Economie
Wat is economie en hoe denken economen?
1. De 2 betekenissen van het woord economie
1. werkelijkheid: streven naar behoeftebevrediging (economy)
o produceren, verdelen en aanwenden van middelen die hiervoor in aanmerking komen
2. wetenschap: kennis over economische gedragingen, gebeurtenissen,… (economics)
o invalshoek: schaarsteverschijnsel = beperking van de mogelijkheid om alle behoeften te
bevredigen
§ streven naar behoeftebevrediging
§ omgaan met schaarse middelen
§ streven van mensen naar welvaart
§ individueel en collectief (land, regio,…)
Robbins, Webster, Marshall, Adam Smith (jonge wetenschap)
2. De kern van het economisch probleem: schaarste verplicht tot kiezen
2.1 Schaarste
- het leven zo aangenaam en kwaliteitsvol mogelijk maken = feitelijke bestaansomstandigheden
o behoeften = tekorten
o productie = voortbrengen van de middelen tot behoeftebevrediging
§ productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal)
- schaarste (verschijnsel) of welvaartstekort = spanning tussen behoeften en middelen
- relatief begrip verschillend in tijd en ruimte
- toename van middelen ≠ oplossing
2.2 Economisch handelen is kiezen
- door schaarste
- op basis van voorkeuren, preferenties of prioriteiten
- baten = opbrengsten van een keuze
- offers = kosten van een keuze (kiezen is verliezen)
- schaarste ≠ absoluut tekort
o productie legt beslag op productiefactoren en sluit elk ander gebruik van die productiemiddelen
uit
§ kopen van brood dat in over gebakken wordt
- individu, groepen, organisaties en samenleving
o bij verhogen van lonen kan het geld niet meer gebruikt worden voor de opleiding van werknemers
- ook niet monetaire factoren
o vrije tijd of studeren / job
o psychosociale voldoening
- opportuniteitskosten = de waarde van de gederfde baten van het ‘beste alternatief’ dat men niet heeft
kunnen realiseren
- kiezen volgen optimaliteitsprincipe
o met schaarse middelen zo groot mogelijke bevrediging van behoefte
o doelmatig handelen om welvaart te optimaliseren
o maximaliseren van de baten en minimaliseren van de offers
1
,3. Behoeften
- economie = wetenschap die menselijk handelen bestudeert in zijn streven naar behoeftebevrediging voor zover
die afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen
3.1 Soorten behoeften
- individuele behoeften
o primaire behoeften: behoud van het leven (voedsel, wonen,…)
o zekerheid: bescherming tegen gevaar, mogelijkheid te overleven
o om leven aangenaam te maken: ‘hogere’ behoeften, ontwikkeling, ontplooiing
§ ook schaarse middelen
- collectieve behoeften: de gemeenschap bepaalt hoeveel middelen ingezet worden voor de bevrediging
van de behoeften en wie ervoor moet betalen (= toegenomen)
o belang aan internet, wegen, onderwijs,…
3.2 Kenmerken van behoeften
- vatbaar voor verzadiging maar keert terug in de tijd
- veelvuldig en vermenigvuldigbaar = onbeperkt
- rangorde in belangrijkheid (afhankelijk van individuele voorkeuren)
o ook voor maatschappij in geheel
- veranderlijk in tijd en ruimte (sociaal, cultureel, religieus)
o naarmate inkomen stijgt, stijgen behoeften maar veranderen ze van aard
4. Economische goederen
- schaarse middelen waarmee behoeften bevredigd kunnen worden
o goederen en diensten
o materieel en immaterieel
4.1 Kenmerken
- economische goederen = betaald door persoon of door overheid (belasting)
- vrije goederen = zonder tegenprestatie
o lucht, zeewater, zonnewarmte, natuurschoon
o nu: nieuwe schaarste
- nuttig
o objectief (nuttigheid) plant water geven
o subjectief (waarde toekennen) kledij, woning, boek
- geen moreel / waarde oordeel maar kan bepaalde praktijken wel afhandelen (drugshandel)
4.2 Soorten goederen
- consumptiegoederen: voor direct gebruik of verbruik door consument
o geen verdere productie
o gel, jeans, brood, smartphone,…
- kapitaalgoederen: door mens voortgebrachte productiemiddelen om gebruikt te worden in het
productieproces en dragen onrechtstreeks bij tot behoeftebevrediging
o schoolgebouw, vrachtwagen, robotten,…
o de bestemming die we eraan geven bepaalt wel soort goed
§ PC is kapitaal bij bedrijf maar consumptie bij gezin
- duurzaam / niet duurzaam: als ze meer dan 1x gebruikt kunnen worden
o duurzame worden dikwijls vervangen wanneer uit de mode (gsm)
o recuperatie / recyclage
2
, - finale goederen: geen verdere bewerking, afgewerkt
o directe consumptie / kapitaalgoed
- intermediaire goederen: in tussen stadia van productieproces om bij te dragen tot productie van finale
goederen
o grondstof, staalplaat,…
o intermediaire diensten: immateriële prestaties aankopen bij ander bedrijf (verzekeringen,
telecommunicatie)
- individuele goederen: aangekocht onder bijdrage van individuele preferenties tegen geldende marktprijs
en vatbaar voor individuele toe-eigening
o fiets, cosmetica, voedsel, huishoudapparaat,…
- collectieve goederen: kunnen niet gekocht worden, staan ter beschikking van iedereen (gratis of prijs lager
dan productiekosten)
o werkelijke prijs geheel / gedeeltelijk uit belastingen
o goederen waarvan baten individueel en kosten deels door gemeenschap en deels door gebruiker
§ zuiver collectief (landsverdediging, straatverlichting)
§ bijna collectief of sociaal (onderwijs en gezondheidszorg)
- geld: waarde- of rekeneenheid, algemeen aanvaard betaal- / ruilmiddel
o sparen en lenen
4.3 De productiefactoren
- natuur = natuurlijke hulpbronnen die met behulp van andere productiefactoren bewerkt kunnen worden
tot economische goederen
o ongelijk verdeeld (invoer uit andere landen)
- arbeid = menselijke activiteit in productieproces
o uitvoerend en leidinggevend
o management en ondernemen
- menselijk kapitaal of human capital = kennis, vaardigeden en ervaring van arbeidskrachten
o bij tekort arbeid: immigratie, verhogen pensioenleeftijd,…
- kapitaal = voortgebrachte productiemiddelen of kapitaal goederen
o moeten eerst geproduceerd worden
o kapitaalgoederen
o hefboomeffect: inzetten van middelen voor kapitaalgoederen = investeren (inkomen van
productie wordt niet geconsumeerd, maar gespaard)
- productiemogelijkheden van een land = hoeveelheid goederen en diensten die in bepaalde periode
geproduceerd kunnen worden
o hangt af van
§ kwaliteit en kwantiteit van productiefactoren
§ manier van combinatie productiefactoren
§ stand van technologie
§ organisatie van de productie
5. kaders voor de analyse van keuzegedrag
5.1 de homo economicus
- rationele denker die kosten en baten afweegt bij elke beslissing die hij neemt
- optimalisatieprincipe = proberen hun doelstellingen maximaal te bereiken
3