stroperige magma uit de aardkorst, bijvoorbeeld bij de Etna en de Vesuvius. De
stroperige magma vormt bij elke uitbarsting een nieuwe laag die op de vulkaan blijft liggen
(stollingsgesteente).
- Schildvulkanen: vloeibare magma rechtstreeks uit de mantel, zoals op Hawaï.
- Hot spot: een vaste gloeiendhete plek in de aardmantel waar voortdurend magma naar boven
komt. Dit is een vulkanisch eiland. Doordat de zeebodem opschuift, schuift de vulkaan op en dooft
deze uit. Boven de hot spot ontstaat steeds een nieuwe vulkaan, een vulkaaneilandenreeks.
Bij breuklijnen en vulkanen horen vulkanische verschijnselen zoals warmwaterbronnen, geisers,
gloeiendhete stoom en zwaveldamp.
Horsten en slenken
, Door endogene krachten is de aardkorst voortdurend in bewegingen. Door rek en druk op de aardkorst
kunnen ook op de aardplaten zelf breuklijnen ontstaan. Hierdoor kunnen delen van de aardkorst langzaam
wegzakken. Zo’n wegzakkend gebeid tussen 2 breuklijnen in noemen we een slenk. De delen die blijven
staan of zelfs naar boven bewegen noemen we een horst.
2.6 Exogene krachten
Exogene krachten zijn krachten die van buitenaf op de aardkorst inwerken.
Verwering
Gesteente kan verweren door 2 processen:
- Mechanisch, als gevolg van het weer. Bij hoge temperatuur zet gesteente uit en bij lage
temperatuur krimpt het in. Het gesteente verbrokkelt.
- Chemisch, als gevolg van oplossing door zuren. Bijvoorbeeld door bosrijke grond komen zuren in
het grondwater. Daardoor lossen de gesteenten op. Een voorbeeld zijn de druipsteengrotten in
kalksteen.
Erosie
Erosie is de uitschurende werking die optreedt bij transport van sediment (zand, grind, keien) door de
zwaartekracht, door gletsjerijs (dal, fjord, meer), door water (van beken, rivieren of de zee), of door de
wind. Gletsjers en rivieren slijpen zelfs hele dalen uit. Het gesteente dat wordt meegevoerd tijdens het
transport is steeds kleiner: keien worden grind en grind wordt zand. Waar het gesteente wordt afgezet,
spreken we van afzettingsgesteente ofwel sedimentgesteente. Gesteente dat door verwering los is geraakt,
valt door de zwaartekracht naar beneden. Daarbij slaan de golven van de zee verweerde en loszittende
rotsen weg.
De gesteentekringloop
Er zijn 3 hoofdgesteenten: stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten. De
hoofdgesteentesoorten kunnen door endogene en exogene processen in elkaar overgaan, bijvoorbeeld van
stollingsgesteente naar (vast) sedimentgesteente naar metamorfe gesteente.
De aardkorst werd oorspronkelijk gevormd uit stollingsgesteente, zoals graniet en basalt. Alle
gesteentesoorten kunnen verweren en daarna worden meegevoerd en afgezet door de zwaartekracht,
gletsjerijs, wind of door een rivier.
Voorbeelden van sedimentgesteenten zijn keien, grind, zand en klei. Ook resten van planten en dieren,
zoals kalk, veen en olie.
Wanneer sediment- of stollingsgesteenten door exogene krachten als sedimentatie diep in de ondergrond
terechtkomen, kunnen ze in de loop der miljoenen jaren door de hogedruk en hoge temperaturen die hier
van binnenuit (endogeen) heerst een metamorfose ondergaan. Zo ontstaat metamorf gesteente.
Bij het ontstaan van een metamorf gesteente verandert het gesteente onherkenbaar. Bijvoorbeeld klei
wordt eerst kleisteen (vast sedimentgesteente) en verandert uiteindelijk in leisteen. Kalk wordt eerst
kalksteen en verandert uiteindelijk in marmer. Veen wordt bruinkool en daarna steenkool.
Hoofdstuk 3 – Weer, klimaat en landschappen op aarde
3.1 Het weer
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tessspil1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.