Samenvatting - LP5 Anatomie, Fysiologie en Pathologie (HBO-V Avans jaar 2)
Tout pour ce livre (216)
École, étude et sujet
Avans Hogeschool (Avans)
Verpleegkunde
AFP LP1
Tous les documents sur ce sujet (11)
Vendeur
S'abonner
lunateerds
Avis reçus
Aperçu du contenu
AFP leerdoelen
• De student beschrijft de bouw en functie van de cel en het celmembraan;
Cel:
- Gevuld met cytoplasma (protoplasma)
o Bestaat uit water waarin onder meer eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten zijn
opgelost.
o Structuren in het cytoplasma, elk gespecialiseerd in het uitoefen van bepaalde
functies. organellen.
o Waterige bestandsdeel van de cel wordt ok vaak aangeduid met het cytosol.
Celmembraan:
- Dun vliesje om de cel heen. Schermt de intracellulaire ruimte af van het omringende milieu in
de extracellulaire ruimte en zorgt ervoor dat er geen stoffen ‘zomaar’ uitlekken of
ongewenste stoffen binnendringen.
- Bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden (vetmoleculen), met daartussen, afhankelijk van het
type cel, meer of minder cholesterolmoleculen.
• De student omschrijft hoe katabole en anabole reacties verlopen;
Anabole reactie:
- Worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere. Deze reactie kost energie. De zo
gevormde moleculen worden, meestal tijdelijk, ingebouwd in de cellen en gebruikt voor
groei, onderhoud en reparatie van weefsels. opbouwstofwisseling (assimilatie)
Katabole reactie:
- Zijn omzettingen waarbij grotere moleculen afgebroken worden tot kleinere. Bij deze reactie
komt energie vrij. Die energie kan gebruikt worden voor de opbouwstofwisseling of andere
energie vragende processen als beweging en warmteproductie. afbraakstofwisseling
(dissimilatie)
• De student beschrijft hoe bij dissimilatie vrijgekomen energie wordt opgeslagen in ATP;
De energie die bij dissimilatiereacties vrijkomt wordt in ATP (adenosinetrifosfaat) vastgelegd. De cel
kan grote hoeveelheden ATP maken. Zodra ergens in de cel energie nodig is wordt ATP omgezet in
ADP (adenosinedifosfaat) en komt er een portie energie vrij.
,• De student omschrijft de belangrijkste transportmechanismen waarmee stoffen in en uit de cel
worden gebracht.
Water en gassen passeren de celmembraan op basis van concentratieverschillen. Dat is passief
transport: de cel speelt er geen actieve rol bij en dit transportproces kost de cel geen energie.
De meeste stoffen die een cel opneemt of afgeeft worden actief getransporteerd. Actief transport
kost de cel energie in de vorm van verbruik van ATP. Actieve transportmechanismen zijn
enzymatische pomp, ionenpomp en blaasjestransport.
• De student beschrijft de algemene bouw en functies van de verschillende weefsels en verdeelt deze
in de vier hoofdgroepen;
Epitheel (dekweefsel) is een begrenzend weefsel en heeft de volgende kenmerken:
- er is geen tussencelstof;
- de cellen liggen tegen elkaar aan;
- het bevat geen bloedvaten;
- het heeft een slijtfunctie: cellen sterven af en worden continu nieuw aangemaakt;
- het zit met een dunne laag, de basaalmembraan, vast aan het onderliggend weefsel.
Functies van epitheel zijn: bescherming, transport van stoffen en secretie van stoffen.
Klierweefsel is ontwikkeld uit ingezonken epitheel en heeft een secretiefunctie. Er zijn exocriene
klieren (klieren met externe secretie) en endocriene klieren (klieren met interne secretie).
Steunweefsels hebben een verbindende, steunende of verzorgende functie. Ze geven steun aan het
lichaam, beschermen de organen en bepalen hun vorm en onderlinge beweeglijkheid.
Steunweefsel bestaat uit cellen met daaromheen een kenmerkende matrix (tussencelstof) die door
gespecialiseerde steunweefselcellen wordt gemaakt. De matrix bepaalt de functie en de vorm van
het betreffende type steunweefsel. Op grond van de matrix zijn er vier typen steunweefsel:
, bindweefsel, met een geleiachtige en soepele matrix;
kraakbeen, met een rubberachtige, doorschijnende matrix;
bot, met een harde matrix;
bloed en lymfe, met vloeibare matrix.
De matrix van bindweefsel kan drie typen eiwitvezels bevatten: collagene vezels, elastische vezels en
reticulaire vezels. Afhankelijk van de vezelsamenstelling onderscheid je: straf bindweefsel, elastisch
bindweefsel, losmazig bindweefsel, vetweefsel en reticulair bindweefsel.
Bindweefsel bevat:
fibroblasten (bindweefselcellen), deze onderho§uden en produceren de matrix (in reticulair
bindweefsel worden ze reticulumcellen genoemd)
macrofagen, deze ruimen schadelijke stoffen en dode lichaamscellen op;
vetcellen (adipocyten), deze slaan vetdruppels op;
mestcellen (mastocyten), deze spelen een rol bij de afweer
De matrix van kraakbeen is opgebouwd uit chondrine (kraakbeenlijm) en collagene vezels. De drie
typen kraakbeen zijn hyalien kraakbeen, elastisch kraakbeen en vezelig kraakbeen. Kraakbeen bevat
geen bloedvaten.
Botweefsels bestaat uit botcellen en een harde matrix van kalkzouten en collagene vezels.
Botweefsel is gestructureerd in osteonen (botbuizen). Botweefsel is goed doorbloed via de
haverskanalen. Er zijn twee typen botweefsel: compact been en sponsachtig been. Botweefsel wordt
continu afgebroken en weer opgebouwd.
Bloed en lymfe hebben uit een vloeibare matrix en hebben een transportfunctie. Bloed bestaat uit
bloedcellen en bloedplasma. Het stroomt in een gesloten buizensysteem, het bloedvatenstelsel.
Lymfe bestaat voornamelijk uit vocht en leukocyten, afkomstig uit de interstitiële ruimte rondom de
weefselcellen. Lymfe stroomt door het lymfevatenstelsel.
De functie van spierweefsel is beweging. De drie typen spierweefsel zijn: glad spierweefsel,
dwarsgestreept spierweefsel en hartspierweefsel.
Dwarsgestreept spierweefsel is opgebouwd uit veelkernige spiercellen: spiervezels. Deze zijn gevuld
met myofibrillen die uit actine- en myosinefilamenten bestaan. De filamenten kunnen, onder
verbruik van ATP, in elkaar schuiven waardoor de spiercel (en uiteindelijk de hele spier) korter wordt.
De skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel. Ze staan onder invloed van het animale
zenuwstelsel (willekeurig).
Gladde spieren bevinden zich in de wand van de inwendige organen. Ze staan onder invloed van het
vegetatieve zenuwstelsel (onwillekeurig).
Het hart bestaat uit hartspierweefsel. De hartspiercellen werken autonoom doordat ze door een
prikkelautomaat in het hart zelf worden aangestuurd.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lunateerds. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.