m.vanham@sanquin.nl
In de colleges komen figuren van boek. Deze figuren moet
je leren en de legenda die erbij staat. Dus hoeft niet de
bladzijdes te lezen.
Immunologie bestaat uit aangeboren en verworven
immuniteit. Aangeboren zijn cellen die al klaarliggen of
heel snel kunnen reageren. Gaan meteen reageren.
Hebt ook cellen die vanuit weefsels komen. En als laatste
cellen die specifiek gemaakt worden, moeten aangezet
worden. Dus dit duurt veel langer.
Virussen, bacteriën, schimmels en parasieten → zijn de pathogenen.
Bij verschillende pathogenen werken verschillende cellen.
Verschillende cellen tegen pathogenen → fagocyterende cellen
- Macrofagen zijn mature monocyten
- Dendritische cellen
- Neutrofielen
Alles begint bijna altijd bij doordringen in weefsels. Dus eerste immuunrespons is
lokaal van cellen die al klaar liggen → macrofagen bij bacteriën. Monocyten gaan
door bloedwand en gaan in weefsels zitten, hier differentiëren ze tot macrofagen.
Macrofagen zijn lang-levend
Daarnaast ook dendritische cellen. Hoofddoel is opnemen, afbreken en vertrekken
naar lymfeknopen om daar T cellen te activeren.
- Zijn fagocytair in immature vorm in weefsels
Als laatste zijn neutrofielen. Zijn kortlevend en worden extra aangemaakt tijdens
infectie. Bij infectie raakt bloedvatwand ontstoken en neutrofielen gaan er dan
naartoe. Dus migreren van bloed naar infectie. Scheiden toxische moleculen af die
pathogeen doden, maar komt ook in weefsel terecht dus mag niet te lang duren.
Eosinofielen, basofielen, mestcellen zijn secretoire cellen (tegen parasieten)
- Liggen al cellen al klaar (mestcellen; lang-levend). Als ze in contact komen
met pathogeen vind secretie stoffen uit granules plaats; gaan dan dood
- Betrokken bij anti-parasitaire respons en allergie
- Geven ook reacties in ons eigen lichaam om parasiet uit te drijven. Dus veel
vocht produceren in hoop dat het dan mee gaat
- Gebeurt ook bij allergie → bij onschuldige infectie
,Eosinofielen en basofielen zijn kortlevend en komen nauwelijks voor in normale
toestand in de circulatie. Worden extra gemaakt tijdens infectie. Gaan vanuit bloed
naar plek van de infectie en na activatie secretie van de granules.
ILCs (innate lymphoid cells) en NKs behoren tot aangeboren immuunsysteem
- NK zijn specifiek in doden eigen cellen als ze geïnfecteerd zijn met virussen, en
soms ook eigen kanker cellen
Interactie aangeboren en adaptieve immuunsysteem.
- Als er geen aangeboren immuunsysteem is/niet goed werkt, delen
pathogenen te veel. Deelt tot veelte ver en bent dan al dood voor
adaptieve immuunsysteem in werking treedt
- Bij slechte werking adaptieve immuunsysteem wordt pathogeen niet
gedood. Aangeboren immuunsysteem is niet krachtig genoeg om te doden.
Aangeboren immuunsysteem
- Lekken vaak een deel toxische stoffen naar buiten → weefselschade
- Zijn heel aspecifiek
- Overreactiviteit zorgt voor blijvende schade
Dus adaptieve immuunsysteem moet dan aangeboren immuunsysteem helpen om
zo schade te voorkomen. Zorgt heel efficiënt dat pathogeen gedood wordt
Adaptieve immuunsysteem
- B cellen
o Na crosslinking van B cel receptor (BCR) door specifiek antigen
differentieert B cel tot plasmacel
o Functie; productie antigeen specifieke antilichamen
- T cellen
o Na crosslinking van T cel receptor (TCR) door specifiek MHC/antigeen
peptide complex differentieert T cel tot effector T cel
o Functies
▪ CD8 T celen worden cytotoxische T cellen (CTL)
▪ CD4 T cellen worden T helper (Th) cellen voor hulp
- B en T cellen liggen in lymfeklieren
- Zijn heel specifiek, dus herkennen maar 1 soort pathogeen
Dikke lymfe betekent dat er snelle deling B en T cellen plaatsvind. Lymfevaten
zorgen voor goede communicatie tussen afweersysteem.
T cellen en antistoffen kunnen ook op plek van infectie terecht om aangeboren
immuunsysteem te helpen.
Infectie begint met ontsteking
- Verschijnselen
o Rode plek
▪ lokaal worden cellen geactiveerd
en cytokines en chemokines
uitscheiden. Treedt vaatverwijding op en daardoor kunnen
cellen door bloedvatwand heen om tot plek infectie te komen.
Dus vaten zetten uit en is dus meer bloed in dit gebied
2
, o Koorts
▪ Cytokines geven koortsreactie (hersenen en lever)
o Zwellen
▪ Gaan allemaal cellen en vloeistof de ontsteking in
o Warmte
Dendritische cellen zetten specifieke immuunsysteem aan
1. DC neemt antigen
a. Door signaal gaat die differentiëren en kan dan door weefsel lopen
2. Activatie door binding van PAMPs (pathogen-associated molecular patterns)
aan PRRs (pattern recognition receptors) → onderscheid tussen eigen en niet-
eigen
a. Geldt voor activatie alle aangeboren immuuncellen
b. Bekendste zijn Tol like receptors (TLR)
3. Activeert dan T cellen in lymfeklieren
T cellen gaan dan via bloed naar infectie en herkennen daar dan ook de infectie
cellen. Daarna ook antistoffen naar plek infectie.
In lymfeknopen heb je plekken waar B cellen liggen en ander gebied heeft T cellen
Lymfeknoop
- T cel activatie
- Alle verschillende T cellen liggen in lymfeknoop en wacht op DC
- DC zet pathogeen op MHC eiwit en presenteert dit
- Gaat naar T cel gebied en gaat interactie aan met T cellen. TCR gaat kijken
of het past. Als het niet past laat die los. Past het wel dan vind er binding
plaats. Geven allemaal interacties naar elkaar waardoor T cel geactiveerd
wordt en gaat delen. DC laat ook weten wat voor soort T cel het moet
worden.
- Na paar dagen zijn er heel veel cellen en gaan deze dan via bloed naar plek
van infectie en gaan lokaal macrofagen hebben
- Tegelijk komt er een stukje pathogeen in lymfeknoop en dit zet B cellen aan
tot activatie
CD4 en CD8 cellen worden een bepaald soort T cel; dus zijn niet hetzelfde
Cytotoxische cellen; doden virus geïnfecteerde cellen
Th1; helpen macrofagen
Zijn soort T cellen die achterblijven om dan B cellen te helpen met activatie.
Elke T cel heeft maar één soort TCR, dus is maar tegen een soort pathogeen.
Vorming T cellen zijn random. Zijn soms zelf-reactief, worden eruit geselecteerd
(klonale deletie). Als T cel eigen antigeen herkent wordt die gedood. Overgebleven
T cellen gaan naar lymfeklieren. Als het wel eigen antigeen herkent geeft het auto-
immuun. Alleen geactiveerde T cellen door DC gaan meer cellen maken (klonale
expansie)
Elke B cel heeft specifieke BCR dus is net als T cel heel specifiek. B cel differentieert
tot plasma cel (effector) en gaat antistoffen uitscheiden.
3
, BCR herkent hele stukken eiwitten van pathogeen. Wordt aangezet door stuk
pathogeen dat in lymfeknoop terecht komt. Gaat dan delen en gaan dan antistof
producerende cellen maken (plasmacellen). Plasmacellen gaan via bloedbaan
naar beenmerg. Hier slaan ze zichzelf op en kunnen antistoffen uitscheiden die in
ons lichaam terecht komen. Niet alle plasmacellen halen het beenmerg.
CD8 → cytotoxische cellen
- Gaan naar periferie en gaan daar kijken met TCR welke peptide er wordt
gepresenteerd. Bij herkenning zorgt het voor uitscheiden cytotoxische
moleculen in cel en zorgt dan voor apoptose
- Doen dit via synaps; heel specifiek tegen maar één cel
- Spelen rol bij virussen. Doden eigen cellen die geïnfecteerd zijn door virussen
CD4 → helper cellen
- Krijgt te horen wat voor helper cel het moet worden via DC
- Th1 cel gaat kijken of hij macrofaag herkent die bacterie presenteert. Bij
herkenning gaat th1 cel de macrofaag helpen met opruimen. Geeft
macrofaag power om beter te doden en op te ruimen
- Geeft alle aangeboren cellen een kick waardoor ze effectiever worden
- Elke helper cel heeft eigen rol
Antistoffen
- Uitgescheiden antistoffen hebben dezelfde specificiteit als de antigeen
herkennende BCR op de oorspronkelijke B cel
- BCR is dus membraangebonden antistof, wordt later in zelfde voor door
plasmacel uitgescheiden
- Worden o.a. op slijmoppervlakten uitgescheiden → bij binnenkomst virus
wordt meteen gebonden door allemaal antistoffen en kan dus eigen cel niet
meer kan infecteren → neutralisatie
- Kunnen na binding pathogeen het complement systeem activeren. Kan dan
beter doden. Wordt dus geholpen door antistoffen
- Staart antistof bepaald wat antistof gaat doen, kan herkend worden door
receptoren op fagocyterende cellen. Macrofagen kan dan makkelijker
fagocyteren
Adaptieve immuunsysteem zorgt dus voor boost van aangeboren immuunsysteem
Klonale geheugen vorming
- Naïeve cellen worden effector cellen. Na tijdje gaan die dood. Maar worden
ook een paar andere cellen geproduceerd en dat zijn memory cellen
- Bij her-infectie is er een snellere respons van B cellen en T cellen
- Vaccinatie zorgt ervoor dat mensen geheugen cellen aanmaken en dus bij
echte infectie zorgen voor snelle respons
o Wordt alleen gemaakt voor ziekteverwekker die gevaarlijk zijn, dus als
het dodelijk is of later voor veel schade zorgt
o Krijgen dat stukken primaire antigeen ingespoten
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lucavaneick. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.