Theorievragen cursus Biostatistiek/Farmaceutische data-analyse/Biomedische statistiek
De examenleerstof voor het theorie gedeelte van de cursus wordt qua inhoud afgebakend door deze
vragen. De examenvragen theorie zullen niet noodzakelijk letterlijk uit de lijst komen, maar er zullen
geen onderwerpen gevraagd worden die niet in de lijst staan. Paragrafen en hoofdstukken die je niet
nodig hebt om onderstaande vragen te beantwoorden, hoef je ook voor het examen niet te kennen.
Het practicum gedeelte van het examen bestaat ut het analyseren van een dataset.
Hoofdstuk 1 : Soorten gegevens
Welke van onderstaande variabelen zijn categorische variabelen (meerdere antwoorden mogelijk)?
- Geslacht (nominaal categorisch)
- Bloeddruk (discreet numeriek)
- Vind je dit een interessante cursus (helemaal niet/niet/wel/heel zeker) (ordinaal categorisch)
- Behaald aantal punten (op 20) op het examen, (continu numeriek)
- Percentage studenten met onderscheiding, (continu numeriek)
- Behaalde graad op het examen (onvoldoende/voldoening/onderscheiding/grote
onderscheiding) , (ordinaal categorisch)
Welke van onderstaande variabelen zijn numerieke variabelen (meerdere antwoorden mogelijk)?
- Geslacht (nominaal categorisch)
- Bloeddruk (discreet numeriek)
- Vind je dit een interessante cursus (helemaal niet/niet/wel/heel zeker) (ordinaal categorisch)
- Behaald aantal punten (op 20) op het examen (continu numeriek)
- Percentage studenten met onderscheiding (continu numeriek)
- Behaalde graad op het examen (onvoldoende/voldoening/onderscheiding/grote
onderscheiding) (ordinaal categorisch)
Voor een ordinale variabele geldt:
- De data zijn discreet en kunnen meerdere waarden aannemen, discreet hoort bij numeriek,
ordinaal bij categorisch
- De data zijn continu en volgen een geordende reeks, continu bij numeriek, ordinaal bij
categorisch
- De data zijn categorisch, ordinaal hoort bij categorisch
- De categorieën zijn geordend, ordinaal betekent geordend
- Er zijn maar twee categorieën mogelijk, er kunnen meerdere categorieën zijn
Welke van onderstaande stellingen in correct?
- Een nominale variabele heeft neemt waarden aan met een zekere orde,
- Kwantitatieve data krijg je als de data een getalwaarde weergeven,
- Een ordinale waarde is gebaseerd op een numerieke waarde,
- Een binaire categorische variabele kan je als nominaal of ordinaal beschouwen,
- Numerieke variabelen zijn vaak een geobserveerde meetwaarde,
1
, Hoofdstuk 5. Het gemiddelde
Het rekenkundig gemiddelde (arithmetic mean) is
- Is een maat voor de locatie van “typische” observatie, (een bepaald type gemiddelde)
- Is nuttig bij een rechts scheve verdeling, (enkel bij symmetrie handig, anders beïnvloed)
- Komt overeen met de mediaan als de data symmetrisch verdeeld zijn, (vallen samen)
- Is altijd groter dan de mediaan, (gemiddelde kleiner dan de mediaan als data naar links liggen,
bij symmetrie gelijk)
- Kan niet berekend worden bij negatieve waarden, (alles meegenomen)
- Is gevoelig voor outliers (neemt alle data mee)
De mediaan is
- Een maat voor de spreiding van de data,
- Is nuttig bij een rechts scheve verdeling,
- Is groter dan het rekenkundig gemiddelde als de data rechts scheef verdeeld zijn,
- Gebruikt minder informatie dan het rekenkundig gemiddelde,
- Is gevoelig voor outliers,
Hoofdstuk 6. Spreidingsmaten
Welke beweringen over de kwantielen zijn waar?
- Als je de observaties ordent van klein naar groot, is het eerste percentiel groter dan 99% van alle
observaties, (99% van de data ligt erboven, dus kleiner dan 99%)
- Het eerste deciel is gelijk aan de 90e percentiel, (eerste deciel is het tiende percentiel, 10% van
de waarnemingen eronder)
- Als je de observaties ordent van klein naar groot, is het eerste deciel groter dan 10% van de
observaties, (ja)
- De mediaan is gelijk aan de 50e percentiel, (de helft)
- De range is het verschil tussen de 1 e en de 99e percentiel, (bereik is het verschil tussen de
grootste en de kleinste waarneming)
- De interkwartiel afstand ligt tussen het 1e en het derde kwartiel, (ja, er zijn 4 kwartielen)
- De kwartielen verdelen de data in 10 gelijke groepen, (in 4 even grote groepen)
Welke beweringen over de standaard afwijking zijn correct ?
- Is een maat voor locatie van een “typische” observatie,
- Is de vierkantswortel uit de variantie, en bestaat enkel als alle geobserveerde waarden positief
zijn,
- Heeft dezelfde meeteenheid als de ruwe data, (
- Is een spreidingsmaat gelijk aan de range (het bereik),
- Is ongevoelig voor outliers,
- Mag je niet gebruiken bij scheef verdeelde data,
2