HOORCOLLEGES 1 t/m 11 ONTWIKKELING EN PSYCHOPATHOLOGIE - 2023/ 2024
25 vues 3 fois vendu
Cours
Ontwikkelingspsychopathologie (P_BPEROND)
Établissement
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Abnormal Child Psychology
In dit bestand vind je de hoorcolleges van het vak ontwikkeling en psychopathologie. Alle hoorcolleges zijn erg zorgvuldig en uitgebreid verwerkt, waardoor de stof zo duidelijk en volledig mogelijk staat beschreven. Ook door verschillend kleurgebruik kan je beter onderscheid maken tussen alle kernb...
Samenvatting ontwikkeling en psychopathologie (P_BONTPSP), Vrije Universiteit
Psychopathologie: orthopedagogische aspecten. Duidelijke samenvatting van alle colleges!
SLK310 Abnormal Child Psychology Chapter 1: Introduction to Normal and Abnormal Behvaiour
Tout pour ce livre (5)
École, étude et sujet
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Pedagogische Wetenschappen
Ontwikkelingspsychopathologie (P_BPEROND)
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
lolageuzinge
Avis reçus
Aperçu du contenu
Legenda:
Begrip
Ontwikkeling en psychopathologie Persoon
Voorbeeld
Hoorcollege 1 – Inleiding in de ontwikkelingspsychopathologie
Wat is ontwikkelingspsychopathologie?
Wat gebeurt er in de ontwikkeling van een kind of van een adolescent, waardoor de ene persoon
psychopathologie ontwikkelt, maar de ander niet? Waardoor laten zij verschillende ontwikkelingspaden
zien? (bijvoorbeeld risico factoren etc.).
“Het vakgebied waarin de ontwikkeling van psychopathologie begrepen en onderzocht wordt vanuit een
levensloopperspectief”.
Maar wanneer spreek je van psychopathologie? Wat is afwijkend en waar ligt de grens? Wat is wel typisch
gedrag?
Dit ligt aan de 4 D’s (Nolen-Hoeksma):
Distress Ervaring van emotionele problemen.
Disfunctioneren Bijvoorbeeld bij sociale contacten of binnen de school/ het gezin.
Deviantie Afwijkend van de norm (wat je normaliter verwacht) of het gemiddelde.
Danger Gevaar voor zichzelf of voor anderen.
Om te kijken of gedrag afwijkend is, wordt er gekeken naar:
Context (gezin, cultuur, SES).
Leeftijd en ontwikkelingsfase (wat past bij de leeftijd?).
o Hier moet altijd goed naar worden gekeken, omdat hier anders misstanden over kunnen
ontstaan. Het kan in een bepaalde cultuur namelijk zijn dat het onbeleefd is
om iemand in de ogen aan te kijken. Dit wordt in een Nederlandse cultuur
vaak als afwijkend worden gezien.
Kinderen in een slechte thuissituatie (bijvoorbeeld veel ruzies bij de ouders) hebben vaak
psychopathologische problemen. Zijn vaak heel adaptief: negativity bias.
Negativity bias herkennen bijvoorbeeld eerder een boos gezicht. Zijn gevoelig voor
negatieve prikkels en herkennen dit snel. Verschilt per individu hoe dit later ontwikkelt.
Zijn adaptief in een gewelddadige omgeving, maar maladaptief in een gewone omgeving.
Bij kinderen en adolescenten is het belangrijk om
verwachtingen, horende bij de leeftijd te hebben. Bij kinderen van 3 jaar heb je
namelijk andere verwachtingen dan bij een kind van 8 jaar. Gedrag kan passend
zijn in de ene ontwikkelingsfase, maar afwijkend in de andere (geen spraak, geen
vrienden etc.). Dit zijn ontwikkelingsmijlpalen. Wanneer deze niet in een
bepaalde leeftijdsfase wordt gehaald, zou er mogelijk iets aan de hand kunnen
zijn.
Schatting UNICEF: 18% van de kinderen tussen 10 en 19 jaar heeft een
psychische aandoening in Nederland 55% depressie of angststoornis.
Assumpties ontwikkelingspsychopathologie:
Ontwikkeling van psychopathologie moet begrepen worden aan de hand van typische ontwikkeling.
Er moeten meerdere risico- en beschermende factoren zijn die de ontwikkeling van psychopathologie
bepalen multiply determined
Ontwikkelingsmechanismes, risico- en beschermende factoren en hun impact veranderen over de
levensloop.
, o Tijdens zwangerschap leefstijl moeder
o Vroege kindertijd belang veilige hechting ouders
o Adolescentie belang aansluiting leeftijdsgenoten en identiteitsontwikkeling
Dit zijn sensitieve periodes in de ontwikkeling.
Psychopathologie is transactioneel; persoon en omgeving beïnvloeden elkaar over en weer over de
tijd.
o Kind is verlegen, ouders zijn overbeschermend, kind wordt sociaal angstig, kind wordt
buitengesloten.
o Kind heeft druk gedrag, ouders zijn gestrest, hierdoor wordt het kind oppositioneel, dit leidt
tot boze uitbarstingen van de ouder
o Kind verandert de omgeving en de omgeving verandert het kind.
Psychopathologie is een slechte aanpassing; een mismatch tussen individuele eigenschappen en
omgevingseisen.
o Omgevingseis: kind luistert en maakt oogcontact tijdens een gesprek
Equifinaliteit Er zijn meerdere oorzaken die tot dezelfde
uitkomst leiden. Dit kan bijvoorbeeld depressie zijn. De
oorzaken kunnen zijn, genetische aanleg, invloed van anderen,
pestgedrag etc. Equi = equal, gelijke uitkomst
Multifinaliteit Eén oorzaak die leidt tot een veelheid van
uitkomsten. Denk aan kindermishandeling. Dit kan leiden tot
geen problemen, gedragsproblemen, internaliserende problemen
etc.
Dit is beide belangrijk in diagnostiek en onderzoek.
Multiple deficit model Je hebt meerdere risicofactoren nodig om tot het maximum
van de limiet te komen. Wanneer dit limiet is behaald, voldoet iemand aan een bepaald
criterium. Eén factor is hierbij niet genoeg. Dit model sluit aan bij continuümgedachte
(zie volgend college), bestaat bijvoorbeeld ‘een beetje depressief’.
Kwetsbaarheid-stressmodel Mensen verschillen in hun kwetsbaarheid voor het
ontwikkelen van psychopathologie. Stress komt van bovenaf en kan de druppel zijn, maar
niet voor iedereen:
Lage kwetsbaarheid + veel omgevingsstressoren = geen psychopathologie
Hoge kwetsbaarheid + veel omgevingsstressoren = psychopathologie
Ligt dus aan de kwetsbaarheid hoe mensen op iets reageren. Kan dezelfde situatie zijn, maar ander
gedrag.
Risicofactoren:
Genetische aanleg
Moeder rookt tijdens zwangerschap
Moeilijk temperament
Lage intelligentie
Onder en over regulatie emoties
Afwezigheid ‘veilige haven’
Ouders met psychische problemen
Weinig vrienden
Discriminatie/ gepest worden.
Bio-psycho-sociaal model Psychische (on)gezondheid kan verklaard worden aan de hand van
biologische, psychologische en sociale factoren.
Biologisch Genen, hersenen, hormonen, fysieke gezondheid
Temperament Aangeboren typische gedragstendenties hoe een individu omgaat met de wereld.
Verschillende soorten temperament:
Makkelijk Vaak vrolijk, kan makkelijk worden getroost, regelmatig eet- en slaappatroon
Slow to warm up tijd nodig om op te warmen en te wennen aan nieuwe situaties. Wanneer het
kind zich veilig voelt, gaat het goed.
Moeilijk reageert vaak geagiteerd, moeite met aanpassen aan nieuwe situaties, onregelmatig eet-
en slaappatroon.
Makkelijk versus moeilijk temperament is een voorspeller voor temperament in volwassenheid. Het betekent
niet dat wanneer een baby een makkelijk temperament heeft, dit later ook nog zo zou zijn.
Voorbeeld:
Moeilijk temperament > eerder gedragsproblemen op latere leeftijd (continuïteit).
Makkelijke kinderen kunnen ook gedragsproblemen ontwikkelen.
Moeilijke kinderen hoeven geen gedragsproblemen te ontwikkelen (discontinuïteit).
Hersenontwikkeling kindertijd
Kinderen hebben een zeer plastisch brein = sensitief voor omgevingsinvloed
Neurale plasticiteit Maakbaarheid of veranderlijkheid van het brein. Het voordeel hiervan is dat
sommige hersengebieden functies van andere aangetaste hersengebieden kan overnemen. Blinde baby’s
hebben bijvoorbeeld een beter gehoor.
Wel kan ernstige deprivatie op zeer vroege leeftijd levenslange gevolgen hebben.
Hersenontwikkeling:
Blooming Toename van verbindingen tussen neuronen
Pruning Afname van verbindingen tussen neuronen.
Door deze fenomenen, ontwikkel je een brein die volledig is aangepast op jouw omgeving.
Hoorcollege 2 – Diagnoses en stigma
Verschillende manieren hoe je naar psychopathologie kan kijken. Hiervoor zijn verschillende
classificatiesystemen:
DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) American Psychiatric Association.
ICD-10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems) WHO.
o Deze twee lijken erg op elkaar. Zijn wel een paar verschillen. Experts hebben afgesproken
hoe een verzameling aan symptomen geclassificeerd worden.
Je kunt niet alleen deze twee classificatiesystemen
gebruiken. Je moet kijken naar een breder beeld,
bijvoorbeeld ook naar de omgeving.
Het systeem is categorisch. Iemand wordt verdeeld in een
hokje. Voldoet iemand aan de bepaalde criteria? Dan is het
antwoord ‘ja’ of ‘nee’.
Assumpties DSM = Kwalitatieve verschillen & duidelijk afgrensbaar.
Iemand met een angststoornis heeft een ander soort angst dan iemand met een beetje angst. Dit is gebaseerd
op een medisch model (ziek vs gezond). Ja/ nee is niet altijd passend.
Ook moet er een duidelijke cut-off score zijn. Waar ligt deze grens? > Vanaf een bepaalde score heeft iemand
bijvoorbeeld een depressie.
,Hoe verhoudt psychopathologie zich tot normaal psychologisch functioneren? De mate waarin iemand
bepaalde kenmerken laat zien. Hoeft niet meer kwalitatief anders te zijn.
Psychische stoornis:
Aparte categorie, kwalitatief anders, andere oorzaken
Extreme op continuum, kwalitatief vergelijkbaar (kwantitatief anders), zelfde oorzaken.
Wanneer de emmer (zie hoorcollege 1) nog niet volledig overloopt, laat iemand sub-klinische symptomen
zien.
Categorisch onderscheid: Continuum:
Pijlen zijn de oorzaken van bepaalde dimensies. Laten het
disfunctioneren zien bij een bepaalde stoornis.
Redenen voor categorisch onderscheid:
Klinisch praktisch nut Transparante onderlinge communicatie, maar ook communicatie met
leerkrachten, leerlingen etc.
Opbouw van kennis over categorie bijvoorbeeld, bij de meeste mensen met diagnose A werkt
behandeling X.
Klinische praktijk overkomt vaak niet aan dichotomie Wie krijgt behandeling?
Politieke/ economische redenen Categorieën trekken eerder subsidie aan. Ook worden mensen die
niet zijn gediagnosticeerd beperkt van zorg.
Psychologische reden Natuurlijke neiging tot het denken in hokjes.
Het is vooral handig om een categorisch onderscheid te maken. Wel realiseren dat de DSM veel clustert in
symptomen. Heeft vrij weinig aandacht voor de context en ontwikkeling.
Aannamen DSM :
Iedereen van categorie A lijkt op elkaar en iedereen in
categorie B lijkt op elkaar.
Deze twee zijn onafhankelijk van elkaar.
Wel zijn er grote verschillen tussen mensen
met hetzelfde label. Vaak moet je voldoen aan algemene gedragskenmerken.
Bijvoorbeeld bij de categorie autisme is iemand teruggetrokken, maar iemand kan ook
heel druk zijn. = Heterogeniteit
Sommige categorieën lijken erg op elkaar. Er is daarom een
hoge comorbiditeit van psychische stoornissen. Kinderen kunnen daardoor
voldoen aan meerdere stoornissen. Hierdoor moet je een afweging maken,
bijvoorbeeld waar het kind het meeste last van heeft.
Debat: categorie vs dimensie? Alternatieven voor huidige diagnostische categorieën?
, 1. Afschaffing van diagnostische categorieën De scheidslijn is arbitrair. Hoe heftig moeten
bijvoorbeeld de klachten zijn om aan iets te voldoen. Een label kan helpend zijn (zelfinzicht etc.),
maar zorgt ook voor stigmatisering.
2. Categorieën op basis van oorzaak (etiologie) Dit is wel ingewikkeld. Het is moeilijk om per
persoon te kunnen aanwijzen wat er ‘mis’ is. Dit heeft te maken met equifinaliteit (verschillende
risicofactoren > zelfde uitkomst) en multifinaliteit (zelfde risicofactor > verschillende uitkomsten)
3. Dimensies toevoegen (naast of ter vervanging van categorieën) Dit kan bijvoorbeeld een
toevoeging zijn van een ernstindicatie. Dit gaat om de mate van ondersteuning die je nodig hebt.
Wanneer je elke dag hulp nodig hebt, is de ernst bijvoorbeeld hoog.
Kritiekpunten op DSM diagnoses:
Zeggen niks over oorzaak/ etiologie
Weinig aandacht voor context Bijvoorbeeld, hoe oud is het kind.
Onvoldoende houvast voor specifieke passende behandeling
Zeggen weinig over verloop/ prognose Mensen met hetzelfde label hebben niet dezelfde
prognose.
Een alternatief is het dimensionaal systeem:
Dit is wel lastig, want wanneer behandelen we of wordt er zorg
verleend? Waar ligt hierbij de cut-off? Een duidelijke diagnose is vaak
nodig voor toegang tot de zorg.
Ook bemoeilijkt dit de communicatie.
Een voorbeeld van een dimensionele aanpak is de RDoC (Research
Domain Criteria):
Wordt meer gekeken naar wat er onderliggend is aan het probleem wat er wordt gezien.
Meer gekeken naar onderliggende psychologische of biologische processen ipv een verzameling van
symptomen op het gebied van het gedrag. Wel is het vaak lastig om bijvoorbeeld biologische
processen te kunnen koppelen aan het gedrag. Hiervoor zijn bijvoorbeeld neurotransmitters nodig.
Voorbeelden van dimensies:
o Mate van inlevingsvermogen
o Mate van gevoeligheid voor beloning
o Mate van inhiberend vermogen.
Lastig om met z’n allen te zeggen dat iets een problematische dimensie is.
In de praktijk en in het onderzoeksveld kan er nog niet veel mee worden gedaan.
Taxonometrisch onderzoek Om categorie of continuüm te identificeren.
Taxon = een natuurlijke categorie (van mensen/ eigenschappen) die kwalitatief afwijkt van de normale
variatie (een andere taxa).
Binnen zo’n onderzoek wordt er gekeken naar de samenhang tussen symptomen of verschillende kenmerken
van een stoornis op gedrag/ biologische/ cognitief niveau. Hoe hangen kenmerken met elkaar samen?
Staat gelijk aan het in hokjes plaatsen. Categorieën.
Voorbeeld Mogelijkheid 1 Mogelijkheid 2
Mensen met bijzonder veel Mogelijkheid 1: Mensen met Mogelijkheid 2: Mensen met
moeite met sociale interactie en milde problemen met sociale milde problemen met sociale
non-verbale communicatie, interactie en non-verbale interactie en non-verbale
hebben ook opvallend vaker communicatie hebben ook iets communicatie, hebben NIET
moeite met veranderingen in vaker moeite met veranderingen vaker moeite met veranderingen
routine en sensorische in routine en sensorische in routine en sensorische
gevoeligheden. gevoeligheden aanwijzing gevoeligheden Aanwijzing
continuüm. Kan je ook een beetje voor taxon. De kenmerken
autistisch zijn? Bewijs voor een hangen niet meer met elkaar
dimensie. samen.
, Voor ADHD is er weinig bewijs gevonden voor een taxon (weinig bewijs voor ADHD als een aparte
categorie). Dit betekent dat je meer of minder ADHD kunt hebben.
- Scheidslijn klinische en sub-klinische ADHD is wat arbitrair.
- Extreme op een continuüm.
ADHD is wel nog valide als klinische diagnose, als:
Het gepaard gaat met lijdensdruk/ disfunctioneren.
Specifiek passende behandeling voor ADHD.
Herkenbaar en onderscheidend van andere stoornissen.
Als er een biologische verklaring wordt gegeven voor ADHD is er minder stigma. Heeft iemand met ADHD
een anders werkend brein of is hij/ zij opgegroeid in slechte omstandigheden?
Voor Autisme is er bewijs gevonden voor een taxon (categorie). Mensen laten bijna nooit milde symptomen
van autisme zien. Iemand heeft het of iemand heeft het niet.
Autisme spectrum lijkt een aparte categorie, maar dit verwijst naar dat je verschillende manieren van
autisme kunt hebben (bijvoorbeeld overgevoelig of ondergevoelig).
Aan de andere kant is er uit familieonderzoek gebleken dat ouders/ broertjes/ zusjes die geen autisme
hebben, wel in een bepaalde mate de kenmerken laten zien. Dit staat tegenover het taxonometrische
onderzoek. Hoe meer risicofactoren aanwezig zijn voor een bepaalde stoornis (bijvoorbeeld genetische
kwetsbaarheid), hoe meer (milde) symptomen deze persoon zal laten zien (voorspelt door continuüm
model (multiple deficit model)) broader autism phenotype
Zijn dus aanwijzingen voor zowel categorieën als dimensies voor psychische problematiek.
Een diagnose: wat nu?
Door een diagnose wordt de problematiek
bespreekbaar en inzichtelijk. Dit is vaak de start voor
een behandelplan en ondersteuning.
Wel kleeft er vaak een stigma aan een diagnose
Stereotype ideeën, vooroordelen, discriminatie etc.
Publiek stigma = dat wat de grote groep doet.
Zelf-stigma = Negatieve ideeën op jezelf plakken.
Ervaren stigma = Stigma dat wordt ervaren
Geassocieerd stigma = Familie wordt
gestigmatiseerd
Meten van stigma:
Sociale afstand Mate van bereidheid om contact te maken en een zekere relatie aan te gaan met iemand
uit een gestigmatiseerde groep. Hoe meer sociale afstand, hoe minder bereid je bent.
Debat: Person-first taal vs. Identity-first taal.
Person-first taal: Iemand met autisme.
Identity-first taal: Een autistisch iemand.
Hypotheses Kaushik:
1. Mate van publiek stigma varieert voor condities.
a. Meer stigmatisering van mentale condities (t.o.v. fysieke condities).
b. Resultaten wisselen voor mentale condities.
c. Borderline PS meeste stigma.
2. Vrouwen/ meisjes en hoger opgeleiden stigmatiseren minder.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lolageuzinge. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,62. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.