Week 9 en 10: Minderjarigheid en gezag...................................................................................................... 30
Week 11: Omgang en informatie.................................................................................................................. 36
Week 12: Curatele, meerderjarigenbewind en mentorschap; vermissing en vaststelling van overlijden in
bepaalde gevallen........................................................................................................................................ 37
Week 1: Algemene inleiding en bepalingen
Hoofdstukken 1 en 2 boek.
Het personen- en familierecht bestaat uit regels die betrekking hebben op de status van
natuurlijke personen, zoals rechtsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid.
Het erfrecht is geregeld in boek 4.
Familie(vermogens)recht bestaat uit:
Personen- en familierecht (niet-vermogensrechtelijk in boek 1 BW)
Relatievermogensrecht bestaande uit:
- Huwelijksvermogensrecht (titels 1.6, 1.7, 1.8.)
- Partnerschapsvermogensrecht (art. 1:80b BW)
- Samenlevingsvermogensrecht (boeken 3, 5 en 6 BW)
Erfrecht (boek 4 BW)
In BW is er sprake van gelaagde structuur: van algemeen naar bijzonder. Hoe verder hoe
specifieker de regels worden.
Betekenis van het Verdragenrecht
EVRM: verdrag van Rome. Belangrijke artikelen
- Art. 8 EVRM: recht op familie- en gezinsleven. Het moet worden gerespecteerd.
- Art. 12 EVRM: recht voor mensen van huwbare leeftijd om een huwelijk aan te gaan
(en geregistreerd partnerschap) en een gezinsleven te stichten.
- Art. 14 EVRM: discriminatieverbod
1
,EHRM Marckx/België: het Hof in Straatsburg besliste dat de onderscheiding tussen wettige
en natuurlijke kinderen en die tussen gehuwde en ongehuwde moeders in het Belgische
recht discriminatoir zijn. Het gaat daarbij in het bijzonder om de artikelen e8 en 14 EVRM.
Omdat de bepalingen uit het EVRM direct werkend zijn, is deze uitspraak ook van belang
voor het Nederlandse recht.
De werking van het EVRM heeft zowel een positief als negatief aspect
Positief aspect: wanneer de Nederlandse wetgeving door maatschappelijke ontwikkelingen
achterhaald is, dan kan de HR of EHRM in het concrete geval tot een bevredigende oplossing
komen door toepassing van het EVRM
Negatief aspect: doordat deze begrippen erg abstract zijn, is er al snel sprake van
rechtsonzekerheid. Een burger weet van tevoren nooit waar hij aan toe is. de ene keer zet de
rechter het nationale recht opzij met een beroep op het EVRM en de andere keer weer niet.
Bijbehorende protocollen: ze hebben directe werking. Ze behoren tot het EVRM.
IVBPR: internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (BUPO-verdrag).
Verdrag van New York. Bevat direct werkende bepalingen.
- Art. 2 IVBPR
- Art. 17 IVBPR
- Art. 23 IVBPR
- Art. 24 IVBPR
- Art. 26 IVBPR
IVRK: internationaal verdrag inzake rechten van het kind. Belangrijkste recht:
- Art. 7 IVRK: het recht op te weten van wie je afstamt
Bijzondere wetten: bijvoorbeeld Pleegkinderenwet, de Wet opneming buitenlandse
kinderen ter adoptie, de Jeugdwet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Art. 94 Gw: eenieder verbindende verdragen staan boven het nationaal recht.
Supranationale recht (EU-recht) staat boven het nationale recht.
Nederland heeft inmiddels het onderscheid tussen wettige en natuurlijke kinderen
opgeheven (EHRM Marckx/België). Er moet nog wel een onderscheid gemaakt worden
tussen erkende en niet-erkende kinderen, omdat het bestaan van een familierechtelijke
betrekking (d.m.v. o.a. erkenning) belangrijk is voor veel onderdelen van het personen- en
familierecht.
De betekenis van het systeem van het BW (gelaagde structuur) voor het personen- en
familierecht
Vroeger was het personen- en familierecht nog gescheiden van het goederen- en
vermogensrecht. Er zijn belangrijke schakelbepalingen die ervoor gezorgd hebben dat het
personen- en familierecht geïntegreerd is in het vermogensrecht:
Art. 3:15 BW: lees voor ‘buiten het vermogensrecht’ het personen- en familierecht.
Altijd rekening houden met de praktijk. Toetsten of de aard van de rechtsbetrekking
er zich niet tegen verzet.
Art. 3:13 lid 2 BW wordt toegepast in het personen- en familierecht door de
schakelbepaling. Vooral als het gaat om weigering van de biologische moeder om de vader
of meemoeder toestemming te geven.
2
, Art. 3:59 BW: algemene rechtshandelingenrecht (boek 3 titel 2). De artikelen 3:32-
3:58 BW kunnen via art. 3:59 BW (schakelbepaling) toegepast worden in het
personen- en familierecht. Weer de toetsing aan de aard van de rechtshandeling of
rechtsbetrekking.
Erkenning is eenzijdig en huwelijk meerzijdig.
Art. 3:58 BW zorgt er bijvoorbeeld voor dat een nietige erkenning toch bekrachtigd kan
worden tot een rechtsgeldige erkenning.
De bepalingen kunnen cumulatief toegepast worden, maar als er strijd is dan gaat de
bijzondere regel boven de algemene regel.
Art. 6:216 BW: art. 6:213-6:260 BW zijn via deze schakelbepaling ook van toepassing
op personen- en familierecht. Je kan alleen schakelen met die bepalingen die
vermogensrechtelijk van aard zijn. Het huwelijk zelf is een familierechtelijke
overeenkomst. Huwelijkse en partnerschapsvoorwaarden en andere handelingen zijn
wel familievermogensrechtelijke handelingen waarbij je boek 6 dus analoog kan
toepassen.
Bij vermogensrechtelijke rechtshandeling wordt bedoeld: huwelijkse voorwaarden,
partnerschapsvoorwaarden, echtscheiding, samenlevingscontract. Het zijn
familievermogensrechtelijke contracten. De rest zijn familierechtelijke rechtshandelingen.
Eisen art. 6:216 BW:
- Andere
- Meerzijdige
- Vermogensrechtelijke
- Rechtshandeling (art. 3:33 BW)
Belangrijkste toepassingen:
- Art. 6:228 BW: dwalingsartikel
- Art. 6:248 BW: redelijkheid en billijkheid
- Art. 6:258 BW: onvoorziene omstandigheden
Overige artikelen, namelijk 3:78, 3:79, 3:326 BW
Art. 1:1 BW is terug te zien in de Grondwet en veel verdragen. Het zijn niet alleen
Nederlanders, maar allen die zich in Nederland bevinden. Het is rechtsbevoegdheid (art. 1:1
BW). Dit betekent dat iedereen in Nederland bevoegd is om subject van rechten en
verplichtingen te zijn (rechtssubject)
Handelings(on)bekwaamheid: de mogelijkheid tot het zelfstandig verrichten van
rechtshandelingen in abstracto.
Twee categorieën van handelingsonbekwaamheid:
1. Minderjarigen die zonder toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger
handelen (art. 1:234 BW)
2. Onder curatele gestelden (art. 1:381 lid 2 BW)
Handelings(on)bevoegdheid (art. 3:43 BW): de bevoegdheid tot het zelfstandig
verrichten van rechtshandelingen in concreto.
Voorbeelden van handelingsonbevoegdheid staan in art. 3:43 BW.
Art. 1:2 BW (fictief/juridisch bestaan van ongeboren kind)
Een kind van een zwangere vrouw wordt fictief gezien als een kind dat in leven is, ook al is
het kind nog niet geboren. Het heeft ook al betrekking vanaf de conceptie en niet pas vanaf
3
, de geboorte. Komt het kind dood ter wereld dan wordt het kind geacht nooit te hebben
bestaan.
Van belang voor het vraagstuk of het kind kan erven. Daarvoor geldt een bestaansvereiste
(art. 4:9 BW). Volgens art. 4:9 BW moet een kind bestaan op het tijdstip dat de nalatenschap
openvalt. Art. 1:2 BW is een toepassing op art. 4:9 BW. Je bestaat juridisch al vanaf de
conceptie. Er is dus sprake van terugwerkende kracht. Een ongeboren kind is dus erfgename.
Het kind krijgt een niet-opeisbare geldvordering op een van de ouders. Pas als die ouder
overlijdt is de vordering opeisbaar.
Art. 1:3 BW (het belang van bloed- en aanverwantschap)
Het is van belang om te weten of een persoon een bloed- of aanverwant is, omdat:
Huwelijksrecht: te nauwe bloedverwanten mogen niet met elkaar huwen (art. 1:41
BW)
Alimentatierecht: bepaalde personen zijn op grond van bloed- of aanverwantschap
gehouden tot het verstrekken van levensonderhoud (art. 1:392 e.v. BW)
Erfrecht: bloedverwanten zijn erfgenamen, indien de erflater geen andere
erfgenamen aanwijst in zijn testament (art. 4:8 jo. 4:10 BW)
Schadevergoedingsrecht
- Art. 6:106 aanhef onder c BW: vergoeding van immateriële schade voor de
benadeelde, indien het nadeel is gelegen in aantasting van de nagedachtenis van een
overledene en is toegebracht aan o.a. een bloedverwant tot in de tweede graad van
de overledene
- Art. 6:108 lid 1 sub b BW: overlijdensschade door het derven van levensonderhoud
voor bepaalde bloed- of aanverwanten van de overledene
Art. 1:3 lid 1 BW:
Familierechtelijke betrekking: in juridische zin sprake van bloedverwantschap. Een kind, zijn
ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke betrekking tot elkaar (art. 1:197
BW).
Situaties waarin biologische en juridische verwantschap niet samenlopen:
- Adoptie
- Erkenning
- Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap
Een kind naar de ouder toe of vice versa is eerste graad bloedverwantschap. Eén geboorte
nodig om de betrekking te bewerkstelligen.
Je broer of zus is tweede graad bloedverwantschap in de zijlijn. Er zijn twee geboorte nodig
geweest. Altijd eerst omhooggaan naar je ouders en dan moet je aftakken, dan wordt de
rechte lijn die naar je ouders ging een zijlijn. Bij een tweeling is het nog steeds
bloedverwantschap in de twee graad in de zijlijn.
Bij opa en oma ben je bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn.
Bij een oom of tante is een bloedverwant in derde graad in de zijlijn.
Bij een volle neef of nicht ben je een bloedverwant in de vierde graad in de zijlijn.
Bloedverwantschap gaat over juridische bloedverwantschap. Adoptie is dus nog steeds
bloedverwantschap. Het telt als een geboorte. Als je een kind erkent dan hoef je niet de
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bernsmaud. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.