samenvatting vreemdelingenrecht en rechtsbescherming
Tout pour ce livre (2)
École, étude et sujet
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
HBO Sociaal Juridische Dienstverlening
Wetsuitvoerder 1
Tous les documents sur ce sujet (3)
2
revues
Par: maudytuinstra • 6 jours de cela
Par: mmvanderweide78 • 1 semaine de cela
Vendeur
S'abonner
michellekruiter
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoofdzaken vreemdelingenrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Systeem vreemdelingenrecht
Naast de bronnen van het vreemdelingenrecht is ook de Awb van belang in het vreemdelingenrecht,
aangezien het vreemdelingenrecht onderdeel is van het bestuursrecht. Van bepalingen van de Awb
mag alleen worden afgeweken bij wet. Het vreemdelingenrecht kent twee grove onderscheidingen.
Ten eerste kent het vreemdelingenrecht twee soorten verblijfsvergunningen: de verblijfsvergunning
regulier en de verblijfsvergunning asiel. Ten tweede kent het vreemdelingenrecht een onderscheid in
de duur van de verblijfsvergunning: de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en de
verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
1.2 De Vreemdelingenwet 2000
De wijzigingen die zijn doorgevoerd in de Vw 2000 zien voornamelijk op de asielprocedure. Ook is de
keuze destijds gemaakt om in de structuur van de wet een duidelijk onderscheid te maken tussen
regulier en asiel. Met de Vw 2000 is beoogd dat de regelgeving omtrent de asielprocedure dusdanig
wordt gewijzigd dat de langdurige onzekerheid voor asielzoekers over blijven of teruggaan door
betere en snellere procedures wordt beperkt. Sinds de invoering van de Vw 2000 leidt het niet
inwilligen van de beschikking van rechtswege tot beëindiging van de opvang en tot de mogelijkheid
om de vreemdeling te kunnen uitzetten, indien deze vreemdeling Nederland niet uit eigen beweging
verlaat.
Hoofdstuk 2 Bronnen Nederlands vreemdelingenrecht
Het vreemdelingenrecht kan worden gescheiden in twee soorten recht, het materiële en het formele
vreemdelingenrecht. Het materiële recht regelt de verblijfsrechten en de bijbehorende voorwaarden.
Het formele recht is het procedurele vreemdelingenrecht.
2.1 Nationale bronnen
De bronnen van het Nederlandse vreemdelingenrecht zijn de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), het
Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) en de
Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Op grond van art. 2 lid 2 Gw dient de toelating en de
uitzetting bij een wet in formele zin te worden geregeld. De Vw 2000 is de wet geworden. In de Vw
2000 wordt vaak verwezen naar een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hiermee wordt het
Vb 2000 bedoeld. Dit besluit is afgekondigd door de regering en bevat algemeen verbindende
voorschriften. In de Vw 2000 en het Vb 2000 wordt de minister vaak de bevoegdheid gegeven regels
of voorschriften te maken. Zonder deze uitdrukkelijke grondslag kan de minister geen regels
afkondigen. De regels die de minister heeft afgekondigd staan in het VV 2000, dit is een ministeriële
regeling. Op basis van art. 48 lid 2-3 Vw 2000 heeft de minister ook de bevoegdheid algemene en
bijzondere aanwijzingen te geven aan ambtenaren die belast zijn met grensbewaking en met het
vreemdelingentoezicht. Tevens heeft de minister de bevoegdheid om aanwijzingen te geven over de
inrichting van de werkprocessen en de bedrijfsvoering. Deze aanwijzingen staan in het Vb 2000 en in
de Vc 2000.
Regeling Vorm
Vreemdelingenwet 2000 Wet in formele zin
Vreemdelingenbesluit 2000 AMvB
Voorschrift Vreemdelingen 2000 Ministeriële regeling
Vreemdelingencirculaire 2000 Beleidsregels
2.2 Internationale bronnen
,Het Nederlandse vreemdelingenrecht wordt vooral door internationale verdragen en EU-recht
beïnvloed. Wanneer een verdrag wordt gesloten en geratificeerd verplichten de staten zich ten
opzichte van elkaar aan de bepalingen van het verdrag te houden. De individuele burger kan slechts
rechten en plichten aan een verdragsbepaling ontlenen wanneer deze bepaling rechtstreekse
werking voor de burger heeft. Voor het vreemdelingenrecht zijn daarbij het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Verdrag
betreffende de status van vluchtelingen (VN-vluchtelingenverdrag) van belang.
2.2.1 EU-recht (unierecht)
Het Europees recht bestaat uit primair recht en secundair recht. Primair recht is te vinden in het
Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU) en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Secundair recht is te
vinden in de verordeningen en richtlijnen die zijn gemaakt op basis van bevoegdheden uit het
verdrag. Doel van het EU-recht is vanaf het begin voornamelijk geweest om ervoor te zorgen dat
binnen de EU een vrije markt met vrije concurrentie bestaat en om belemmeringen daarvan te
verbieden. De Nederlandse regelgeving heeft het nog over gemeenschapsrecht en
gemeenschapsonderdaan. Ook vrij verkeer van personen is een doelstelling van de EU.
2.2.2 EU-recht met betrekking tot personen
Niet-Europese vreemdelingen (derdelanders) hebben pas recht om in Nederland te verblijven, als dat
aan hun bij beschikking van een bestuursorgaan is toegekend. Formeel is dit de Minister van
Veiligheid en Justitie. In de praktijk worden deze beslissingen genomen door medewerkers van de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het recht voor Europese burgers (unieburgers) daarentegen
vloeit rechtstreeks voort uit het EU-recht: als ze aan de in de regelgeving vermelde voorwaarden
voldoen, hebben ze recht om in de andere lidstaten te verblijven. Er is geen beschikking of
verblijfsvergunning van een bestuursorgaan nodig om die rechten te krijgen.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in 1999 zijn de bevoegdheden van de EU
uitgebreid ten opzichte van het maken van Europese regels omtrent de toelating en het verblijf van
onderdanen van derde landen. Op basis van deze bevoegdheid zijn inmiddels een behoorlijk aantal
richtlijnen en verordeningen in werking getreden. Het doel van deze richtlijnen en verordeningen is
om de nationale regels van de lidstaten omtrent het migratierecht te harmoniseren. Richtlijnen
worden omgezet in nationaal recht. Verordeningen hebben rechtstreekse werking en mogen daarom
niet omgezet worden in nationaal recht.
2.2.3 Mensenrechtenverdragen
Of bepalingen uit mensenrechtenverdragen rechtstreekse werking hebben ligt aan de visie die een
lidstaat op het verdragsrecht heeft. Nederland heeft de visie dat onderdanen een beroep kunnen
doen op een verdragsbepaling, indien de bepaling zich leent voor directe toepassing. Deze visie
wordt ook wel een monistische visie genoemd. Het internationale recht en het nationale recht
behoren volgens deze visie tot één rechtsorde. Een andere visie die een lidstaat kan hanteren is de
dualistische visie. Deze visie houdt in dat het internationale recht en het nationale recht als twee van
elkaar geheel onafhankelijke rechtsorden worden gezien. Het internationale recht kan slechts
doorwerken en burgers kunnen er dan een beroep op doen wanneer het in nationaal recht is
omgezet.
Hoofdstuk 3 Toegang en kort verblijf
Vreemdelingen kunnen grofweg in vier categorieën worden verdeeld. Vreemdelingen die maximaal
negentig dagen in Nederland willen verblijven voor bijvoorbeeld familiebezoek of vakantie vallen in
de categorie ‘kort verblijf’ (hoofdstuk 3). Vreemdelingen die hier langer willen verblijven vallen in de
categorie ‘lang verblijf’ en hebben een verblijfsvergunning regulier nodig (hoofdstuk 4). De burgers
,van de EU vallen in de categorie ‘Unieburgers’. Deze categorie wordt niet uitgebreid in dit boek
behandeld. De vreemdelingen die vluchten voor onmenselijke behandelingen en in Nederland
bescherming zoeken vallen in de categorie ‘verblijf als vluchteling of asielzoeker’ (hoofdstuk 5).
Unieburgers krijgen in beginsel toegang tot Nederland op vertoon van een paspoort of een
identiteitskaart. Toegang kan een unieburger slechts worden geweigerd om redenen van openbare
orde of veiligheid, dan wel volksgezondheid (art. 8.8 lid 1 en 2 Vb 2000). Vreemdelingen die geen
unieburger of burger van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland zijn, dienen gewoon te
voldoen aan de voorwaarden voor toegang. Deze voorwaarden worden in dit hoofdstuk behandeld
en daarna wordt ingegaan op de eerste categorie ‘kort verblijf’.
3.1 Toegang
Toegang is het feitelijk betreden van het Nederlands grondgebied, maar in het licht van de
Schengenregels houdt dit het feitelijk betreden van het gehele grondgebied van de Schengenstaten
in. De Schengenregels worden gevormd door de Schengengrenscode (SGC) en nog een paar
bepalingen van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO). Criteria voor het betreden van het
Schengengebied zijn vastgelegd in art. 5 SGC.
De SGC is van toepassing op iedereen die de binnen- of buitengrenzen van de lidstaten overschrijdt,
tenzij personen onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen of het vluchtelingen en personen die
om internationale bescherming verzoeken betreffen (art. 3 SGC). Wanneer een persoon onder de
SGC valt is deze van toepassing, indien de vreemdeling van plan is korter dan negentig dagen in een
periode van zes maanden te blijven en de vreemdeling is geen gemeenschapsonderdaan. Mocht de
vreemdeling langer dan negentig dagen in Nederland willen verblijven of de vreemdeling is geen
gemeenschapsonderdaan dan is de Vw 2000 van toepassing en de SGC niet. Hierna volgt een
stappenplan om te kijken welke regeling van toepassing is voor de toegang van een vreemdeling.
Stappen om te bepalen welke regeling van toepassing is:
1. Is de vreemdeling een gemeenschapsonderdaan?
Ja art. 8.8 jo. 8.7 Vb
Nee stap 2
2. Wil de vreemdeling korter dan negentig dagen in Nederland verblijven?
Ja art. 5 SGC
Nee art. 3 Vw
3. Is de vreemdeling een asielzoeker?
Ja art. 3 lid 3 Vw of art. 13 lid 1 SGC
Nee conclusie van stap 2 volgen
Indien een vreemdeling (geen gemeenschapsonderdaan) aan de buitengrens aangeeft asiel te willen
vragen in Nederland, dan zal zijn asielaanvraag in de grensprocedure worden getoetst. De
grensprocedure is vastgelegd in art. 3 lid 3-8 Vw 2000 jo. art. 3.109b Vb 2000. Tijdens de
grensprocedure kan de vreemdeling in grensbewaring worden gehouden (art. 6 lid 3 Vw 2000). Het
besluit omtrent de weigering van toegang tot Nederland wordt uitgesteld voor ten hoogste vier
weken. Tijdens deze termijn wordt bekeken of:
De asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat de Dublinverordening kan
worden toegepast en op basis daarvan een andere lidstaat binnen de EU verantwoordelijk is
voor de behandeling van het asielverzoek (art. 3 lid 3 sub a Vw)
De asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat er sprake is van een situatie
zoals bedoeld in art. 30a Vw
De asielaanvraag kennelijk ongegrond is op basis van art. 30b Vw (art. 3 lid 3 sub c Vw)
, Mocht de grensprocedure leiden tot niet-toelating van de vreemdeling, dan zal op grond van art. 3 lid
6 Vw 2000 de toegang tot Nederland worden geweigerd. In dit geval zal een vrijheidsontnemende
maatregel worden opgelegd zoals bedoeld in art. 6 lid 1 Vw 2000. Wanneer de vreemdeling toegang
tot Nederland krijgt, dan zal zijn asielaanvraag worden behandeld in de Algemene asielprocedure. De
grensprocedure geldt alleen voor vreemdelingen die zich melden aan de buitengrens met een
asielverzoek. Wanneer een vreemdeling op een andere manier Nederland binnenkomt en een
asielaanvraag wil doen, dan start de Algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum in Ter Apel.
3.2 Voorwaarden toegang
De voorwaarden voor toegang die voortvloeien uit de Vw 2000 komen grotendeels overeen met de
voorwaarden die worden gesteld aan toegang in de SGC. In art. 3 Vw 2000 staat dat de vreemdeling:
Een document voor grensoverschrijding dient te hebben
Eventueel in bezit dient te zijn van een geldig visum
Geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid dient te zijn
Dient te beschikken over voldoende middelen
Voorwaarden van art. 2.1 Vb en 2.11 Vb moet aantonen
Hieronder zullen de voorwaarden die voortvloeien uit de SGC worden besproken
3.2.1 Geldig grensoverschrijdingsdocument
In art. 5 lid 1 sub a SGC staat als voorwaarde dat de vreemdeling in het bezit dient te zijn van een
geldig document voor grensoverschrijding, dat zo nodig is voorzien van een geldig visum. Als
algemeen uitgangspunt wordt het paspoort als grensoverschrijdingsdocument gehanteerd. Daarom
wordt deze voorwaarde ook wel het paspoortvereiste genoemd. Het grensoverschrijdingsdocument
moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een door Nederland erkende staat. Tevens
dient het document te zijn voorzien van een pasfoto van de houder en moet ondertekend zijn door
de houder. De geldigheidsduur van het paspoort moet de duur van het voorgenomen verblijf
overschrijden.
3.2.2 Verblijfsdoel en verblijfsomstandigheden
De SGC bepaalt dat de vreemdeling het doel van het voorgenomen verblijf en de
verblijfsomstandigheden aannemelijk dient te maken. De vreemdeling moet ter staving hiervan alle
gegevens verstrekken en beschikbare documenten tonen (art. 5 lid 1 sub c SGC).
3.2.3 Voldoende middelen van bestaan
De middelen waarover de vreemdeling dient te beschikken zijn genoemd in art. 5 lid 1 sub c SGC. De
vreemdeling moet beschikken over voldoende middelen om te voorzien in zijn kosten van verblijf in
Nederland en om zijn reis te bekostigen naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang is
gewaarborgd. Of de middelen waarover de vreemdeling kan beschikken toereikend zijn hangt af van
verschillende factoren, waaronder de duur van het voorgenomen verblijf, het reisdoel, de
persoonlijke omstandigheden en de aard van het gebruikte vervoermiddel. Ter indicatie wordt
aangenomen dat vreemdelingen die zelfstandig reizen, moeten kunnen voorzien in de kosten van
hun verblijf en onderdak, hetgeen voor Nederland neerkomt op een bedrag van ten minste €34 per
persoon per dag (Vc A1/4.5).
3.2.4 Geen signalering in het Schengeninformatiesysteem
De vreemdeling mag niet voorkomen in het Schengeninformatiesysteem (art. 5 lid 1 sub d SGC). Dit is
een computersysteem waarin informatie staat over personen die geen recht hebben om in het
Schengengebied te verblijven of gezocht worden voor criminele activiteiten.
3.2.5 Geen gevaar voor openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid of internationale
betrekkingen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur michellekruiter. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,09. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.