KRACHTIG LEREN CREËREN: KIJKEN NAAR
KINDEREN EN SCHOLEN 1
Deel 1: kennismaking met kwaliteitsvolle onderwijs
INLEIDING
à Je bekijkt alles vanuit een ander bril
à Denk aan de beste leerkracht die je ooit hebt gehad en vertel wat hij of zij zo goed
maakte
ð Een goede leerkracht is een goed mens, we zorgen als leerkracht ervoor dat de
leerlingen zich goed voelen bij je
Een leerkracht moet hebben:
1. Uitdagen
à Het is belangrijk, door te werken in zone naastenontwikkeling, je kijkt hoe de
klas in elkaar zit (bijvoorbeeld bij wiskunde: goud, zilver, brons)
à Dit is ontwikkeld door een Russische psycholoog, hij vindt dat je opdrachten moet
maken voor de leerlingen die niet te moeilijk zijn maar ook niet te makkelijk
à Een voorbeeld van zo een opdracht = je vraagt aan de leerlingen om appel te
plukken van de boom, dat is onmogelijk zonder een steun in de rug. Jij ziet daar
een trappetje liggen dus ga jij je leerlingen helpen om op dat trappetje te komen
en een appel te plukken.
2. Passie
à Het is heel belangrijk omdat je enthousiasme nodig hebt om alle activiteiten te
doen etc., je bent een voorbeeldfunctie voor de leerlingen.
3. Welbevinden
4. Betrokkenheid
De essentie van een goede leerkracht: kinderen leren wat zelfstandigheid is maar wel altijd
in de buurt blijven van de leerlingen. Zorg voor een aangenaam klasklimaat, kinderen
moeten zich goed voelen in de klas. Ze moeten het gevoel hebben dat ze de leerkracht
kunnen vertrouwen, welbevinden van de leerling staat vooraan.
Examenvraag: ‘zone of proximal development’ uitleggen adhv. Een concreet voorbeeld
ð In plaats van de oplossing direct te geven; ga je als leerkracht de stapjes vanaf het
begin weer uileggen, overlopen (denkvragen stellen) zodat de leerlingen zelf bij de
oplossing kunnen geraken
Je eigen visie op goed onderwijs:
1. Wat is voor jou goed onderwijs?
2. Wanneer is onderwijs goed?
3. Wat is kenmerkend voor goed onderwijs?
4. Waar streef je naar als leerkracht?
à Je moet de juiste verhouding vinden tussen leren en plezier maken, zich goed voelen
à Een goede voorbereiding
à De kinderen iets bijleren en zelf kunnen uitleggen/ vertellen in eigen woorden
1
,HOOFDSTUK 1: VISIES OP ONDERWIJS
1. Visie ‘KRACHTIGE LEEROMGEVING’
1.1 Defini)e ‘Krach)ge leeromgeving’
à Leeromgeving = een omgeving (school, klas, gezin, kinderopvang, jeugdbeweging, …)
waarin materialen, begeleidingsvormen en maatregelen aanwezig zijn om het (brede) leren
van personen te ondersteunen. Onder ‘leren’ verstaan we het ontstaan of tot stand brengen
van relatief duurzame veranderingen in kennis, vaardigheden en houdingen.
Goed onderwijs:
1. Het uitbouwen/creëren van krachtige leeromgeving
2. Het uitbouwen/creëren van een ‘kwaliteitsvolle ervaring’ (kwaliteiten: welbevinden
+ betrokkenheid
3. Fundamenteel leren via uitdagen van leerlingen
4. Ontwikkelen van een krachtige leeromgeving waarin de lerende geleidelijk aan
beter in staat is zelfstandig te handelen/leren
1.1.1 Actor ‘Leerling’
à De belangrijkste actor in een krachtige leeromgeving is een leerling/het kind.
à In de meeste situaties waarin een kind terechtkomt, zijn kennis, inzicht, vaardigheden
en attitudes nauw met elkaar verweven. (Om in een bepaalde situatie goed te functioneren,
heb je immers niet enkel een bepaalde vaardigheid nodig, maar moet je ook vaak dingen
weten of inzien. Bovendien moet je sommige zaken ook nog willen en durven) Het
samengaan van dit kennen, kunnen en zijn maakt dat je competenties ontwikkelt
à Leerlingen moeten tegen het einde van het zesde leerjaar over een aantal competenties
beschikken dat noemt eindtermen
Bijvoorbeeld: de weg uitleggen aan ene vriend, de vragen en opdrachten van de leerkracht
kunnen begrijpen, kunnen schatten of het wisselgeld klopt, regels kunnen afspreken bij
een spel, muziek beluisteren, …
à Eindtermen zijn minimumdoelen die de overheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor
een bepaalde leerlingengroep
2
,1.1.2 Actor ‘Leerkracht’
à Een andere belangrijke actor is natuurlijk de leerkracht. Het is de verantwoordelijkheid
om een krachtige leeromgeving te scheppen waarin de leerling en leerkracht optimaal
kunnen functioneren.
à Bij het afstuderen moeten de leerkracht een aantal basis competenties beheersen
à De overheid ontwikkelde in dit kader enerzijds de domein specifieke leerresultaten
(DLR’s), vertaald door de lerarenopleiding in opleiding specifieke leerresultaten (OLR’s) en
anderzijds een beroepsprofiel
à DLR’s -> geven eisen aan welke eisen het onderwijs en de maatschappij stellen aan pas
afgestudeerde leraren. Of met andere woorden de DLR’s omschrijven welke kennis,
vaardigheden en attitudes van beginnende leraar verwacht worden.
à OLR’s -> zijn concretiseringen en aanvullingen op de expliciteren en concretiseren in
OLR’s. Zij geven op concreet niveau weer over welke kennis, vaardigheden en attitudes
een afgestuurde leerkracht moet beschikken
à Beroepsprofiel -> omschrijft de kennis, vaardigheden en attitudes waarover een ervaren
leerkracht moet beschikken. Door de DLR’s en de beroepsprofielen te ontwikkelen, geeft
de overheid aan dat van een pas afgestudeerde leraar niet hetzelfde niveau van
beroepsuitoefening als van een leraar met enige ervaring verwacht kan worden. Hiermee
wordt dat ‘leraar zijn’ een proces van levenslang leren is.
à Twee grote stukken waar alles omdraait = leerling en leraar
à Eindtermen voor leerlingen = elke school moet leerdoelen behalen tegen het einde van
het zesde leerjaar, daarom krijgen scholen een inspectie om te zien of alles goed genoeg
is (duurt een week) als dit niet in orde is dan moet de school sluiten
à Eindtermen voor leraren = de leraren moeten de competenties kunnen zodat ze leraren
kunnen worden
à Midden balk is verdeeld onder: aanpak, proces, effect
Als je geëvalueerd wordt dan wordt er gekeken naar de drie onderdelen
1. Beginsituatie
ð Wat weten de kinderen Je moet een goede voorbereiding maken voor welke les
je gaat geven (zien of dat het de eerste les is of dat het 3de les is)
Wat kunnen en kennen de leerlingen al over het onderwerp
2. Doelen (wat wil ik dat de leerlingen leren)
ð Wat wil ik dat de leerlingen kunnen aan het einde van de les?
3. Evaluatie
ð Hoe wordt het toegepast? In bv een groepswerk, toets, …
Examenvraag: alle OLR kennen en uitleggen = eindtermen van leraar
Examenvraag: geef een voorbeeld van een moment waarop de leerkracht optreedt als
opvoeder?
Examenvraag: geef een voorbeeld van een moment waarop de leerkracht optreedt als
inhoudelijk expert? = een leerkracht die uitlegt hoe de ruimte in elkaar zit
1.1.3 Didac)sche pijlers
De leerlingen en de leerkrachten zijn de belangrijkste actoren in de leeromgeving. Een
leeromgeving is echter maar krachtig als ze voldoet aan de volgende didactische pijler:
1. Leerlingeninitiatief
2. Samenwerkend leren en (inter)activiteit
3. Positief en motiverend klas- en schoolklimaat
4. Betekenisvol
5. Aanschouwelijk
6. Differentiatie
7. Herhalingen en gelijkheid
8. Zelfstandig en zelfgestuurd leren
3
, 1.2 Aanpak – proces – effect
Dit staat centraal in het model ‘krachtige leeromgeving’. Het is ontwikkeld door Ferre
Laevers binnen het ervaringsgericht proces. Volgens dit schema zijn er drie invalshoeken
om naar het onderwijs te kijken.
1. Aanpak
ð Heeft de leerkracht een goed zicht op de beginsituatie van de kinderen?
Welke materialen worden gebruikt? Is de leerstof op maat van de
kinderen? Hoe zijn de onderwijsleeractiviteiten? Dit zijn zowel de
dingen die jij doet als leerkracht als wat leerlingen doen. Welke
werkvormen worden er gebruikt?
2. Proces
ð Kijken naar de betrokkenheid van de leerlingen. Wat doen de leerlingen
tijdens de les?
3. Effect
ð Op basis van de resultaten van een toets kan je zien welk effect jouw
les heeft gehad op de kinderen
Examenvraag: vanuit welke invalshoek wordt er hier over gesproken over het onderwijs
2. Visie ERVARINGSGERICHT KIJKEN NAAR ONDERWIJS
2.1 Aanpakzijde
Om een krachtige leeromgeving te realiseren stelt de leerkracht een welbepaalde aanpak
voorop.
à Pedagogische aanpak
= de leerkracht zal op een bepaalde manier omgaan met de leerlingen
à Didactische aanpak
= rekening houdend met de beginsituatie en de doelen
Voorbereiding van de onderwijsleersituatie waar de leerkracht over nadenkt:
à Didactische beginsituatie
à Doelen
à Evaluatie
à Leerinhouden
à Onderwijsleeractiviteiten
à Groeperingswijzen
à Onderwijsleermiddelen
Centraal: HOE-VRAAG
à Hoe moet de leerkracht te werk gaan?
à Welke aanpak en didactiek stelt men voorop en hoe zit met de realisatie ervan?
2.2 Effectzijde
Onderwijs dient iets op te leveren
àDoor het opzetten van krachtige leeromgeving treedt er een vergadering op in de
competenties van leerlingen
à Met andere woorden: een leerkracht streeft ernaar om bepaalde effecten bij de
leerlingen te realiseren
Meetpunt voor kwaliteit
à Is niet gelijk aan onderwijsvoorziening
à Is gelijk aan output
4