Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Complete samenvatting arresten Goederenrecht Master, Maastricht University €5,39   Ajouter au panier

Jugements

Complete samenvatting arresten Goederenrecht Master, Maastricht University

 17 vues  1 achat
  • Cours
  • Établissement

Complete samenvatting arresten Goederenrecht Master, Maastricht University

Aperçu 4 sur 91  pages

  • 22 septembre 2023
  • 91
  • 2023/2024
  • Jugements
  • Inconnu
avatar-seller
Jurisprudentie – Goederenrecht


Inhoudsopgave
Bijeenkomst 1................................................................................................................................................ 3
HR 03-03-1905; Blaauboer/Berlips  onderscheid verbintenissenrecht en goederenrecht; geen zakelijke
werking van verbintenis; wel actieve zijde over maar niet passieve zijde...........................................................3
HR 02-06-1989; Christenhusz/Brunsveld  huurbeding ex art. 3:264 BW in hypotheekakte; neemt niet weg het
wegneemrecht van de huurder aan wie in strijd met huurbeding is verhuurd....................................................6
HR 17-05-1985; Eilandgebied Curaçao/Erven Boyé plantage “Hermanus”  doorbreken kettingbeding; handelt
overnemer onrechtmatig door niet houden aan beding; omstandigheden vh geval; wetenschap;
kenbaarheid; onderzoeksplicht etc......................................................................................................................7
HR 13 juli 2007; Kwalitatieve Rechten  kwalitatief recht; nauw verband; belang schuldeiser ............................8
HR 6 april 2012; Tennisvereniging de IJpelaar  art. 6:251 BW; recht hoeft niet bedongen te worden, zoals in
oude art. wel het geval was.................................................................................................................................9
HR 20-04-2012; Molendijk  kwalitatieve rechten hoeft niet weerspiegeld te worden door kwalitatieve
verplichting; overgang hoeft niet bedongen te zijn...........................................................................................10
HR 17-11-1967: Pos/Van den Bosch  botsende rechten op onroerend goed; HR neemt onder omstandigheden
OD aan jegens niet contractuele partij: schadevergoeding kan ook bestaan uit andere prestatie dan geld.. .12
HR 3 april 2015; Ribama (de novitaris)  aansprakelijkheid notaris o.g.v. OD; indien derde een sterker recht
heeft; of, indien beoogd verkrijger onrechtmatig handelt jegens derde; inachtneming geheimhoudingsplicht
art. 22 Wna; globaal oordeel.............................................................................................................................13
HR 10-11-2017 (ECLI:NL:HR:2017:2850) . ..........................................................................................................17

Bijeenkomst 2.............................................................................................................................................. 17
HR 2 februari 2018; Bungalowpark De Horn  uitleg kettingbeding; gelet op derdenwerking; geobjectiveerde
variant; uitgaan van letterlijke tekst en verdere inhoud overeenkomst............................................................17
HR 2 december 1988; Dukker/Los  leveringsakte objectieve uitleg; prevaleert boven kadastrale aanduiding
als zijnde de feitelijke wil van partijen...............................................................................................................22
HR 22 april 1994; Bouwmeester/Van Leeuwen  koopovereenkomst onroerende zaak; probleem bij
koopovereenkomst (titel); verschil tussen omschrijving in koopakte en leveringsakte; overdrachtstitel;
leveringsakte is geldige titel; uitleg volgens leveringsakte................................................................................22
HR 8 december 2000; Stichting Eelder Woningbouw  koop onroerende zaak; probleem bij levering; notariële
leveringsakte; nog objectieve benadering; uitleg overeenkomst door tekst en overige inhoud; in het licht van
derdenbescherming. Objectieve uitleg geldt ook tussen oorspronkelijke partijen............................................24
HR 22 oktober 2010; Kamsteeg/Lisser  opstalrecht; uitleg opstalrecht middels objectieve uitlegmaatstaf
vestigingsakte; opstalrecht dus geëindigd; maar wel wanprestatie van onderliggende obligatoire
overeenkomst; nakoming van die overeenkomst kan worden gevorderd; nieuw opstalrecht vestigen met
goede duur.........................................................................................................................................................25
HR 8 juli 2016; Melber/Goede  uitleg notariële akte; bedoeling partijen afleiden uit tekst overeenkomst; ratio
is publiciteit van aktes m.b.t. registergoederen; onderscheid tussen bedingen waar derden belang bij heeft
en beding dat slechts belang heeft voor contractspartijen; dan haviltex..........................................................26
HR 22 december 2017; Bewijskracht onderhandse akte  dwingende bewijskracht onderhandse akte; voor
dwingende bewijslast komt het aan op uitleg van de akte...............................................................................27
HR 15 mei 2003; De Liser de Morsain/Rabobank  uitleg pandakte; uitleg akte van cessie;
bepaaldheidsvereiste; Haviltex-maatstaf; want argument openbare registers ontbreekt; bovendien mag
debiteur niet in een slechtere toestand geraken...............................................................................................28

, HR 22 november 2019; Heijmans Infra bv  uitleg pandakte; partijbedoeling; bepaaldheidsvereiste; voldaan
als pandakte zodanige gegevens bevat dat eventueel achteraf kan worden vastgesteld om welke vordering
het gaat..............................................................................................................................................................29
HR 11 december 2015; Kaal/VVE  derdenbescherming art. 3:26 BW;...............................................................30
HR 20 maart 2020; RN 2020/43  ruilverkaveling; geen derdenbescherming niet inschrijfbaar feit. .................31

Bijeenkomst 3.............................................................................................................................................. 33
HR 1968; Teixeira de Mattos  beheer effecten door bank; oneigenlijke vermenging; revindicatie onmogelijk;
invoering art. 12 Wet giraal effectenverkeer; mede-eigenaar van depot waar in bewaring ligt......................33
HR 03-02-1984; Slis-Stroom  vermogensscheiding; rekening notaris; faillissement; gestorte bedragen
rechthebbende vallen in de boedel; geen bijzondere voorrang voor rechthebbende.......................................34
HR 13-06-2003; ProCall  art. 25 notarisambt; kwaliteitsrekening; gelet op financieringsverkeer en
rechtszekerheid terughoudende toepassing; slechts mogelijk voor notarissen, deurwaarders, accountants en
advocaten...........................................................................................................................................................35
HR 23-06-2017; Stichting Beheer Derdengelden Nauta Dutilh  art. 25 notarisambt; houder kwaliteitsrekening
kan tegen rechthebbende geen beroep doen op verjaring;...............................................................................37
HR 14-08-2015; Glencore/Zeeland Seaports  pandrecht na faillissement; pandrecht na vermenging .............38
HR 13-11-2020; Armtrust/Glencore  pandrecht of bestanddeelvorming gestolde aluminium; overweging
belangen etc.......................................................................................................................................................41

Bijeenkomst 4.............................................................................................................................................. 41
HR 14-04-1927; Bodengravensche Bankvereniging  cessie vordering verzekerd met borgtocht; bankrelatie
niet beëindigd; aannemelijk dat de borgtocht niet mee overgaat ondanks accessoir karakter.......................41
HR 16-09-1988; De Onderdrecht/Pierson Heldring Pierson  hypotheekrecht; vestiging hypotheek; cessie van
restantvordering; hypotheekrecht gaat als afhankelijk recht in beginsel mee met de cessie; hier werd
bankrelatie beëindigd; uitleg van de hypotheekakte; objectieve uitleg............................................................42
HR 14-10-1994; Stichting Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.  verpanding vorderingen; voldoende
bepaaldheid; criterium.......................................................................................................................................44
HR 20-09-2002; ING/Muller q.q.  uitleg pandakte; subjectieve haviltex; in tegenstelling tot hypotheek vereist
dit geen inschrijving in openbare registers, daarom subjectief.........................................................................45
HR 20-09-2002; Mulder q.q./Rabobank  verpanding van (toekomstige) vorderingen; geen strikte uitleg
bepaaldheidscriterium; voldoende als ten rade moet worden gegaan bij boekhouding..................................47
HR 03-02-2012; Dix/ING . ...................................................................................................................................49
HR 22-11-2019; Holding BV/Heijmans Infra BV . ...............................................................................................50

Bijeenkomst 5.............................................................................................................................................. 51
HR 17-11-2017; Famed/Kreikamp  ontstaan vordering bij duurovereenkomst; pandrecht gevestigd als
vorderingen nog niet zijn gedeclareerd op moment van faillietverklaring; ontstaan deelvordering na
verrichten deelprestatie; art. 23 en 35 Fw.........................................................................................................51
HR 21-03-2014; Coface/Intergamma  contractueel verbod overdracht vorderingen/verpandingsverbod; geen
goederenrechtelijke werking als dit niet naar objectieve maatstaven uit de tekst van de overeenkomst blijkt;
verschil goederenrechtelijke en verbintenisrechtelijke werking; art. 3:82 lid 2 BW..........................................55
HR 30-01-1953; Doyer & Kalff  verrekening faillissement; art. 54 Fw; verhaal nemen op executieopbrengst
nauw verwant met verrekening; overgenomen vordering kan niet op executieopbrengst zekerheidsrecht
worden verhaald; valt onder verbod 54 Fw.......................................................................................................57
HR 10-01-1975; Postgiro  verrekening art. 53 Fw; schuld en vordering vóór faillietverklaring; of schuld moet
voortvloeien uit handelingen vóór faillietverklaring verricht;...........................................................................58

, HR 07-10-1988; AMRO/Curatoren THB  uitleg schuldovername begrip art. 54 Fw; creditering via bank is
zelfde als schuldovername; art. 54 Fw van toepassing; goede trouw?; faillissement kunnen zien aankomen.
............................................................................................................................................................................60
HR 15-04-1994; Verhagen/INB  verrekening art. 53 Fw; rechtstreekse oorzaak na faillissement; verrekening
niet mogelijk.......................................................................................................................................................61
HR 14-06-2013; ABN Amro Commercial Finance/Schreurs q.q. en Brouns q.q.  art. 53 Fw; uitzondering
Mulder qq/CLBN niet aan orde als er echt geen pandrecht op de verrekende vordering lag...........................63
HR 23-11-2018; Eurocommerce/Rabobank  uitzondering Mulders qq/CLBN geldt niet voor gevallen waarin
bank pandrecht heeft op vordering van debiteur op de bank zelf.....................................................................64

Bijeenkomst 6.............................................................................................................................................. 66
HR 14-02-2014; Feenstra/ING  onderhandse verkoop verpande goederen; opbrengst door bank ‘verrekend’
met openstaande schuld; geen sprake van verrekening in zin van art. 54 Fw; er is sprake van een executoriale
verkoop en bank mag zich ongeacht art. 54 Fw op opbrengst verhalen...........................................................66
HR 13-09-2013; Fryslan/Terpstra . .....................................................................................................................69
HR 09-07-2004; Bannenberg q.q./NMB-Heller  overwaarde-arrangement; ontstaan regresvordering voor
pandhouder; geen toepassing art. 53 Fw want geen verrekening; vordering bovendien ontstaan uit
rechtshandeling voor faillissement verricht.......................................................................................................72
HR 22-02-2009; Van Dooren/ABN AMRO III  pauliana; art. 42 Fw; maatstaf ‘wetenschap van benadeling’;
faillissement en tekort daarin met redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien.....................................75
HR 06-04-2012; ASR/Achmea  verjaring regresvordering art. 6:10 BW; verjaringstermijn begint pas te lopen
op moment van opeisbaarheid; opeisbaarheid op moment dat schuld wordt voldaan voor meer dan hetgeen
die schuldenaar aangaat; verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW................................................................77
HR 16-10-2015; De Lage Landen/Van Logtestijn q.q.  overwaarde-arrangement; verschil met arrest
Bannenberg; borgstelling niet voldoende voor eis ‘rechtshandeling vóór faillietverklaring verricht; feit dat
hoofdschuldenaar onderdeel is van overwaarde-arrangement wél voldoende voor eis dat rechtshandeling
vóór faillissement moet zijn verricht..................................................................................................................80
HR 16-10-2015; Ingwersen q.q./ING Finance  onverplichte rechtshandeling in de zin van art. 42 Fw;
verplichting tot verstrekking van extra zekerheden kan niet gelijk worden gesteld aan aangaan overwaarde-
arrangement......................................................................................................................................................84
HR 07-04-2017; Jongepier q.q./Drieakker B.V.  art. 42 Fw; maatstaf ABN AMRO/Van Dooren III geldt ook
indien de rechtshandeling wordt verricht in het kader van een poging om door een reorganisatie het
faillissement af te wenden.................................................................................................................................87

Bijeenkomst 7.............................................................................................................................................. 89
HR 16-09-2016; ECLI:NL:HR:2016:2118 . ...........................................................................................................89



Bijeenkomst 1
HR 03-03-1905; Blaauboer/Berlips  onderscheid verbintenissenrecht
en goederenrecht; geen zakelijke werking van verbintenis; wel actieve
zijde over maar niet passieve zijde

Gebroeders Berlip hadden op 8 augustus 1881 bouwpercelen verkocht, waarop woningen werden
gebouwd. Berlips hadden zich verplicht om op het terrein gelegen tussen bouwterreinen, dat in hun
eigendom bleef, een openbare weg aan te leggen. Verplichting na 20 jaar nog steeds niet

, nagekomen. Koper Blaauboer sprak broers Berlips aan tot schadevergoeding. Volgens Berlips was de
verplichting tot aanleggen van de weg met de verkoop van de grond overgegaan op nieuwe
eigenaars.


HR stelt de vraag ‘of eene verbintenis aangegaan door den eigenaar van een onroerend goed met
betrekking tot dat goed (i.c. de verplichting van Berlips om een weg aan te leggen, H) overgaat op
hem, aan wien hij den eigendom daarvan krachtens verkoop overdraagt, met het gevolg, dat hij die
de verbintenis heeft aangegaan, daarvan wordt ontheven’.


HR  beantwoordt vraag ontkennend; van verbintenissen die betrekking hebben op een goed –
ingevolge art. 1354 (oud) BW – gaat wel de actieve zijde (het vorderingsrecht) maar niet de passieve
zijde (de schuld) over op degene die het goed onder bijzondere titel verkrijgt;
- je kan geen zakelijke werking aan een contractuele verplichting geven zonder dat de wet dit
expliciet bepaalt;
- daarnaast is het in strijd met het recht van erfdienstbaarheden. Daar kun je immers geen
verplichting tot doen als zakelijke last op een erf leggen. Dus kan dit met contractuele verplichting
ook niet;
HR vergelijkt dus met stelsel van erfdienstbaarheden. Dus moeten de situatie vergelijken met
erfdienstbaarheid: in beginsel alleen dulden of niet-doen. Bovendien wordt een erfdienstbaarheid
ingeschreven in de openbare registers: anders in strijd met beginsel van openbaarheid en dus
rechtszekerheid.
 verplichting tot het aanleggen van een weg is een positieve verplichting; deze kun je nooit (als
sinds Romeinse recht) opleggen via een erfdienstbaarheid, daarom moet het ook niet via het
verbintenissenrecht kunnen.
- een andere uitkomst zou leiden tot grote rechtsonzekerheid en is strijdig met het stelsel van
openbaarheid bij de vestiging van zakelijke rechten.


Ratio; als we zouden toelaten dat verplichtingen mee over gaan op de nieuwe eigenaar zou de
scheiding tussen goederenrecht en verbintenissenrecht worden uitgewist. Goederen werken tegen
derden; verbintenissen tussen partijen.


Wat kunnen we uit dit arrest afleiden?
Contractuele verplichtingen beperken het eigendomsrecht niet, zodat zij bij overgang van dat
eigendomsrecht ook niet van rechtswege op de nieuwe eigenaar overgaan. Dus strak onderscheid
maken tussen verbintenissenrecht en goederenrecht.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jaimyengelmann. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,39  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter