Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Economie: module 7 Economische groei €5,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Economie: module 7 Economische groei

 24 vues  1 achat
  • Cours
  • Type

Dit is een samenvatting van economie over module 7 economische groei. Alle hoofdstukken en bijbehorende paragraven worden duidelijk beschreven. Boek: praktische economie module 7 Jaar: 5 havo

Aperçu 2 sur 7  pages

  • 22 octobre 2023
  • 7
  • 2023/2024
  • Resume
  • Lycée
  • 5
avatar-seller
Economie: Module 7 Economische groei
Hoofdstuk 1: Bruto binnenlands product
1.1: Micro-economie en macro-economie
Bij individuele markten, spreken we van micro-economie. Als we de economie als geheel bekijken spreken we van macro-
economie. Bij macro-economie wordt gekeken naar macro-economische kengetallen: economische waarden die de
economie als geheel beschrijven. Macro-economische kengetallen zijn meestal geaggregeerde waarden: de optelsom van
alle onderliggende individuele waarden. Een belangrijk macro-economisch kengetal is het bruto binnenlands product (bbp).
Dit is gedefinieerd als de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in een jaar. Het geeft aan wat
een land in een jaar voortbrengt. Dat wordt ook wel het nationaal inkomen genoemd. twee belangrijke economische
waarden zijn de rente (marktprijs van tijd) en de inflatie.

1.2 Berekenen van het bbp: de objectieve methode
Het bbp kan op drie manieren berekend worden:
1. Vanuit de productie: de objectieve methode.
- Deze methode telt de toegevoegde waarde op van alles wat er in een jaar in een land wordt voortgebracht.
2. Vanuit het inkomen: de subjectieve methode.
- Hierbij wordt de totale beloning van alle productiefactoren in een jaar berekend.
3. Vanuit de bestedingen: de bestedingsmethode.
- Hierbij worden alle bestedingen van een land in een jaar bij elkaar opgeteld.
Bij de objectieve methode om het bbp te berekenen kijk je naar de totale waarde die in een land door productie in een jaar
wordt toegevoegd. Dit is de toegevoegde waarde. Het verschil tussen de waarde van een eindproduct en de waarde van de
ingekochte goederen en diensten is de bruto toegevoegde waarde. Bij een individuele aanbieder: bruto toegevoegde
waarde = TO – kosten ingekochte goederen en diensten. Er zijn twee soorten kapitaal: financieel kapitaal en fysiek kapitaal.
Voorbeelden van fysiek kapitaal zijn: grondstoffen, halffabricaten, machines en bedrijfsauto’s. Door de tijd heen neemt de
waarde van kapitaalgoederen af. Anders gezegd: er wordt op kapitaalgoederen afgeschreven.
Afschrijving van kapitaalgoed per jaar = prijs : jaar dat het meegaat totdat het geen waarde meer heeft. Bij bruto
toegevoegde waarde wordt geen rekening gehouden met deze waarde vermindering. Als dat wel wordt gedaan, spreken we
van de netto toegevoegde waarde. Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen. De overheid
voegt ook waarde toe, die zit ook in het bbp. Voor een individuele aanbieder is de toegevoegde waarde gelijk aan het
verschil tussen de TO en de waarde van de ingekochte goederen en diensten. Maar welke TO geldt voor de overheid? Kijk
naar de beloning van de productiefactor arbeid. Kortom: de toegevoegde waarde van de overheid is gelijk aan de optelsom
van alle ambtenarensalarissen. Volgens de objectieve methode bereken je dit als volgt: bruto binnenlands product =
optelsom alle bruto toegevoegde waarden + alle ambtenarensalarissen. En netto binnenlands product = bbp –
afschrijvingen.

1.3 Berekenen van het bbp: de subjectieve methode
De subjectieve methode om het bbp te berekenen verloopt via de primaire inkomens: de inkomens die verdiend worden
met het ter beschikking stellen van productiefactoren. De optelsom van alle primaire inkomens is het totale bedrag dat in
een land aan inkomen verdiend wordt: het netto binnenlands product (nbi). Omdat het nbp in zijn geheel uitbetaald wordt
aan eigenaren van de productiefactoren geldt per definitie: nbi = nbp. Als de afschrijvingen worden opgeteld bij het nbi
krijgen we het bbp volgens de subjectieve methode. Bbp = nnp + afschrijvingen = nbi + afschrijvingen. Het nbi plus
afschrijvingen wordt ook wel het bruto binnenlands inkomen (bbi) genoemd. Om alle primaire inkomens te bepalen delen
we de productiefactoren in vanuit de macro-economie. In de macro-economie worden de productiefactoren ingedeeld op
basis van inkomensstromen. Deze indeling is als volgt: kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap.
Productiefactor Primair inkomen
Kapitaal Interest
Arbeid Loon
Natuur Pacht/huur
Ondernemerschap Winst +
Netto binnenlands inkomen
Afschrijvingen +
Bruto binnenlands product
Overzicht van primaire inkomens. Daarbij is het gebruikelijk om voor het rendement op kapitaal het begrip interest te
gebruiken en voor de opbrengsten uit het gebruik van natuur het begrip pacht. De loonquote geeft aan welk deel van het
loon
nbi naar de productiefactor arbeid gaat. Loonquote = x 100%. De loonquote heeft alleen een probleem: het
nbi
onderschat wat er met arbeid verdiend wordt. Want een zelfstandige met een eenmanszaak ontvangt zijn inkomen uit de
winst van de onderneming. In de meeste gevallen is het loon gelijk aan de winst. Op deze manier wordt het looninkomen
van een zelfstandige als winst gerekend, terwijl het eigenlijk de beloning is voor zijn arbeid. Anders gezegd: het loon van
een zelfstandige komt in de winstquote terecht, terwijl het onderdeel moet zijn van de loonquote. Daarom introduceren we
het begrip arbeidsinkomen. Arbeidsinkomen = looninkomen + winst zelfstandigen met een eenmanszaak. Bij het

, arbeidsinkomen wordt de winst van zelfstandigen toegerekend als loon. Hieruit volgt de arbeidsinkomensquote (AIQ). AIQ =
arbeidsinkomen
x 100%.
nbi

Hoofdstuk 2: Economische kringloop
2.1 Wederzijds afhankelijke markten
Bij macro-economie kijken we naar de economie als geheel. Daarbij is de onderlinge interactie tussen markten van groot
belang. Markten zijn niet onafhankelijk van elkaar, maar wederzijds afhankelijk. Met dit macro-economische model
(economische kringloop) kan het bbp op de derde manier berekend worden: via de bestedingsmethode. Het macro-
economisch model dat de Nederlandse economie beschrijft, wordt ontwikkeld en beheerd door het Centraal Planbureau
(CPB). Bij het CPB werken de rekenmeesters van de regering.

2.2 Berekenen van het bbp: de bestedingsmethode
We onderscheiden vijf sectoren:
- Gezinnen (consumenten)
- Bedrijven (producenten)
- Overheid
- Buitenland
- Financiële instellingen
De interactie tussen deze vijf sectoren noemen we de economische kringloop. De schematische weergave van geld- en
goederenstromen tussen de sectoren van een economie.
Overheidsbesparingen O
Belastingen B
Overheid
Consumptie C Import M
Gezinnen Bedrijven Buitenland
Nbi Y Netto-investeringen I
O-B Export E
Besparingen S Financiële E-M
instellingen

Iedere pijl stelt een geldstroom voor: het is een financiële kringloop. Een economische kringloop heeft een belangrijke
eigenschap: voor iedere sector is de opgetelde waarde van alle pijlen die naar de sector wijzen even groot als de opgetelde
waarde van alle pijlen die van de sector afwijzen. De rode pijlen zijn geldstromen van en naar financiële instellingen, daar
staan geen goederen of diensten tegenover. Dat is wel het geval bij de zwarte pijlen. Zo betalen gezinnen belasting aan de
overheid. Met een deel van dat belastinggeld brengt de overheid collectieve goederen voort die ook weer ten goede komen
aan gezinnen. De bijbehorende goederen- en dienstenstroom in tegengestelde richting ontbreekt. De economische
kringloop van deze goederen- en dienstenstromen is een aparte kringloop: de reële kringloop.
Collectieve goederen
Overheid
Collectieve goederen
Importen
Gezinnen Consumptiegoederen Buitenland
Exporten
Productiefactoren Bedrijven


Bij de reële kringloop staan alle zwarte pijlen in omgekeerde richting. Uit de goederenstromen hierboven volgen drie macro-
economische wetmatigheden: relaties die altijd gelden. Dit noemen we macro-economische identiteiten. Eén daarvan wordt
gebruikt om het bbp te berekenen volgens de bestedingsmethode, daarmee sluiten we deze paragraaf af. We
onderscheiden vijf sectoren:
- Gezinnen (consumenten): gezinnen ontvangen een inkomen: het nbi (Y). De gezinnen besteden dit inkomen aan
consumptie (C), aan belastingen (B) en besparingen (S). Het inkomen dat overblijft na betaling van belastingen is het
besteedbaar inkomen: nbi – B. Het inkomen van gezinnen moet per definitie gelijk zijn aan hun bestedingen. Hieruit volgt de
tweede macro-economische identiteit Y = C + B + S.
- Bedrijven (producenten): Het totaal aan geld dat naar bedrijven stroomt, is dus C + I + O + E. bedrijven geven het geld aan
twee dingen uit: het nbi (Y) en import (M). kortom het totaal aan geld dat vanaf bedrijven naar andere partijen stroomt, is Y
+ M. Het totaal aan geld dat naar bedrijven gaat is gelijk aan wat bedrijven uitgeven, er geldt dus: Y + M = C + I + O + E.
Meestal wordt deze als volgt geschreven: Y = C + I + O + E – M.
- Overheid: de overheid ontvangt belastinggeld (B). daarmee koopt zij overheidsgoederen (O) bij de bedrijven. Het verschil
tussen deze inkomsten en uitgaven is het saldo van de overheidssector: saldo overheidssector = B – O.
- Buitenland: het buitenland koopt export (E). Het buitenland verkoopt ook import (M). het verschil is het uitvoersaldo.
Uitvoersaldo = E – M.
- Financiële instellingen: financiële instellingen ontvangen spaargeld (S) van gezinnen en lenen geld uit aan bedrijven (I).
Gezinnen en bedrijven vormen samen de particuliere sector. Het verschil tussen besparingen en investeringen is het
particulier spaarsaldo: Particulier spaarsaldo = S – I. Er is sprake van een particulier spaaroverschot als dit saldo positief is.
Het saldo van de particuliere sector en de overheidssector tezamen bepaalt of er voor het hele land een spaaroverschot is.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isakramer37. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter