Situering:
o Wat is de impact van de ontwikkelingsfase op (probleem)gedrag?
o Uiten psychische problemen bij kinderen zich anders dan bij volwassenen?
o Welke risicofactoren en protectieve factoren zijn er bij het ontwikkelen van een bepaald probleem?
o Hoe kunnen psychische problemen bij kinderen worden opgespoord, worden voorkomen en worden verholpen?
Klinische ontwikkelingspsychologie (KLOP)
1. KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Klinische ontwikkelingspsychologie (KLOP)= onderzoeken van afwijkende ontwikkeling bij kinderen en jongeren, de diagnostiek,
behandeling en preventie ervan
Doel KLOP:
1) Modellen ontwerpen die de ontwikkeling van afwijkend gedrag kunnen verklaren (= studie van afwijking van de
normale ontwikkeling)
2) Bestuderen van implicaties van verworven inzichten aanknopingspunten aanreiken voor preventie en interventie
Prevalentie kinderpsychopathologie:
13-37% heeft een klinische stoornis
2-3% komt in de hulpverlening terecht
Moeilijkheden:
Kind is afhankelijk van ouders om in begeleiding te komen
Ernst problematiek moeilijk in kaart te brengen door beperkte zelfreflectie
Wordt pas herkend bij effect op gezinsfunctioneren en/of schools functioneren
Belang van herkennen signaalpunten
Wat is ‘normaal’ gedrag?
o Voor bepaalde stoornissen makkelijker te bepalen dan voor andere
o Hoge lifetime prevalentiecijfers psychopathologie= wat is het risicopercentage om een psychische stoornis te
ontwikkelen? (30-35%)
o Happiness myth (Russ Harris)
1. Geluk is niet de ‘normale staat van zijn’ normaal= golven van allerlei emoties
2. Geluk is niet je steeds goed voelen gelukkig zijn is een waardevol leven leiden met veelhied van emoties
3. Als je je niet (steeds) gelukkig voelt, is er niets mis met je, want het leven is uitdagend en moeilijk
o Kadert binnen ruimer ethisch/maatschappelijk debat
Jezelf als norm gebruiken
Gerelateerd aan maatschappelijk narratief
2 benaderingen voor de grens tussen normaliteit en stoornis
1. Categoriale benadering
DSM
2. Dimensionele benadering
Continuüm van ‘geen problemen’ tot ‘veel problemen’
Persoon heeft in meer of mindere mate kenmerken van een bepaald probleem
KLOP gaat ervan uit dat beide benaderingen elkaar aanvullen
Binnen bepaalde diagnose meer of minder symptomen
Neemt ontwikkelingsperspectief mee in pespectief
Samenvatting van Nina Hoevenaars (2022-2023)
,Centrale termen binnen KLOP:
o Risicofactor= een factor die een negatieve invloed heeft op de (normale) ontwikkeling van een kind en die de kans op
een bepaalde (maladaptieve) ontwikkelingsuitkomst verhoogt
Kansuitspraak
2 soorten:
1) Gefixeerde markers (niet veranderbaar; bv. genen)
2) Variabele markers (veranderbaar; bv. opvoedingsstijl)
Risicoperioden: bv. agressie voor 10 jaar is een risicoperiode om ook in de volwassenheid deze copingsstijl te
hanteren
Multifinaliteit= eenzelfde combinatie van risicofactoren kan tot verschillende uitkomsten leiden (bv.
controledrag + negatief zelfbeeld kind 1: leidt tot faalangst; kind 2: leidt tot sociale angst)
Equifinaliteit= een bepaald probleem kan door verschillende (sets van) risicofactoren worden verklaard (bv.
anorexia wordt bij de ene veroorzaakt door perfectionisme en interpersoonlijke problemen; bij de andere
wordt anorexia veroorzaakt door perfectionisme en dieëten)
4 niveaus van risicofactoren:
1) Organisch niveau (bv. genetische factoren)
2) Interpersoonlijk niveau (bv. opvoedinsstijl)
3) Intrapersoonlijk niveau (bv. temperament)
4) Hogere orde niveau (bv. armoede)
o Veerkracht= het hebben van een goede externe en interne aanpassing aan omstandigeheden
Beschermende factoren bevorderen veerkracht
Beschermende factor voor het ene kind kan een stressor zijn voor het andere kind
Veerkracht kan zich ontwikkelen door contact met negatieve ervaringen
2. TIEN PREMISSES BINNEN DE KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
1. Gedragingen kunnen verschillen naargelang context observatie in verschillende situaties
2. Observaties moeten aangevuld worden met testen of gesprekken
3. Comorbiditeit eerder regel dan uitzondering
4. Verschillende ontwikkelingsterreinen moeten bekeken worden
5. Psychopathologie is een extreemgebied
6. Niet iedereen die in eenzelfde categorie van een stoornis wordt geplaatst heeft precies dezelfde kenmerken
minimum gemeenschappelijk
7. Multideterminism: gedrag ontstaat door multiple invloeden
8. Wat als symptoom wordt gezien is deels cultuurafhankelijk
9. Probleemgedrag is niet statisch en kan verschillende vormen aannnemen over ontwikkelingsfasen heen
10. Een label of diagnose is geen verklaring, nood aan becshrijving van mechanismen
Zowel bij diagnostiek als bij begeleiding is het belangrijk om te letten op hoe het probleem ontstaan is en in stand wordt
gehouden:
o PrOP en Integratief Beeld
o Kapstokken kennis specifieke etiologie
o Oog op transdiagnostische processen
Steeds het particuliere verhaal van je cliënt voorop stellen en vardaaruit interventies bepalen
3. DIAGNOSTIEK EN BE GELEIDING BIJ KINDEREN EN JONGEREN: ALGE MENE AANDACHTSPUNTEN
Algemene principes:
o Wie komt met wat net nu naar hier?
o Handelingsgericht
o Psychodiagnostisch procesmodel
o Theorie en kennis vormen ‘kapstok’
o Evidence based
Samenvatting van Nina Hoevenaars (2022-2023)
, o Grondhouding en ethiek
Specifieke aandachtspunten:
o PrOP als algemeen kader
Problemen= omgeving x persoonlijke stijl
- Pr= wat is het probleem?
- O= wat gebeurt er in de omgeving? Wat vindt het kind daarvan?
- P= Hoe is het kind als persoon? Hoe gaat het kind met problemen om?
Samenhang in kaart brengen
Interventies gericht op P en P
o De context vaak een prominente plaats binnen diagnostiek en begeleiding kinderen
Systeemdenken: het kind vertoont een probleem dat familiaal verpakt zit (scapegoat, identified patient)
o Ingangspoorten bij kinderen
Om kinderen te kunnen begrijpen en hen te helpen zichzelf te begrijpen zullen we ons moeten verdiepen in de
taal die zij gebruiken
- Beperkte vocabularium
- Weigering kind
- Beperkingen in abstract denken
- Beperkte zelfreflectie
- Gebruik alternatieve ingangspoorten
o Opsporen van symptomen en beschermende factoren bij kinderen via multi-method-multi-informant methode
Observatie, gesprekken, gevalideerde en genormeerde instrumenten
Verschillende contexten: kind, ouders en leerkracht
HOOFDSTUK 1: EETPROBLEMEN EN EETS TOORNISSEN
1. NORMALE ONTWIKKEL ING EETGEDRAG
Terminologie:
o Voedingsstoornis/probleem: tot 6 jaar oud
o Eetstoornis/probleem: vanaf 6 jaar
o Ook in de vroege kindertijd kunnen voedings- en eetproblemen voorkomen
6% van de kinderen tussen 6-36 maanden ernstig probleem
24-45% tussen 24-36 maanden vertonen moeilijk eetgedrag, tot 80% van de kinderen met een
ontwikkelingsachterstand
Eetstoornissen ontstaan meestal tijdens adolescentie of jong-volwassenheid
Waarom?
o Autonomie-strijd, controle over lichaam hebben
o Gevoelige periode voor invloeden van buitenaf bij ontwikkeling zelfbeeld bv. sociale media, peers
o Egocentrisme, imaginair publiek= jongeren hebben continu het idee dat we bekeken worden
o Lichamelijke veranderingen vinden plaats bv. eerste menstruatiecycli
Normale ontwikkeling van eetgedrag:
o Eetrituelen en eetritmen zijn 1 van de eerste ontwikkelingsopgaven
o Eerste levensjaar enorme gewichtssprong
o Leren overgaan van 1 voedingsbron met constante kenmerken naar groot aantal voedingsbronnen met uiteenlopende
kenmerken
o Kind verwerft steeds meer controle over voedselinname en komt in nieuwe sociale eetsituaties
Drie fasen in normale ontwikkeling eetgedrag:
1. Zoog- en zuigfase
Gemiddeld 0-6 maanden
Borstvoeding of flesvoeding
Angeboren reflexen baby: zuigreflex, slikreflex, zoekreflex/rooting, wurgreflex= voorkomt stikken
Samenvatting van Nina Hoevenaars (2022-2023)
, Reflex moeder: toeschietreflex= wanneer de baby huilt, begint de mama melk te produceren
2. Overgangsfase
Ongeveer 5 tot 12 maanden
Kind krijgt nog borst- of flesvoeding en kan nu kennismaken met ander voedsel door ontwikkeling
spijsvertering
Voedingsreflexen verdwijnen en worden gestuurd gedrag
Door verdwijnen wurgreflex wordt verslikken mogelijk
3. Mee-eten wat de pot schaft
Tussen eerste en tweede levensjaar
Wennen aan nieuw voedsel
Verder ontwikkelen voedselvoorkeuren
Ontwikkelen van vaardigheden om zelf te eten en te drinken
Uitgangsvormen evolutie normaal eetgedrag:
o Voedsel(neo)fobie= angst om nieuw voedsel uit te proberen
Weigeren nieuw voedsel te proeven
Strat tijdens periode van scheidingsangst en mototische evolutie, piek rond 2 jaar
Koppigheidsfase en drang naar autonomie
Uit zich in kieskeurig eten
Weinig gevarieerd eten
Traag en te kleine hoeveelheden
Voedsel ‘uitpluizen’
o Lagereschoolkinderen:
Food jags= altijd een bepaald gerecht willen eten tot je dat beu bent
Eten sneller en meer, kauwen minder
Eten ook uit goesting
Groeispurt in pubertijd grotere porties en experimenteren
Aanpak: psycho-educatie
o Kleuters hebben een sterk variërende eetlust naargelang activiteiten en gemoedstoestand
o ¼ tot ½ van de kinderen ervaren tijdelijk voedingsprobleem in fase ontwikkeling autonomie
o Niet ‘bordje leegeten’ als norm, rekening houden met honger en voldaan gevoel
o Kinderen van 3-6 jaar eten meestal in overeenstemming met wat lichaam nodig heeft (zelfregulatie)
o Tips:
Repeated exposure: herhaaldelijk en speels aanbieden en laten proeven (10x-regel)
Sociaal aanmoedigen en belonen kan versterkend werken om te proeven
NIET belonen met “je krijgt een dessertje als je je bord leeg eet” dessertje loskoppelem van de gewone
maaltijd
Belang van vroege variatie in aanbod
Laten mee-eten uit de gezinspot, niets anders aanbieden
Voordoen (modeling)
Generaliseer niet voor elk gerecht apart
Niet dwingen en consequent de regels volhouden
Niet teveel drinken tussen maaltijden door
Eetsituatie aantrekkelijk maken
Kind mee eten laten bereiden
Structuur bieden (samen eten op vaste tijdstippen)
Mindful eten
Kleinere portie op groot bord
2. EET- EN VOEDINGSPROBLEMEN VANAF DE KINDERTIJD
Binnen DSM-5 worden 7 diagnostische labels onderscheiden binnen de categorie ‘voedings- en eetstoornissen’
o Drie daarvan bevinden zich onder de categorie ‘Voedings- en eetstoornissen op zuigelingenleeftijd of vroege
kinderleeftijd’:
Samenvatting van Nina Hoevenaars (2022-2023)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ninahoevenaars. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €11,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.