H6: eukaryota protista (= type eukaryote cel)
Ontstaan:
• Endosymbiose: een prok cel heeft een andere cel opgenomen vr samenwerking
• Horizontale gen transfer
• instulpingen
Verschil met euk: aanwezigheid van
• Organellen
• Nucleaire enveloppe (ontstaan uit instulpingen)
• Cytoskelet (bestaat uit tubuline en actine (eiwitten): gericht
transport in cel + beweging)
Ontstaan mitochondria:
• Via endosymbiose gestart vanaf prok cel (plasmamembraan en
nucleonen zone) – endomembranair systeem ontwikkeld (bv rond
kern): euk cel
• Mitochondrien hebben dubbel plasmamembraan, zit in euk cel
(endomembranair systeem), ook zo bij chloroplasten
Ontstaan chloroplast:
• 2 keer aan endosymbiose gegaan: chloroplast heeft 4 membranen
door opname van euk cel die 2 membranen had voor chloroplast
Mitochondriën en chloroplasten
• hebben eigen dna: komt overeen met bacterieel dna
(afstamming van prok)
• eigen ribosomen: eigen proteïnensynthese
• dubbel membraan (prok endosybiose)
evolutie mitose:
• sommige fungi en protista: geen oplossing nucleair membraan
• veel eukaryote: kernmembraan lost op, chromosomen splitsen in cytoplasma (niet kern)
Eukaryote: 6 supergroepen
Focus op opisthokonta (funghi, plantae en animalia), de rest zijn protisten (vb kennen, niet de
tekening)
Protista:
• 1 cellig
• 6 supergroepen met subgroeperingen
,Vele variaties in opbouw:
• Zijn eukaryotische cellen: plasmamembraan+ matrix en celwand (minder flexibel, hebben
dieren en mensen niet), silica schelp
• Cyste vorming vr overleven
• Voortbeweging: cilia (haartjes), filopodia (soort voetjes), flagella
• Voeding:
1. Fototroof: fotosynthese
2. Hetero: fagotroof (vacuole) of osmotroof (voedsel in vloeibare vorm)
3. Mixotroof
• Voortplanting
1. Sexueel: via meiose diploide (2n) cel naar
haploide cel (n) omzetten om zo terug een
diploide cel te vormen
2. Vooral asexueel( mitose kern, Dan splijting)
Excavata:
1Diplomonada: protisten die 2 kernen hebben
• Meestal parasieten (ene voordeel, ander nadeel) of
commensalen (neutraal)
• Giardia lamblia:
o kokend water dood, leven in koude
, o uit de cyste komen 2 trofozoïeten vrij in spijsvertering (kan ook geen symptomen
hebben)
o Trofozoïeten vormen terug ciste is maag, enkel deze cyste kan buiten gastheer
overleven, trofozoïeten niet!)
2parabasalia (symbionanten of parasieten)
• Trichomonas vaginalis (soa): bijdragen in overdracht HIV dr ontsteking en beschadiging
vaginale wand
o nog andere vormen trichomonas (die wel vrdelig zijn bv in mond trichomonas
buccalis, darm: trichomonas hominis)
3Euglenozoa
Hebben endosymbiose ondergaan:
• mitochondria
• chloroplast: autotroof, geen chloroplast: heterotroof
• voortplanting asexueel: mitose: eerst splitst kern,
daarna rest cel (nucl enveloppe intact)
Vb. kinetoplastide: 2 flagellum, heeft een andere prok
(kinetoplast) opgenomen (endosymb),
• Meestal parasieten (hemoflagellaat): zitten in
ons bloed, NAAST rode bloedcellen
• Kinetoplast zit in verlengde mitochondria en
bevat dna
Trypanosoma: ziekteverwekkende kinetoplasten
o reservoirdier= wilde dieren/huisdier worden niet ziek, mens zou wel ziek worden
Trypanosoma brucei gambiense: cyclus tseetseeevlieg
• Tseetseevlieg zuigt bloed en zet speeksel vrij (stolt bloed niet): neemt stompe
tryposoma op, deze delen en gaan uit vlieg in slanke vorm
, Slanke vorm wordt ingebracht in mens (of nieuwe reservoidier) en vermenigvuldigt ( tussen
bloedcellen!!!) Later op alle plaatsen in lichaam onder stompe vorm als ze gestopt zijn met delen (
stompe vorm kan weer opgenomen worden dr tseetseevlieg)
Slaapziekte:
Bloedarmoede dr giftige stofwisseling parasieten (veel slaap, in coma)
o Bestrijding: vaccin?, DFMO (als zenuwstelsel is aangetast), tseetsee vlieg bestrijden
Alveolata: dinoflagellaten, ciliata, apicomplexa
Afgevlakte vesikels of alveoli vlak onder plasmamembraan
Dinoflagellaten:
• Groter en klein fagellum:
1. Grote: ligt in sculus, voorwaartse beweging
2. Kleine: ligt dwars in cingulum, rotatie en vrwaartse
beweging
• Fotosynthetisch eencellige
• Sommige parasitair, andere mutualistisch (beide voordeel)
• Noctiluca scintillans: geeft licht doordat ze aan fotosynthese doen
o Bioluminescentie: massaal vrkomen veroorzaakt verkleuring vn zee
• Bevatten toxines:
o Protist Ganyoaulax geeft saxitoxine af dat ons ziek maakt (mosselvergiftiging)
o Ciguatoxine: vergiftiging bij eten vis
Apicomplexa:
• seksueel en aseksueel vrtplanten
• sporenproducerende parasieten met apicaal complex (rol=
binnendringen vn gastheercel)
Vb. plasmodium: verwekker malaria
• mitochondria maar houdt vn zuurstofarm milieu
• overgedragen dr mug (anopheles)
• geeft speeksel af met merozoia door steek dat in onze lever
komt, vermeerderen zich (aseksueel), en infecteert WEL de rode
bloedcellen (maken ze kapot)