Samenvatting voor het vak Communicatie & Identiteit van de master Beleid, Communicatie en Organisatie. De samenvatting bestaat uit alle college slides uitgetypt, inclusief uitleg en belangrijke dingen die tijdens het college zijn gezegd.
College 1
Organisationele communicatie
The process by which individuals stimulate meaning in the minds of other individuals by means of verbal
or nonverbal messages in the context of a formal organization (Richmond & McCroskey, 2009)
Bedoelde boodschap verzonden boodschap (medium)
boodschap zoals ontvangen boodschap zoals begrepen
Bedoelde en verzonden = feitelijke info, deze info komt niet altijd allemaal aan
Mogelijke inspanningen zender
- Boodschap goed coderen (jargongebruik, KISS-principe (Keep It Short and Simple))
- Goede medium kiezen
- Controleren of boodschap is aangekomen
- Willen leren; feedback vragen (expertise)
- Ruis reduceren (directe communicatie; gelegenheid voor vragen; juiste communicatiestructuur
kiezen)
Communicatie & Organisaties
Problemen bij communicatie in organisaties
- De hiërarchie/organisatiestructuur
- Boodschap de (al dan niet) overkomt
- (Creëren van de) inhoud van formele communicatie
- Betekenis die aan de communicatie-uiting wordt verleend
- Informatie overload
- ‘Cultuurverschillen’ (bijv. professies, afdelingen)
- Communicatieklimaat (open/ondersteunend vs. Gesloten/defensief)
De ontvanger nader geanalyseerd
Je bent lid van een groep, dat heeft invloed op de manier je informatie ontvangt en verwerkt. Dit kan ertoe
leiden dat mensen op andere conclusies komen dan bedoeld. Ondanks dat je toegang hebt tot dezelfde
informatie.
Voorbeeld over kiezers in de VS
1
,Informatieverwerking
Ook vooral gericht op de manier waarop individuen informatie verwerken en blokkeren
- Nogal psychologisch: uiterst ‘cognitief’: hersenprocessen
- ‘Cognitieve miser’: oordelen en besluitvorming op basis van stereotypen (zelfbescherming)
- Beïnvloeding van gedrag
Cognitie
= Ook wel kenvermogen - is de mentale activiteit en het proces van kennisverwerving door waarneming
en het verwerken van de daarmee opgedane informatie door het denken
Elaboration likelihood model (Petty & Cacioppo)
^Tonen aan in welke omstandigheden mensen juist heel goed informatie gaan gebruiken of juist heel
slecht informatie gaan gebruiken. Bijv. het kopen van een huis vs. het kopen van een broek.
- Stereotypen: je ziet iemand, en op basis van huidskleur, gender heb je gelijk een beeld van ‘dat is
zo’n persoon’. Of bijv. bij een politieagent, dat zal wel streng persoon zijn.
Communicatie vs. informatie
Communicatie binnen organisatie/door organisaties
- Natuurlijk niet alleen ‘informeren’
- Niet neutraal, er op gericht attitudes en gedrag te manipuleren
- Niet zo veel anders dan reclame
kan ook averechts werken (leidt tot memes over bijv. Mark Rutte ‘ik heb hier geen actieve
herinneringen aan’)
Kenmerkend onderzoek communicatie in organisaties
Draait allemaal om de ontvanger, wat deze persoon met de informatie doet op basis van zijn sociale
identiteit, dit leidt tot:
Effecten van communicatie op attitudes
- Commitment/identiteit
- Organisatieverandering
Effecten van communicatie op gedrag medewerkers
- OCB (organizational citizenship behavior)
- Prestaties/effectiviteit
- Vertrek
2
,College 2
Sociale identiteitsbenadering
Invloed van omgeving op individu, ‘de macht van de situatie’, de situatie is bepalend voor wat mensen
doen
Sociaalpsychologisch perspectief
Effecten van persoonlijke dispositie op gedrag worden bepaald door:
- Kenmerken van de situatie
- Gedrag/aanwezigheid van anderen
- Weinig aandacht voor persoonlijkheid, ‘karakter’
- ‘Psychologie van de hoop’
Als je onderdeel bent van een groep, hoe nieuw anoniem en betekenisloos die ook is, je wil niet dom
overkomen – leidt tot groepsgedrag en gaan anderen napraten – ‘groepsdruk’(filmpje over hoofdstad van
Makata)
Experimenteel design
Random assignment (‘double blind’) om causaliteit te kunnen aantonen
= behandeling vs. Controle
= in psychologie: ‘manipulatie’
Je kunt ook nog mannen/vrouwen/leeftijd meenemen, komt altijd door experimentele manipulatie
Het (psychologische) experiment
Kunstmatige situatie (taken, interactiemogelijkheden, etc.)
Manipulatie van situatie
- Zogenaamd goede of slechte prestatie
- Zogenaamd samenwerken met iemand van eigen groep of iemand van andere groep
- Informatie afkomstig van eigen groep/andere groep
- Onderhandelingen sterk restrictief (doelen, etc.)
Cruciaal: random toewijzing
- Deelnemer wordt op basis van toeval aan situatie toegewezen
Grote voordeel, ook hier: causaliteit
- Het enige verschil tussen de condities is de manipulatie (is dus de enige serieuze verklaring
- Een effect komt niet door individuele verschillen of persoonlijkheid
Sociale identiteitsbenadering
Het belang van groepslidmaatschappen, oorsprong: minimale groepen (Artikel Tajfel, 1971)
Sociale identiteit
- Social identity is a person’s sense of who they are based on their group membership(s).
- ‘That part of an individual’s self-concept which derives from his knowledge of his membership of
a social group (or groups) together with the value and emotional significance attached to that
membership’ (Artikel Tajfel, 1978).
3
,Noodzakelijke voorwaarden voor conflict? Wanneer gaan mensen negatief gedrag vertonen ten
opzichte van andere mensen?
Realistische Conflict Theorie (Artikel Campbell, 1965):
- Het zijn bijna altijd economische kwesties die een rol spelen, door bijv. competitie om schaarse
goederen
Artikel Tajfel (1971): competitie om schaarse goederen is bron van conflict. Maar wat zijn de minimale
voorwaarden?
Minimale Groepen Paradigma (Tajfel, 1970):
- Indeling in twee groepen op basis van arbitrair criterium, op een niveau waarop je geen enkel
verschil tussen groepen verwacht.
o Schattingstaak: onderschatters/overschatters
o Beoordelen schilderijen: voorkeur Klee vs Kadinsky
(Groepen zijn betekenisloos. Niemand die kan zeggen dat een Klee liefhebber een beter of
slechter persoon is dan een Kadinsky liefhebber).
- Verdeling van punten tussen iemand van de eigen groep en iemand van de andere groep (ingroup
en outgroup)
Outgroup favoritisme: meer punten weggeven aan
outgroup dan eigen groep
Ingroup favoritisme: eigen groepsleden meer punten
geven dan leden van andere groep
Artikel Tajfel (1971): competitie om schaarse goederen is bron van conflict. Maar wat zijn de minimale
voorwaarden?
- De vermelding dat er twee groepen zijn om punten tussen te verdelen is genoeg
- Dat is de minimale voorwaarde, het feit dat er twee groepen zijn, zonder enige intrinsieke
waardeverschillen, die er toch voor zorgen dat mensen op hele andere manieren gaan reageren en
de ingroup de ene ingroup leden gaan bevorderen ten opzicht van de outgroup
Categorisatie (indeling in groepen op basis van een arbitrair criterium) is voldoende voor het optreden
van discriminatie tussen groepen, dus zelfs als
- Er geen geschiedenis is
- Er geen interactie tussen personen is
- De ene groep niet beter is dan de andere (geen informatie)
- Eigenbelang niet meespeelt
Achterliggende gedachte: kun je nagaan hoe dat bij echte, betekenisvolle groepen gaat.
Voorbeeld: filmpje over the A/B-team.
- Nadat ze worden ingedeeld in twee groepen ontstaan er direct allerlei ideeën, percepties
- A = beter, superieur – B = inferieur
- Geldt voor alle leden van beide groepen
- Opgelegde, toevallige identiteit heeft meteen impact
- Onmiddellijke competitie, ook op irrelevante terreinen (zout er peper; de rij)
- Verschillen tussen individuen
4
,Het belang van groepslidmaatschappen
Oorsprong: minimale groepen (Tajfel, 1971)
Wat gebeurt er als mensen in groepen worden ingedeeld, als groepen relevant worden gemaakt, sailliant
zijn. Er zijn 3 processen op basis waarvan mensen beslissingen nemen/oordelen hebben over zichzelf en
anderen:
1. Sociale categorisatie
2. Sociale vergelijking
3. Sociale identiteit
1. Sociale categorisatie: het indelen in sociale categorieën
- Ordening van personen (en informatie)
- Assimilatie binnen groepen
- Contrast tussen groepen
Basis voor stereotypering: toeschrijven van de kenmerken van een persoon aan de hele groep
2. Sociale vergelijking:
- Waarde van groepskenmerken
- Hoge status – positieve identiteit
Sociale vergelijking is dynamisch. De keuze van de groep om jezelf mee te vergelijken beïnvloedt of
je je beter of slechter gaat voelen.
3. Sociale identificatie
Mensen streven naar een positieve sociale identiteit
- Zelfbeeld afhankelijk van groep
- Motivatie: (positieve) distinctiviteit (onze groep is echt anders (+ beter) dan andere groepen)
- Eigen groep positief afschilderen
- Aansluiting zoeken bij gewaardeerde groepen
Distinctiviteit
Lage status outgroup vernederen (outgroup derogation)
- Benadrukt superioriteit: toename identificatie
Mensen die tot een hoge statusgroep behoren identificeren zich veel
makkelijker dan mensen die tot een lage statusgroep behoren (niemand
wil hier eigenlijk lid van zijn – groep B in voorbeeld filmpje)
Voorbeeld video Distinctiviteit: Schoolplein
- Buitenstaanders: iedereen hetzelfde schooluniform
- Insiders: subtiele verschillen in dracht schooluniform
- Zelf-stereotypering: ook negatieve kenmerken zijn onderscheidend
Voorbeeld video Distinctiviteit: A/B-team
- Lage status outgroup vernederen (outgroup derogation)
- Begon subtiel bij peper en zout
- Benadrukt superioriteit: toename identificatie
5
, Saillantie
Heel veel groepslidmaatschappen zijn eigenlijk niet saillant, relevant, in bepaalde situaties.
Als sociale identiteit saillant is, beïnvloed dit:
- Percepties (homogeniteit, depersonalisatie)
- Zelfwaardering (afgeleid van groep, zelf-stereotypering)
- Gedrag (volgens groepsnormen)
Voorbeeld: als Ajax op bezoek gaat bij Feyenoord worden ze nooit heel positief ontvangen. Als je als
Feyenoordspeler (Berghuis) van Feyenoord naar Ajax overstapt en in de Kuip moet spelen, word je nog
iets meer negatief behandeld dan de rest. Maar op het moment dat hij een oranje shirt aantrekt staat
iedereen te juichen als hij iets goed doet.
- Het is nog precies dezelfde persoon. Afhankelijk van het shirt dat hij aan heeft wordt hij
benaderd.
Als sociale identiteit bedreigd wordt (bijv. door lage groepsstatus):
In voorbeeld A/B-team, dat rode team werd aangesproken op dat ze oneerlijk waren geweest
Strategie, je gaat proberen iets aan deze situatie te veranderen
1. Individuele mobiliteit (voorwaarde: permeabiliteit)
2. Sociale competitie (voorwaarde: stabiliteit)
3. Sociale creativiteit (voorwaarde: legitimiteit)
6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur margreetdejong1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.