Alle colleges zijn in dit document opgenomen. De aantekeningen zijn puntsgewijs en in het Nederlands.
Ook zijn de figuren die zijn gebruikt in de colleges opgenomen in het bestand.
Samenvatting Economie van de Publieke Sector (EPS) Universiteit Leiden
Exam (elaborations) Uectc602 (Uectc602) Public Finance
Samenvatting Public Finance - Economie van de publieke sector
Tout pour ce livre (5)
École, étude et sujet
Universiteit Leiden (UL)
Bestuurskunde
Economie van de publieke sector
Tous les documents sur ce sujet (10)
1
vérifier
Par: nevaozturk • 2 semaines de cela
Vendeur
S'abonner
twansteneker
Avis reçus
Aperçu du contenu
Economie van de publieke sector
Hoorcollege 1
- Relatie tussen overheidsschatkist en de samenleving.
- 3 doelstellingen/motieven overheidsbemoeienis:
-> goederen en diensten verzorgen (ipv markt)
-> macro-economische functie (werkloosheid, inflatie)
-> verdelingsdoelstellingen (arbitrair —> iedereen ziet dat anders)
- In veel gevallen marktuitkomsten via marktwerking niet ideaal of wenselijk, of er
komt helemaal niks tot stand (bv dijkbewaking)
- Economie is de wetenschap van de schaarste.
- Behoeften zijn eindeloos, middelen zijn begrensd —> kiezen
-> daarnaast ook in dit vakgebied adviseren op welk instrument geschikter is voor
bepaalde handelingen, gegeven doelen.
Hoofdstuk 1: Introductie
- Economie publieke sector, publieke sector economie of openbare financiën: kant
van economie over de interactie tussen enerzijds de overheid en de anderzijds de
samenleving.
-> wij zijn de overheid, wij kunnen via electoraal proces bijsturen
(belastingheffing, uitgaven).
-> als wij vinden dat de overheid te groot is, kunnen wij bijsturen.
- Doelen kunnen wij als economen niet kiezen, wij kunnen alleen adviezen geven en
de consequenties daarvan schetsen instrumenten meegeven.
-> kritisch benaderen van het beleid organic view of government, niet zozeer
hoe de overheid eruit zou moeten zien (mechanistic view of governement)
- Wat is de overheid (in de economie van publieke sector)?
-> er moet minimaal een ‘power to tax’ zijn, omdat een overheid niks kan doen
zonder geld binnen te halen.
-> heel veel instanties vallen dan af, en die zijn dan onderdeel van de overheid,
maar zelf geen overheid.
Grootte van de overheid
- Grootte van de overheid (de invloed van) is te meten door bijvoorbeeld te kijken
naar het aantal werknemers, of te kijken naar de totale uitgaven.
-> het gaat om de invloed van allerlei vormen van overheidsfinanciën op het
functioneren van de samenleving en andersom.
-> overheid is afgelopen jaren met 40% in ambtenaren toegenomen (indicator)
- Daarnaast zijn er ook allerlei elementen die laten zien dat de overheid wel invloed
heeft (en de grootte daarvan), maar die niet gemakkelijk zijn te meten.
-> regelgeving: overheid kan bijvoorbeeld om uitstoot te verminderen bij auto’s
ervoor kiezen om een belasting te heffen (overheid ontvangt geld), maar ook
regelgeving inzetten (geen financieel effect op overheidsbegroting, wel effect op
de economie) niet direct zichtbaar via geld.
-> instituties: de manier waarop een land in elkaar zit of hoe dingen geregeld zijn
kan ook invloed hebben op hoe groot de overheid lijkt (bv. Duitsland netto
uitkeringen, Nederland bruto)
- Een voorbeeld van regelgeving: de EU is begrensd in hun ‘power to tax’ (1%)
zodat de overheid via uitgaven niet groter kan worden.
-> echter is de EU de afgelopen 30 jaar hun invloed gaan gebruiken door middel
van regelgeving en richtlijnen, omdat het niet kon via uitgaven.
-> en nu is er veel kritiek op het vele geregel van de EU, terwijl we dat zelf zo
hebben geïnstitutionaliseerd.
,- Dus er zijn drie instrumenten waardoor de overheid invloed kan hebben op de
economie en op het gedrag van mensen, maar die hebben een verschillend effect
op de overheidsbegroting
-> subsidies, belastingen of regelgeving.
- Een aantal typen van overheidsuitgaven zijn de aankoop van goederen en
diensten, de herverdeling van inkomen en het betalen van rente.
- Als we kijken naar de grootte (invloed) van de overheid in termen van totale
uitgaven, dan kunnen we een aantal dingen doen:
-> prijsinflatie (één euro dit jaar is iets anders waard dan één euro vorig jaar)
-> bevolkingscorrectie (50 jaar geleden veel minder mensen dan nu, heeft effect
op uitgaven)
-> afzetten tegen het BBP (uitgaven als percentage van het BBP) vaakst
gebruikt.
zowel om te vergelijken in de tijd als tussen landen.
- Er is ook overheidsinvloed wat niet alleen publiek is, maar ook gedeeltelijk privaat.
-> bijvoorbeeld de ambtenarenpensioenen, die in internationale context vaak als
privaat worden gezien (bruto private sociale uitgaven corrigeren)
-> het maakt ook uit hoe landen institutioneel in elkaar zitten (bv. Duitsland keert
netto uitkeringen uit, in Nederland bruto) corrigeren (netto-belastingseffect)
- In sommige landen, zoals de VS, loopt enorm veel via de particuliere sector als het
gaat om gezondheidszorg bij ons onderdeel van de collectieve sector.
- Indien je al deze verschillen tussen landen corrigeert, krijg je een veel beter
vergelijkend beeld tussen de grootte van de overheid tussen landen.
- Veel landen geven ieder jaar net iets meer uit dan dat ze binnenkrijgen.
-
>
maar als dat tekort in procenten van het inkomen kleiner is dan de groei van de
economie, dan kan de staatsschuld alsnog dalen.
- Je kan als land dus ieder jaar net iets meer uitgeven dan dat er binnenkomt, ter
grootte van de economische groei, dan daalt de schuld nog steeds (of blijft precies
hetzelfde)
, - We zien in de loop van de tijd dat er veel meer uitgaven zijn gekomen naar sociale
uitkeringen (ook omdat de samenleving vergrijst), maar ook dat in die
toegenomen uitgaven het aandeel van de belastingen voor bedrijven kleiner is
geworden.
-> dat komt omdat bedrijfswinsten makkelijk te verplaatsen zijn naar andere
landen die eventueel soepeler zijn in deze tarieven.
-> ieder land neemt hierdoor een lager belastingtarief aan, omdat ze de bedrijven
willen houden bedrijfswinst volgt de lagere belastingtarieven.
-> bedrijfswinsten zijn hierdoor een instabiele grondslag geworden.
- In Europa hebben we bepaalde afspraken over hoe groot de staatschuld en het
overheidstekort mag zijn.
-> in de jaren zien we hierin in Nederland fluctuaties, maar we deden het best
goed (tot de coronacrisis)
- Het gaat om voorkeuren als we ons afvragen in hoeverre we de staatsschuld
moeten aflossen voor volgende generaties.
Hoofdstuk 2
- Modellen zijn eenvoudige weergaves van de werkelijkheid.
-> belangrijk om empirisch te toetsen.
- Aangezien de economie een sociaal terrein is, is het vaak lastig om experimenten
op te stellen.
-> het is niet mogelijk om de helft van de studenten wel een basisbeurs te geven
en de andere helft niet om het effect te meten.
-> daarom zijn modellen handig.
- Vaak zijn de veronderstellingen van de modellen de zwakke plekken.
- Met behulp van deze modellen kunnen we overheidsbeleid evalueren.
- De economie maakt nogal veel gebruik van statistische analyses.
- Sociale wetenschappen zullen altijd het probleem hebben dat er geen sprake is
van een counterfactual.
-> altijd in maatschappelijk verkeer het effect eruit halen.
- Daarnaast is er altijd sprake van biased groepen (effect doordat de groep op een
bepaalde manier in elkaar zit, en niet vanwege een bepaalde treatment)
- Daarom komen we altijd met ethische problemen, omdat we niet zomaar de ene
groep wel kunnen behandelen en de andere groep niet in de sociale
wetenschappen.
- Kerstarrest van de Hoge Raad: Box 3 kan zo niet langer onwettig verklaard.
-> op basis van empirie; we gaan er in box 3 vanuit dat mensen die vermogen
hebben een bepaald rendementspercentage maken, en de overheid belast dat
weg dat zou onredelijk zijn.
-> sommige mensen zouden dan te veel belasting betaald en anderen te weinig
(procentueel eigenlijk anders)
-> argument van wetgever was dat als dit per geval gemeten zou moeten worden,
de administratieve last te groot zou zijn (ruwere benadering is efficiënter)
-> er was een echtpaar die stelde dat zij werden belast op een hoog geschat
rendement, terwijl zij risicomijdend waren en hun geld op de spaarrekening
hadden (met laag rendement).
-> na onderzoek bleek dat er mensen waren met hoog rendement die weinig
betaalde en andersom Hoge Raad besloot dat systeem buiten spel te zetten.
-> met empirie kan je dus beleid, in dit geval slecht beleid, een systeem buiten
spel zetten.
- Soms is empirie niet toereikend om beleid te evalueren of resultaten te
voorspellen met behulp van een model belastingverhoging.
-> in theorie kunnen er twee dingen gebeuren: je gaat meer uren werken om
hetzelfde inkomen te blijven verdienen (inkomenseffect), of je gaat minder werken
, omdat de opofferingskosten voor andere tijdsbestedingen minder worden
(substitutie-effect).
-> er is een verschil tussen de reactie tussen vrouwen en mannen (mannen als
kostwinners zullen eerder neigen naar het inkomenseffect, vrouwen naar
substitutie-effect)
- Dif-in-dif-experimenten: bijvoorbeeld het verschil tussen landen; je meet een
veelvoud aan variabelen, en het verschil wat eruit komt moet dan liggen aan het
verschil in landen, omdat de rest op eenzelfde manier is gemeten tussen de
landen.
Hoorcollege 2
Hoofdstuk 3: Tools of normative analysis
Functioneren van de markt
- Overheidsbemoeienis is niet kosteloos, alleen zodra de markt zijn werk doet
ontstaat er maximale welvaart.
-> optelsom van het geluk van alle mensen is het grootst als de markt zijn gang
gaat, maar misschien is dit scheef verdeeld.
-> als de overheid ingrijpt wordt deze optelsom kleiner.
- Welfare economics probeert de maatschappelijke welvaart zo groot mogelijk te
krijgen.
-> niet alleen inkomen.
- Edgeworth Box: twee consumenten en twee producten
-> Adam en Eva met twee consumptiegoederen appels en vijgenbladeren.
-> kan Adam en Eva op een hogere happiness krijgen door met elkaar te praten.
- Op een gegeven moment is er een bepaalde verdeling van die goederen tussen
Adam en Eva.
- En Adam en Eva hebben ook beide voorkeuren (indifferentiecurve)
-> met hetzelfde nut (zie het als budget) kan je toch verschillende combinaties
halen.
-> Adam wilt het liefst zo ver mogelijk naar rechtsboven in het figuur hieronder,
omdat hij bij elke curve verder die kant op beweegt meer te besteden heeft (meer
nut, meer happiness)
- Het boek tekent niet alle indifferentiecurves, alleen de relevante; maar er zijn er
dus duizenden, en dat hangt af van je budget.
-> het zijn voorkeurcurves, het hoeft niet per se mogelijk te zijn op dit moment.
- Voor Eva geldt dat de curves die verder naar linksonder bewegen haar meer nut
geven.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur twansteneker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,44. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.