Godsdienst
Inleiding
Wat betekenen de begrippen levensbeschouwing, religie en godsdienst? Hoe verhouden
ze zich tot elkaar?
Levensbeschouwing is
= hoe kijk naar het leven, een overtuiging die je hebt over de wereld/leven. (vb veganist=
levensbeschouwing)
Een meer of minder bereflecteerde visie (beschouwing) op het zelf, het bestaan en
de wereld, (=def)
al dan niet georiënteerd op een levensbeschouwelijke traditie.
deze kan theïstisch, a-theïstisch, agnostisch zijn (en alles daartussenin).
Theïstisch: gelooft in god.
A-theïstisch: gelooft niet in god.
Agnostisch: weet het niet geen bewijzen dat ze wel bestaat en geen bewijzen dat het niet
bestaat.
Religie is
die vorm van levensbeschouwing die uitgaat van een verhouding tot het ‘heilige’,
al dan niet transcendent opgevat,
waarbij rituele, affectieve (gevoelens), gedragsmatige en sociale aspecten een grote
rol spelen.
Bij een begrafenis is een ritueel, je voelt je daar sereen, rustig, emotioneel,..
Er is iets meer, maar dat meer moet niet per se overstijgend zijn, het kan ook
immanent zij
Boedisme gelooft niet perse in god, het doorbreken van weeder geboorte, nervana bereiken.
1
, doorbreken van de cirkel van wedergeboorte en het terug 1 worden met de grote wereld
ziiel.
Godsdienst is…..
= Een religie gericht op het geloven in een bepaalde God; datgene waarmee men zich
‘verbindt’ noemt men God.
LRG!!
• LR(G)G staat voor Levensbeschouwelijke en Religieuze (godsdienstige) Groei
deel van totale ontwikkeling van kls
o Levenservaringen
o vragen naar zin
bestaat uit vier componenten
vanuit de katholieke traditie in dialoog met andere tradities
We gebruiken bewust de term LRG, omdat iedereen sowieso een levensbeschouwing heeft.
Dus om aan te tonen of je nu op een katholieke of niet-katholieke school staat, werken aan
LRG is sowieso zinvol.
Levensbeschouwing op niet-katholieke school.
Op een katholieke school wordt het werken aan religieuze en godsdienstige ontwikkeling.
Hoofdstuk 1: Kleuter in ontwikkeling
De bredere ontw. Van de kleuters
2
,Het belang van het stimuleren van de LRG
• Deel van de totale ontwikkeling van de kleuter (natuurlijk)
Focus op: hart, lichaam, hoofd en geest
• Stimuleert basisvertrouwen en leert omgaan met mogelijkheden en beperkingen
Fundamenteel voor leerprocessen en ontwikkeling
• Creëert verbondenheid
• Brengt waarden en normen bij
• Stimuleert symboolgevoeligheid
• Katholieke school: contact met katholieke en andere religies
• …
Examenvraag: leg eens uit, wat is het belang van de LRG stimuleren bij kinderen waarom
zouden we hier aan moeten werken?
Het levensbeschouwelijke wordt verschillend verwerkt
Grote verscheidenheid in verwerking. Dit heeft te maken met:
de verscheiden levensbeschouwelijke achtergrond van de ouders (en de
levensbeschouwelijke praktijken die kleuters thuis meemaken)
of met de aansluiting bij de eigen ervaringen van de kleuters. Kinderen kleuren
ervaringen anders in. Aanvaard als KO dat kleuters op je aanbod ook soms niet
kunnen of willen ingaan.
Om de houding van kinderen positief te kunnen beïnvloeden, is een respectvolle omgang
met hen nodig. Dit omwille van hun afhankelijkheid van volwassenen en hun kwetsbaarheid.
Levensbeschouwelijke Religieuze (godsdienstige) Groei
A. Fundamentele bestaanscondities
= basis, kern
A1 Vertrouwen
• Bevestigen en uitbreiden van het basisvertrouwen
• In zichzelf en in de wereld
§ Invloed uitoefenen
§ Stabiliteit
• Vertrouwen in God
§ Vertrouwen op het goede
§ Mee-beleven met volwassenen
A2 Mogelijkheden en beperkingen
• Omgaan met eigen mogelijkheden, de grenzen en beperkingen
• De dood als laatste grens
3
, B. Verbondenheid
B1 Verbondenheid met zichzelf
begint bij jezelf
• Uiterlijk en innerlijk
• De eigen gevoelswereld ordenen
• Stiltebeleving
• Ontwikkeling van het geweten
B2 Verbondenheid met anderen
wie is die andere? (de kleuter en de leerkracht, ik en mijn beste vriendje, vriendschappen)
• egocentrisme tov verplaatsen in een ander
• Vriendschappen vanaf ong. 4jaar
• Kleine groepjes
B3 Verbondenheid met de gemeenschap
• Kls gaan zz bewust beleven als onderdeel van een gemeenschap
• Solidariteit
Vb; oekraiense kinderen zoeken andere oekrainse kinderen in de klas door gewoontes
over tenemen.
B4 Verbondenheid met de natuur, de cultuur, met Het Andere
• Bewondering
• Verwondering (bladeren veranderen in de herfst)
• Mysterievolle karakter van de werkelijkheid
• Cultuur (kerken kijken, films, geen gewoonten dat is gemeenschap)
C. groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
• Lust en onlust bepalen het gedrag
• Goedkeuring of afkeuring door vertrouwenspersoon
• Regels leren naleven
• Nog geen intentioneel gedrag ( als je het niet bewust doet, vbiets niet bewust kapot
maken) vb jantje en jefke jantje wilt helpen en gooit perongeluk 4 potjes kapot en
jefke is boos en gooit 1 express op de grond (kinderen denken dat jantje stouter
was).
4