Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Belgisch Publiekrecht €7,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Belgisch Publiekrecht

 8 vues  0 achat

Dit is een samenvatting van de cursus en de ppt's van Toon Moonen.

Aperçu 4 sur 39  pages

  • 28 septembre 2023
  • 39
  • 2022/2023
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (42)
avatar-seller
floormeert
Belgisch publiekrecht
Recht = een rationeel opgebouwd geheel van precies afgelijnde begrippen en normen
waaraan van overheidswege opgelegde, minstens van overheidswege erkende, sancties
kleven, die langs instellingen kunnen worden afgedwongen en waarvan de bedoeling is de
orde in de samenleving te organiseren, te handhaven of te herstellen.

Deel I: Krachtlijnen
België is een meergelaagde, democratische rechtsstaat in Europa
1. De Belgische staat
Ontstaan staten
 Oorspronkelijk
 Afgeleid
-> Dekolonisatie (door zelfbeschikking)
-> Secessie (afscheiding)
-> Dismembratio (uiteenvallen)
-> Fusie (samengaan)
Ontstaan België
 Congres van Wenen 1814
 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1815
 Monsterverbod: tegen het bewind van Willem I – te veel Nederlands en te weinig Frans
 Onafhankelijkheid: 4 oktober 1830
Constitutieve elementen staat
(1) Permanente bevolking
(2) Afgebakend gebied – Verdrag van Maastricht 183
(3) Effectieve overheid – wetten maken, besturen, rechtspreken
(4) Onafhankelijk – eigen gezag tov andere staten
 Internationale erkenning ook nodig, maar geen constitutief element
-> Declaratieve handeling, bevestigen bestaan nieuwe staat
-> Erkenning staten (niet regeringen)
-> Verdrag van Londen voor België
Gevolgen van kwalificatie als staat
(1) Rechtspersoonlijkheid
 Extern: verdragen sluiten <-> intern: belastingen heffen
(2) Soevereiniteit
 Extern: gelijkheid, non-interventie <-> intern: eigen rechtsordening bepalen
(3) Rechtsmacht
 Uitvoeringshandelingen: territoriaal / normerende, rechtsprekende handelingen

,2. Een democratische rechtsstaat
 Na de Verlichting, verwerpen absolutisme en streven naar vrijheid en gelijkheid
Scheiding der machten (- Montesquieu)
 Wetgevende, bestuurs- en rechtsprekende functie
-> Politiek verantwoordelijke machten
-> Onafhankelijke en onpartijdige rechter
 Geen echte scheiding: checks and balances: wederzijdse controle en samenwerking
-> Kamer controleert Koning
-> Koning maakt mee wetten
-> Wetgever bepaalt statuut rechters
-> Koning benoemt rechters
-> Rechters controleren beide machten
 Soms diffuse taakverdeling
-> Parlementair onderzoek, genade, naturalisatie
-> Rechtsvormende rol rechter
 Ook machtenscheiding tussen federale overheid, deelstaten en Europese Unie
 Verschuiving en evenwichten
Ontwikkeling rechtsstaat (rule of law)
 Formele voorwaarde: overheid is aan het recht onderworpen
-> Uitsluiten van willekeur en rechtmatigheidsbeginsel hanteren
 Materiële voorwaarden:
-> Recht moet zeker en stabiel zijn
-> Recht moet democratisch tot stand komen
-> Recht moet grondrechten respecteren
-> Recht moet afdwingbaar zijn voor de rechter
Uitdagingen?
 Achteruitgang
-> Als nevenschade van oplossing complexe maatschappelijke problemen
-> Door graduele ingrepen van leiders met autocratische neigingen
 Juristen als kritische stemmen?
Kunnen ook falen: klimaat, corona, terreur… -> Kan een dictator de wereld redden?
3. Een meergelaagde staat in Europa
(Federale) staat België
België vroeger enkel nationaal niveau (niet meergelaagd) - gewone meerderheids-
democratie, maar spanningen tussen Nederlands- en Franstaligen. Spanningen o.b.v.
taaldiscriminatie; moeizame (grond)wettelijke gelijkschakeling in wetgeving, bestuur,
gerecht, onderwijs – nu nog steeds fricties (ook spanningen door streven naar autonomie).
Confederale staat: deelstaten bepalen bevoegdheden – BE: federale niveau bepaalt
bevoegdheden deelstaten

,Nieuwe invulling nationale democratische ruimte sinds 1970: consociationalistisch model
 Etnisch, religieus, taalkundig… onderscheiden groepen in één politieke ruimte
 Democratievorm: geen zuivere meerderheidslogica, meer consensuslogica
-> Meerderheid kan geen mening opleggen
-> Pacificatiemiddel (vrede bewaren)
-> Regering: aantal NL-leden = aantal FR-leden
-> Franstaligen wouden consensus, Nederlandstaligen wouden autonomie (deelstaten
kregen bevoegdheden, dus geen toestemming FR nodig)
 Stabiele oplossing?
-> Niet evident in bipolaire structuur -> elk decennium een staatshervorming
 Wenselijk?
-> VOOR: houdt politieke ruimte samen
-> TEGEN: betonneert tegenstellingen, risico op blokkering
Groepsautonomie door federalisering
 Aanvankelijk unitaire staatsstructuur – wel decentralisatie
 Sinds 1970 federalisering
-> Nationale en deelstatelijke overheden
-> Self rule (autonomie) en shared rule (participatie)
-> Centripetale of centrifugale (BE) ontwikkeling
-> Verschillende modellen: geen/wel hiërarchie, geen/wel deelstatelijke
grondwetten, geen/wel symmetrie in deelstatelijke bevoegdheden ...
-> Labels zijn relatief: regionalisme, multinationalisme
Confederalisme
 Theorie: onafhankelijke staten sluiten een verdrag, grotendeels diplomatiek verhaal
 In België bepaalde kenmerken aanwezig (consensuslogica) maar deelstaten hebben geen
Kompetenz-Kompetenz (bevoegdheid om bevoegdheden te bepalen op federaal niveau)
 Kwalificatie soms gezien als grijs en niet zwart-wit
De Vlaamse en andere deelstaten
Pacificatie en ontwikkeling federalisme doorheen 6 staatshervormingen
(1) 1970: Eerste staatshervorming
 ° Drie cultuurgemeenschapen (Vlaams, Frans, Duitstalig): Vlaanderen wil meer
culturele autonomie
 Verankering taalgebieden (belangrijk voor bevoegdheidsverdeling en taalwetgeving)
(2) 1980: Tweede staatshervorming
 Inrichting Vlaams en Waals gewest: Wallonië wil meer economische autonomie (nog
geen beslissing over Brussel)
 Cultuurgemeenschappen => gemeenschappen (persoonsgebonden bevoegdheden)
(3) 1988: Derde staatshervorming
 Onderwijs naar gemeenschappen
 ° Brussels Hoofdstedelijk Gewest – gemeenschapscommissies
(4) 1993: Vierde staatshervorming (Sint-Michielsakkoord)
 Art. 1 GW.: België is een federale staat

,  Rechtstreekse verkiezingen deelstatenparlement
 Splitsing Brabant
 Internationale bevoegdheden deelstaten
(5) 2001: Vijfde staatshervorming (Lambermontakkoord)
 Overdracht bevoegdheden (vb: toezicht lokale besturen)
 Aanpassing financiering gemeenschappen en beperkte fiscale autonomie gewesten
(6) 2011 – 2014: Zesde staatshervorming (Vlinderakkoord)
 Overdracht bevoegdheden (vb: gezinsbijslag)
 Uitbreiding fiscale autonomie gewesten
 Herfinanciering Brussel
 Hervorming senaat
 Splitsing Brussel-Halle-Vilvoorde
De Europese Unie
Doelstelling: aanvankelijk (vrede door) economische integratie – nu veel meer dan dat
Opeenvolgende Europese verdragen
 EGKS (1951): samenwerking kolen en staal
 EEG (1958): basis voor interne markt
 Europese Akte (1986)
-> Voltooiing interne markt: vrijhandelszone + douane-unie en vrijheid van goederen,
personen, diensten en kapitaal
-> Verdrag van Schengen: geen personen- en goederencontroles meer binnengrenzen
 Verdrag van Maastricht (1992)
-> ° EU + gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid + samenwerking BZ en just.
 Verdrag van Lissabon (2009)
-> VEU en VWEU
-> Bindende kracht Handvest grondrechten
Kandidaat lidstaten: Europese staat + voorwaarden en onderhandelingen (democratische
rechtsstaat, vrije markt, acquis communautaire)
Europeanisering staatsmacht door overdracht uitoefening bevoegdheden (Art. 34 GW)
Europese Unie heeft kenmerken van een staat, maar is geen staat
 Meer dan internationale organisatie (supranationaal karakter)
 Grondwettelijk verdrag: VEU – eigen bevoegdheden + eigen wetgevende, uitvoerende en
rechterlijke instellingen + autonome rechtsorde
Gemeenten en provincies
Sinds 1830 ook territoriale decentralisatie
 Andere vorm van gezagsspreiding dan federalisme
 Gemeenten en provincies
-> Grondwettelijk verankerd
-> Behartiging van algemeen lokaal politiek belang
-> Uitoefening van eigen bevoegdheden

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur floormeert. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99
  • (0)
  Ajouter