Inspanningsfysiologie | M. Parent
H1: INTRO + ENERGIESYSTEMEN
BRANDSTOF VOOR FYSIEKE ACTIVITEIT
Wat is energie en waar wordt energie opgeslagen?
Welke energiebronnen hebben we daarvoor nodig gedurende inspanning?
Wat is rustmetabolisme?
- Uitgedrukt in kCal
o Wielrenner die Tour de France doet: ongeveer 10.000 kCal nodig
- Alle chemische processen die zich voordoen in het lichaam om energie te
produceren.
- ATP splitst energie + warmte (ATP = energierijke binding)
Waarom hebben we ATP nodig in ons lichaam?
- Voor onze spiercontracties, hart laten pompen, temperatuur op peil houden,
actief transport zelfs in rust lichaam in homeostase houden
TERMINOLOGIE
Substraten
- Adenosinetrifosfaat, fosfocreatine
- Koolhydraten, vet, eiwit
Belangrijkste substraten nodig om energie te produceren
Bio-energetica: proces van omzetting van substraten in energie.
Metabolisme: alle chemische reacties in het lichaam waarbij energie wordt
geproduceerd.
SUBSTRATEN
- De vrijgekomen energie kan worden gemeten aan de hand van de
geproduceerde warmte
- 1 cal = warmte-energie die nodig is om 1 g water van 14,5°C naar 15,5°C te
brengen
- 1.000 cal = 1 kcal = 1 calorie (voeding)
- Substrates: Carbohydrate, fat, protein
- Resting state: 50% CHO, 50% fat
- Exercise (short): More CHO
- Exercise (long): CHO, fat
Hoe langer de afstand, hoe meer vetten; hoe korter de afstand, hoe meer
koolhydraten!
1
, Inspanningsfysiologie | M. Parent
Als je 100m gaat sprinten, pakt 10s, heb je heel veel
energie nodig. Je lichaam moet dus in staat zijn om
heel veel ATP te genereren per sec. welke
energiesystemen hebben we daarvoor nodig? ATP-
PCr (cytoplasma), glycolyse (cytoplasma) en aerobe
metabolisme (vanaf lange inspanningen waarbij
zowel glucose als vetten worden gebruikt).
In rust gebruik je sowieso alle energiesystemen. Je
gebruikt ongeveer 50% koolhydraten en 50% vetten.
Hoe korter de afstand, hoe intensiever, hoe meer koolhydraten. Hoe langer de
afstand, hoe meer vetten.
Hier zien we duidelijk de intensiteit van de
inspanning. Bij een lagere intensiteit heb je mindere
calorieën nodig dan bij zwaardere intensiteit. Bij een
lagere intensiteit ga je meer energie halen uit FFA.
Hoe lager de intensiteit, hoe meer vetten; hoe hoger
de intensiteit, hoe meer spierglycogeen. Glycogeen
zit in ons spier, opgeslagen in het cytoplasma en de
lever.
Hier zie je opnieuw: hoe zwaarder de intensiteit,
hoe meer koolhydraten je gebruikt; hoe lichter de
intensiteit, hoe meer vetten dat je gebruikt. Je
gaat dus altijd alle energiesystemen aanspreken!
VO2 max is het maximaal volume O2 dat je kan
opnemen. Het geeft een indicatie van de aerobe
prestatie / fysieke fitheid (cardiorespiratoire
uithouding).
We hebben enerzijds onze myofibrillen
(contractiele eiwitten: actine en myosine) en veel
vocht (cytoplasma). In het cytoplasma zit het ATP-
PCr systeem. Glucose komt in de spiercel terecht
en gaat direct ATP genereren. Als je langer gaat
inspannen, heb je nog meer ATP nodig.
Bijproducten, als glucose wordt afgebroken tot
andere metabolieten, dan gaan die metabolieten in
de mitochondriën om meer ATP te genereren. De mitochondria zijn de
zuurstoffabriekjes van het lichaam. Daarnaast zit er ook nog de nucleus in het
cytoplasma. Waarom is nucleus belangrijk in spiercel? Spiergeheugen, het bevat
alle DNA om alles op te bouwen waarvan spier is uitgemaakt.
Vanuit de longen nemen we O2 op, O2 gaat binnen met haemoglobine in het bloed
en komt terecht in spiercel. Daarnaast hebben we ook vetcellen. Lipiden worden
afgebroken door lipolyse. Er komen dan VVZ vrij in de bloedstroom en wordt
getransporteerd in spiercel.
2