H1: INTRODUCTIE IMMUUNSYSTEEM
Nederlandstalige nota’s: hoofdstukken antilichamen & immuunpathologie hieruit studeren
Kennisclips na hoofdstuk 4 bekijken
Examen:
Wanneer een student fouten maakt tegen de basisprincipes van de immunologie zoals
vermeld in hoofdstuk 1 van het handboek en/of niet in staat is de structuur en/of
functie van immunoglobulinen te omschrijven, kan hoogstens een 7/20 worden
bekomen omdat de student dan deze essentiële eindcompetenties mist.
De open vragen die te vinden zijn op het einde van de hoofdstukken in het boek Basic
Immunology van dezelfde auteurs, zijn eveneens nuttig als voorbeeldvragen.
Immuunsysteem:
- verdedigen tegen infecties & pathogenen & tumoren
- (transplantatiegeneeskunde): hier reageert lichaam tegen lichaamsvreemde zaken:
immuunsysteem onderdrukken mbv immunosuppresiva
Aids: HIV-virus infecteert immuuncellen waardoor die persoon frequente infecties krijgt &
kanker (onderdrukt immuunsysteem = gevoeliger voor kankers)
‘Leger’ immuunsysteem:
- witte bloedcellen: neutrofielen, lymfocyten
- T-cellen (subpopulatie witte bloedcellen) (T-lymfocyt)
- macrofagen
- B-cellen (subpopulatie witte bloedcellen) (B-lymfocyt)
- dendritische cellen: hebben uitlopers waarmee ze de antigenen kunnen opnemen
- fagocyten: nemen pathogenen op & vernietigen ze (functionele benaming: cellen
worden benoemd ifv hun functie of afkomst) (2 types fagocyten
- : macrofagen & neutrofielen)
- neutrofielen zijn heel belangrijke witte bloedcellen in aantal, behoren functioneel tot
de fagocyten
- lymfocyten: type witte bloedcellen
Pathogenen verschillen sterk dus verschillende mechanismes van het immuunsysteem
nodig
Binnenkomen pathogenen toegangswegen: via luchtwegen verspreiden we veel infecties,
GIS, wonden, brandwonden groot oppervlak, urogenitaal
- Respiratoire mucosa bv influenza
GI mucosa bv salmonella
- Wond bv clostridium tetani
- Insectenbeet bv plasmodium
- Intacte huid bv hoekworm
- IV druggebruik bv HIV, HepB
- seksueel contact bv HIV, Hep
Mogelijke vectoren:
Voor bepaalde pathogenen is mens niet de enige gastheer, soms reservoirs in dieren die via
dierlijke vector gaan in voedsel/water naar gastheer
,Infectie kan ofwel subklinisch verlopen (= infecties in normaal gezonde personen, die
asymptomatisch zijn) ofwel bij een immunogedeprimeerd, immunodeficient (onder
immunosuppresiva) persoon klinisch (wél symptomen want geen adequate
immuunrespons).
Opportunistische infectie: infectie in een normaal gezond individu geen symptomen ->
gevoelig voor opportunistische infectie: personen met chemokuur waarbij witte bloedcellen in
aantal verlaagd dus geen onmiddellijke afweer
Immuunsysteem:
- voorziet bescherming tegen infecties:
I. Gebrekkige immuniteit leidt tot verhoogde vatbaarheid voor infecties (AIDS:
acquired immunodeficiency syndrome)
II. Vaccinatie stimuleert immuunafweer en beschermt tegen infecties
- voorkomt/verdedigt tegen tumorgroei
I. Potentieel voor immunotherapie tegen kanker
- immuunantwoorden nemen deel aan opruimen van dode cellen & initiëren
weefselherstel
- het immuunsysteem kan cellen beschadigen & een pathologische ontsteking
induceren
I. immuunantwoorden zijn de oorzaak van allergische, auto-immune en andere
inflammatoire ziekten
- het immuunsysteem herkent & beantwoordt weefseltransplantaten & nieuw-
geïntroduceerde eiwitten
I. immuunantwoorden zijn barrières (belemmeringen) voor transplantatie &
gentherapie
- abnormale immuunantwoorden veroorzaken inflammatoire ziekten met ernstige
morbiditeit en sterfte
Belang van immuunsysteem:
● fysiologisch belang:
- verdediging tegen infecties MAAR OOK immuunantwoord als ‘probleem’: bij
transplantatie & gentherapie
- immuunsysteem verdedigt tegen tumoren
- immuunsysteem is betrokken bij weefselregeneratie & littekenvorming
- immuunpathologie: falen v/h immuunsysteem -> auto-immuunziekten bv
● antilichamen gebruikt als zeer specifieke reagentia (kennisclips!)
- met opzet opwekken in vitro/dieren, dan kunnen we die antilichamen
gebruiken als specifieke reagentia, ook gebruiken in therapie
Verdiensten van het onderzoek in de immunologie voor de wereldgezondheid? Vaccinaties
-> preventieve gezondheidszorg, het voorkomen van ziekmakende infecties (Polio, tetanus,
rubella, mazelen = succes) (nog niet gelukt: HIV, malaria)
,Aangeboren & adaptieve immuniteit
Ordenen adhv aard van immuunreacties
- aangeboren immuniteit: bij alle mensen
aanwezig, kan onmiddellijk aangezet worden.
Cellen & moleculen die onmiddellijk
klaarzitten. De 2 voornaamste manieren
waarop de aangeboren immuniteit reageert op
microben:
1. initiatie van inflammatie
2. antivirale mechanismes
Inflammatie: verwerving van circulerende
bloed-leukocyten (fagocyten & lymfocyten) en
verschillende plasma-eiwitten (complement,
antilichamen, fibrinogeen) naar de plaatsen
van infectie waar ze de microben doden en het
beschadigd weefsel herstellen.
Antivirale mechanismes: maken gastheercellen onherbergzaam voor virale infecties en
reproductie.
De cellen die instaan voor de aangeboren immuniteit maken een groot deel uit van de
epitheliale barrière (huid) (GIS, respiratoire aflijningen): maken antimicrobiële producten aan:
● mast-cellen: in onderhuids weefsel, rol bij vroege verdediging in infecties
● fagocyten:
I. macrofagen: monomorfonucleair: 1lobbigekern, bv een monocyt = voorloper van
macrofaag
II. neutrofielen: lobben dus behoort tot de polymorfonucleairen
● dendritische cellen
● innate lymfoid cells ILC’s: lymfatische cellen vh aangeboren immuunsysteem. Hiertoe
behoren NKC’s en verschillende plasma-eiwitten waaronder de eiwitten van het
complement-systeem.
● natural killer cellen NKC’ (=ILC)s: kunnen opgenomen micro-organismen te doden
● complement-systeem: systeem van eiwitten dat voorkomt in het bloed & belangrijk
zijn bij vroege verdediging tegen infecties
- adaptieve/specifieke immuniteit: wordt opgebouwd eens je contact heb gehad met
vreemde substantie/pathogeen/antigeen: cel die reageert met micro-organisme moet
eerst nog gaan prolifereren (vermenigvuldigen) om zo een adequate verdediging te
kunnen opwekken. Vanaf de vertebraten verschijnen T&B-cellen. Deze brengen
receptoren tot expressie die een bredere variëteit aan antigenen herkennen.
● B-cellen: aanmaak antilichamen, wanneer ze een microbe herkennen gaat het
antilichaam als een membraangebonden molecule op de B-cel zitten, dat is de
receptor voor het antigen van de microbe. Daarna prolifereren de B-cellen en in hun
mature staat gaan ze de antilichamen secreteren & op bepaald moment geen
antilichamen meer op hun membraan hebben zitten. Vergedifferentieerde B-cel die in
bloed beweegt = plasmacel (antilichaamfabriek). Gesecreteerde antilichamen binden
extracellulair microbes, blokkeren hun mogelijkheid om gastheercellen te infecteren
en bevorderen hun inname & vernietiging door fagocyten.
, ● T-cellen: ook specifieke receptoren op hun membraan maar herkennen niet zomaar
iets in oplossing, ze krijgen het antigen gepresenteerd door een andere cel: de
dendritische cel = link tussen aangeboren & adaptief immuunsysteem, waarna T-cel
prolifereert & zo effector-T-cellen maken die hun functie kunnen uitvoeren.
Immunologie in de evolutie:
Aangeboren immuniteit = eigenschap van alle meercellige organismen, nodig want konden
belaagd worden door micro-organismen
Vanaf aangeboren immuniteit niet meer voldoende was ontstond adaptieve immuniteit
Fagocyten = 1e vorm van verdediging: opnemen & vernietigen van micro-organismen
NK-cellen later
Antilichamen: qua structuur (globulaire eiwitten) worden ze immunoglobulinen (Ig)
genoemd
=> antilichamen = antistoffen = immunoglobulinen
Aangeboren = niet-specifiek = natuurlijk: onmiddellijk bescherming
Adaptief = specifiek = verworven: ontwikkelt trager maar voorziet meer gespecialiseerde
verdediging
Adaptieve immuniteit: types
2 types immuniteit: humorale & celgemedieerde immuniteit
humorale: B-cellen, verdediging tegen extracellulaire microben
“vloeistof”: vorm van immuniteit die kan worden overgedragen via vloeistof = gesecreteerde
antilichamen in bloedplasma blokkeren infecties & vernietigen extracellulaire microben
=> virus vermenigvuldigt zich intracellulair.. dus antilichamen geen rol bij virale infecties?
jawel: op het moment dat het viruspartikel wordt vrijgesteld (budding), dan kunnen ze daarop
ingrijpen & neutraliseren/elimineren
=> antilichaam kan geen intracellulaire infectie volledig elimineren, maar helpt bij
verspreiding te voorkomen in de extracellulaire fase
=> B-cellen & hun producten staan centraal, de oplosbare producten voeren de functie uit
=> B-lymfocyten produceren antilichamen (eiwitten)
=> B-lymfocyten & antilichamen herkennen veel verschillende types moleculen (eiwitten,
carboyhydraten, nucleïnezuren, lipiden)
=> B-cellen nemen antigenen op, verteren ze en presenteren peptides gebonden aan MHC-
moleculen voor herkenning & activatie van T-helpercellen . De T-helpercellen brengen dan
cytokines en celoppervlak-eiwitten tot expressie die samenwerken om B-cellen te activeren.
celgemedieerd: T-cellen, verdediging tegen intracellulaire microben
op verschillende manieren:
=> effecten door T-helpercellen: helpen andere cellen een effect uit te voeren, andere cellen
als macrofagen helpen door ze te activeren via cytokinevrijstelling & door interacties met
membraanreceptoren, waardoor de macrofagen de opgenomen micro-organismen
vernietigen
=> cytotoxische T-cellen: interageren met geïnfecteerde cellen & maken ze helemaal dood
cytotoxische T-cellen zijn heel centrale cellen bij virale infecties