Samenvatting sociologisch perspectief 2 Pasteels
Macht en ongelijkheid – deel 3
• Wat is macht en welke soorten macht doen zich voor? Wat is sociale stratificatie en welke relaties zijn er met
macht en ongelijkheid? Wanneer kan er gesproken worden over armoede? Welk verband is er tussen sociale
ongelijkheid en uitsluiting? Hoe kunnen macht en ongelijkheid worden afgemeten aan sociale mobiliteit?
1. Hoofdstuk 11: Ongelijkheid
Kaste, stand en klasse…
Sociale ongelijkheid
= verschillen in controle over en genot van begeerde goederen, diensten, rechten, gevoelens en ervaringen
Mate van ongelijkheid:
o niet in alle landen hetzelfde individualisme VS collectivisme
o verandert doorheen de tijd
Houding t.o.v ongelijkheid?
o egalitaire maatschappij:
formele gelijkheid
streven naar grotere gelijkheid
Dit gaat over zaken kunnen kopen, luxe goederen, juridische systemen,.. Het is de taak van een
maatschappelijk werker om mensen tot aan hun recht te laten komen. We hebben als personen de
controle / keuze of we goederen gaan kopen of net niet (goede en slechte kant).
Levensloop => steeds dynamischer (vroeger trouwde ze gewoon nu heel anders: scheiden,..).
Gezinnen zijn flexibeler geworden en divers (verschillen van elkaar). Waar je geboren wordt =>
bepaald veel!
Grote kloof tussen arm en rijk => ongelijkheid tussen mensen onderling (veranderd doorheen de tijd)
voorbeeld: hoge energieprijzen lijdt tot inflatie (maatregelen treffen).
!!! Formele gelijkheid (iedereen gelijk) => streven naar grotere gelijkheid maar in feiten complexer.
… de verborgen pijn van de ongelijkheid
Sociale stratificatie = wijze waarop ongelijkheid in bepaalde samenleving vorm krijgt:
Slavernij = extreme vorm van ongelijkheid
Kastensysteem = verschillende soorten kasten / groepen + uitgeslotenen
Standen
Formele ongelijkheid: ongelijkheid zit in de structuur, IS ZO
Positie gelegitimeerd in termen van geloof of opvattingen over mens en maatschappij
Geen persoonlijke verdienste = toegewezen status
Sluiting en segregatie
,Sociale stratificatie
= fenomeen dat de gelaagdheid van de samenleving gaat weergeven (niet iedereen gelijk, moeten
anders zijn maar even veel kansen moeten krijgen,..)
Hoe is die ongelijkheid? Hoe krijgt deze vorm? duidelijke groeperingen in samenleving
Kastensysteem: kasten (hokjes waarin je terecht komt en niet meer uitgeraakt) = groepen (4 kasten +
5de uitgesloten) ge wordt geboren in een bepaalde kaste en daar blijf je ook voor altijd (ligt vast en is
onveranderbaar)
Bij ons vroeger ook: 3 standen => priesters, arbeiders en ridders => adelstand kan niet trouwen met middelstand
Sociale stratificatie vandaag:
Nu: gaan we uit van een formele gelijkheid maar we leven nog steeds in een klasse maatschappij (KLASSE).
Middenklasse, lage klasse en hoge klasse.
Formele gelijkheid MAAR feitelijke ongelijkheid
Iedereen in principe gelijk
Feitelijke ongelijkheid > bekwaamheid of onbekwaamheid van individuen en groepen
= verworven status
!! Egalitaire ongelijkheid !!
Kwestie van individuen (individueel schuldmodel) => maatschappij gaat er van uit dat iedereen gelijk is dus als
ge lager zit ligt dat aan u als individu! Gij hebt uw kansen niet optimaal gebruikt!
Hebben in maatschappij rollen => rollen zijn kwestie van hiërarchie, er staan mensen boven je (systeem van
rollen wel hiërarchisch) => hierdoor ontstaat gelijkheid
EXAMEN: wat betekend egalitaire ongelijkheid => iedereen wordt gezien als gelijk, maar in die
gelijkheid is er ook een bepaald minimum, moet je je best doen en status verwerven Toch ongelijkheid
“Maak het onderscheid onwettig en ge krijgt discriminatie, schaf de oude manieren van sociale onderscheiding
af en ge krijgt racisme” - Louis Dumont
Waarin ligt het verschil tussen ene vorm van sociale stratificatie en andere?
o Mate van ongelijkheid?
o Houding t.o.v ongelijkheid?
Als we niet loskomen van rollen (hiërarchie) => voor altijd ongelijkheid MAAR kunnen gaan
kijken naar de mate van ongelijkheid, nu al meer een continuüm (samenhangend geheel), vroeger
echte hokjes iedereen is gelijk maar sommige zijn een beetje meer gelijk
, Ongelijkheid en collectiviteit
Ongelijkheid = sociale stratificatie:
o Ene sociale positie hoger dan andere
Sociale ongelijkheid: studie van gemeenschappelijke tendensen
Collectieve ongelijkheid: ongelijkheid in een bepaalde soort collectiviteit
Maatschappelijke ongelijkheid: ongelijkheid in de maatschappij
Ongelijkheid te maken met sociale stratificatie, bepaalde rollen / positie in samenleving creëren
ongelijkheid Voorbeeld: gezin => afhankelijk van rollen zijn er verschillen (ongelijkheid)
!! Wordt problematisch wanneer sommige mensen hun levensdoelen niet meer kunnen realiseren
ten opzichte van anderen
LINK: functionalisme => verschillen zijn niet per definitief problematisch (wat is efficiënt)
Wel problematisch wanneer het gaat over arme mensen die hard werken en niks krijgen terwijl rijke mensen
ook hard werken en veel krijgen => andere uitkomsten realiseren terwijl ze dezelfde inspanning leveren
Collectieve ongelijkheid = ouders hebben meer te zeggen, WG meer te zeggen, leerkrachten meer te zeggen
Statuscompensatie en bevestiging van lage status
Statuscompensatie
Peer group: tegengestelde gedragsvormen
bekeken vanuit betrokken individuen: op een andere manier aanzien verwerven
bekeken vanop afstand:
Pervers mechanisme om ‘kansarmen’ op hun plaats te houden = reproductie ongelijkheid
Bevestiging van lage status => doordat je op een bepaald moment in een status / positie zit die ondergeschikt is
aan andere is er een kans dat die mensen die in de onderste positie zitten zich op een andere manier gaan laten
merken
Voorbeeld: studenten die niet goed studeren, zoeken lotgenoten en zoeken op die manier status (statuscompensatie)
Dus in sommige peergroupes krijg je net het tegenovergestelde gedragsvormen omdat we
niet voldoen aan bepaalde status / rollen, hierdoor nemen we andere rollen aan (nevenrol)
Voorbeeld: criminaliteit, kan niet mee met gewone werk dus gaat drugs dealen zich afzetten en op die manier status
verkrijgen maar wanneer je uiteindelijk terug naar gewone samenleving wilt kan dit niet meer (we vergooien eigen kansen
door compensatie)
self-fulfilling prophecy: studeren lukt niet, studeren toch niet belangrijk => foute keuze zo vruchten van
onderwijs niet plukken WANT je hebt vruchten bij goed diploma,..
ONGUNSTIGE
SOCIALE CONDITIE
( + ZELF SCHULD
GEVEN)
Je gaat eigen slechtpresteren constant aanmoedigen => niet in
BEROEPSONDERWIJS SLECHT
PRESTEREN OP
geslaagd om te komen aan iets positievers
+ LAGE SCHOLING
SCHOOL
BEVESTIGING
SLECHT VERZET
PRESTEREN BOELMAKEN
ALTERNATIEVE
COLLECTIVITEIT
, Mechanisme waarbij je je afzet tegen iets wat je positief vooruit had kunnen brengen
Etikettering
= labeling theory
afwijkend gedrag reputatie of etiket
gevolgen:
Etiketbevestigende reacties van anderen: gaan gedrag sneller interpreteren als storend
Geëtiketteerde persoon internaliseert negatieve verwachtingen etiketbevestigend gedrag
Cfr. SI: interactie produceert verschijnselen. SL = symbolisch interactionisme
Doordat mensen met elkaar omgaan, oordelen vellen, etiketten opplakken => gaan we niet net hun
negatief beeld bevestigen hierdoor?
Voorbeeld: mensen hebben moeilijkheid, gaan diagnosticeren helpt dit hen vooruit? Vaak NEE, gaat hun in hokjes
plaatsen, herleiden naar enkel dit hokje, Vb. kans van ex-gevangenen om werk te vinden
EXAMEN: leg uit symbolisch interactionisme aan de hand van reputatie / etiketten
Ongelijkheid en smaak
Statusdimensies: verschillen waardoor mensen sociaal geplaats worden
o Bv. Onderwijs
o Bv. Inkomen
o Bv. Etniciteit => sociaal-culturele identiteit van een bevolkingsgroep of volk.
Statusconsistentie: tussen verschillende soorten ongelijkheid systematisch verband
Statusinconsistentie compenserend gedrag streven naar statusconsistentie beïnvloedt smaak
o Nieuwe rijken
o Intellectuele beroepen
Statusdimensie = verband tussen bepaalde ongelijkheden (weinig geschoold => laag inkomen)
Statusconsistentie = ons zoekt ons, soort zoekt soort, dingen doen die passen bij status
Voorbeeld: rijk wonen => wonen in een villa, dure auto’s kopen, merkkledij,..
Statusinconsistentie = wanneer het niet bij elkaar past, mensen gaan compenserend gedrag vertonen
(voor die kenmerken waar zij minder goed op scoren)
Voorbeeld: armere die opeens rijk worden door omstandigheden gaan dit feller etaleren, we gaan intellectuele vaak hoger inschatten (kennis zien als
statuscomponent) maar vaak deze die zo zijn, gaan zich vaak afzetten tegen alles wat bij de status hoort, houden het liever klein en normaal
Theorie van de nietsdoende klasse
In kapitalistisch systeem: status > bezit: wie veel heeft, is veel