ETHIEK – examenvragen belangrijkste delen vraag
INLEIDING + DEEL 1: basisthema’s uit de ethiek belangrijkste delen antwoord
INLEIDING + HFDSTK 1: problemen voor een normatieve ethiek
Waarom wordt een normatieve ethiek vandaag vaak als problematisch ervaren?
- Normatieve ethiek definitie
- Problemen:
o Paradox (Apel)
o Disjunctie feit-waarde
o Hedendaagse context
Antwoord:
De normatieve ethiek is de filosofische reflectie op het morele, die op zoek gaat naar de legitimering
van morele normen
De normatieve ethiek wordt als problematisch ervaren omwille van een morele crisis, de
legitimeringscrisis. De grondslag van de normativiteit lijkt ter discussie te staan. De paradox van Apel
omschrijft dit: de succesvolle wetenschap en technologie die de legitimeringsbehoefte doet
toenemen, schept ook onmacht om haar te vervullen.
De oorsprong van de legitimeringscrisis is terug te vinden in de disjunctie van feit-waarde. De
disjunctie geeft aan dat waarden en normativiteit geen logische gevolgtrekking kunnen zijn van een
objectief feit. Om een normatieve uitspraak te doen moet er als een normatieve uitspraak zijn.
Tegenwoordig heerst de wetenschap met zijn mathematische en objectieve kennis, waardoor
waarden en normen al snel in de sfeer van de irrationele subjectiviteit geplaatst worden. De
normatieve ethiek kan dus nooit met volle zekerheid aantonen dat een uitspraak correct is, omdat ze
niet empirisch waarneembaar is en dus nooit in de logica kan thuishoren.
Waarom is er tussen ethiek enerzijds en wetenschap technologie anderzijds vaak een moeizame
verhouding?
- Paradox van Apel
- Weber, doel- en waarde rationaliteit
Antwoord:
We kunnen hier de link leggen tussen de paradox van Apel en de doel- en waarde rationaliteit van
Weber. De paradox van Apel omschrijft de vraag naar een universele, intersubjectieve ethiek van
solidaire verantwoording, deze lijkt dan ook tegelijk noodzakelijk en onmogelijk te zijn. Deze
universele ethiek is noodzakelijk omdat mensen voor het eerst worden geconfronteerd met een
planetaire verantwoordelijkheid. De wetenschap en techniek hebben effecten die gehele mensheid
en natuur raken, dit doet de behoefte ontstaan naar een intersubjectieve ethiek. Tegelijk lijkt deze
ethiek juist onmogelijk te zijn.
Echter blijkt het enkel mogelijk te zijn om intersubjectieve geldigheid te vinden in wetenschappelijke
objectiviteit. Er wordt daarbij een waardevrije descriptie geleverd, dit verwijst naar de doel
rationaliteit. Alles wat aan waarden en normen verbonden is dreigt op het terrein te komen van
subjectieve irrationaliteit, waarbij we kunnen verwijzen naar de waarde rationaliteit. Daarbij komen
we dus uit op de paradox: de situatie van succesvolle wetenschap en technologie die de legitimering
doet toenemen, schept ook de onmacht om haar te vervullen.
,Wat leert het psychologisch onderzoek van Kohlberg over de eigenheid van de ethiek?
- Dilemma, stadia van morele ontwikkeling
- Descriptieve -> normatieve ethiek
Antwoord:
Kohlberg gaat mensen in delen in verschillende niveaus of stadia van morele ontwikkeling a.d.h.v. een
empirisch onderbouwd onderzoek op basis van het Heinz-dilemma.
Concreet legde hij de case voor over een ernstig zieke vrouw en of iemand een diefstal mag plegen
om haar te redden. Na dit dilemma deelde hij de mensen in 3 niveaus van morele ontwikkeling op
namelijk: pre-conventioneel, conventioneel en post conventioneel.
Het onderzoek is beschrijvend waardoor we het kunnen plaatsen bij de descriptieve ethiek, MAAR
Kohlberg neemt een normatief standpunt in. Hij veronderstelt dat in de laatste fase van de morele
ontwikkelingen mensen inzien dat het goed is om universele rechtvaardigheidsprincipes te volgen.
Het leert ons iets over de eigenheid van ethiek, namelijk het typische risico dat een descriptieve
ethiek toch normatief zal worden.
HFDSTK 2: geluk als grondnorm
Wat is het statuut van de ethiek bij Aristoteles?
- Ethiek = zelfstandige discipline
- Filosofische discipline: 3 wetenschappen
- Praktische discipline: zedelijke goede
Antwoord:
Aristoteles ziet de ethiek als een zelfstandige discipline, namelijk een praktisch filosofische discipline.
Deze kunnen we onderverdelen in 3 wetenschappen namelijk:
De theoretische wetenschap, die gericht is op kennis, het eeuwige. Daarnaast hebben we de
poietische wetenschap, deze is gericht op de technische kennis om een product te kunnen maken. Ze
stelt een doel buiten zichzelf (= poiesis). Als laatste is er nog de praktische wetenschap, deze
wetenschap draait om de juiste beslissing te nemen en om juist te handelen (= praxis). Dat juiste
handelen zou dan volgens Aristoteles leiden tot het goede leven.
Naast de filosofische discipline is er ook nog de praktische discipline, deze richt zich op het zedelijke
goede (= prakton agaton). Het gaat hierbij niet om het gegeven doel, maar om een richting gevend
idee.
De ethiek stelt Aristoteles gelijk aan de praxis, namelijk de voltrekking van het leven zelf en dat op de
best mogelijke manier.
Wat betekent het dat de ethiek van Aristoteles een eudaimonistische ethiek wordt genoemd?
- Verwijzing teleologische ethiek
- Praxis en hoogste goed
- Inhoud van geluk, 3 componenten
Antwoord:
Aristoteles zijn ethiek valt te situeren binnen het grondtype van de teleologische ethiek, gericht op
het doel. Het impliceert ook dat elk doel dat waardevol is en dat de handeling die daarvoor wordt
gesteld ook goed zullen zijn.
, Inhoudelijk gezien draait Aristoteles zijn ethiek rond de praxis. De praxis is het middel tot het doel,
daaruit volgt ook het hoogste doel, namelijk het hoogste goed. Dit is voor Aristoteles het geluk of
eudamonia. Dit geluk heeft een objectief gehalte, want het volgt uit het mens-zijn. Het hoogste goed
volgt uit een activiteit, namelijk het beoefenen van het zedelijke leven. Dit is de dynamische
opvatting.
Geluk kan daarnaast ook nog inhoudelijk bepaald worden. Het bestaat uit 3 componenten die in een
hiërarchische ordening staan, namelijk:
1) De activiteit van de rede
2) Een deugdzame activiteit als aanvulling
3) En een aantal secundaire factoren, zowel intern (genot en subjectief geluksgevoel) als extern
(rijkdom en eer)
Het geluk ligt in het evenwicht brengen van bovenstaande componenten. Er is dus geen
voorgeschreven weg om gelukkig te worden, iedereen moet voor zichzelf uitmaken waar zijn geluk
ligt.
Hoe definieert Aristoteles deugd?
- Deugdenleer
- Ethische deugden
- Intellectuelen deugden
- De wijze is …
Antwoord:
Volgens de deugdenleer van Aristoteles kunnen we een onderscheid maken tussen 2 deugden,
namelijk de ethische deugden en de intellectuele deugden. Voor we een onderscheid tussen de
deugden kunnen maken is belangrijk om te weten wat een deugd voor Aristoteles betekent. ‘Een
deugd is een karakterhouding die ons in staat stelt een keuze te maken en die het midden houdt met
betrekking tot ons, zoals een verstandig mens het zou bepalen’
De ethische deugd oftewel de karakterdeugd ligt erin dat het streefvermogen de rede gehoorzaam,
het is een door vrije handeling verworven gewoonte. Deze deugd houdt het midden tussen 2
ondeugden, houdt rekening met de persoon en wordt bepaald door de rede.
Daarnaast zijn er nog de intellectuele deugden oftewel de dianoëtische deugden, deze deugden
hebben betrekking op de theoretische en praktische wijsheid.
De wijze is diegene die op grond van de intellectuele deugden de ethische deugden beoefent
Kan je verklaren waarom er in de hedendaagse ethiek vaak wordt teruggegrepen naar een
deugdenethiek?
- Deugdenleer
- Ethische deugden
- Intellectuelen deugden
- Geen transcendente normen, niet gebonden aan abstracte principes, deugd richtinggevend
Antwoord:
Herhaling van bovenstaande antwoord
Aristoteles betrekt de deugd op het individuele subject. In de hedendaagse ethiek wordt er
teruggegrepen naar de deugdenethiek omdat het besef ontstaat dat er geen transcendente normen
zijn, dat we niet gebonden zijn door abstracte principes. In de plaats van het algemeen principe, zal