Samenvatting economie examens januari 2022
Hoofdstuk 0 Verbanden sociaal/maatschappelijke en economie
Armoede geen of te laag inkomen uitkering/minimumloon
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
Mensen handelen niet economisch rationeel, ze willen hun behoeften bevredigd zien geld voor
nodig inkomen noodzakelijk
Economie = het streven naar bevrediging van behoeften m.b.v. schaarse middelen (het INKOMEN)
Er is geen economische wetenschap doet beroep op hulpwetenschappen
Vb. statistiek, recht, sociologie, ethiek, econometrie…
Taak: economen suggereren mogelijke oplossingen (adviseren), politiek beslist
Economie = humane wetenschap
=> wetten en verbanden
=> ceteris paribus (al het overige blijft gelijk)
=> mens is niet rationeel
Economische model: opzoek gaan naar economische relaties/verbanden en wetten op basis van een
model/schematische voorstelling nabije toekomst proberen te voorstellen
MODEL:
Welzijn = Welzijn is een gevoel van welbevinden, door sommigen ook wel beschreven als geluk.
De mate waarin mensen hun behoeften bevredigd achten
Stijging welvaart (economische groei) / stijging welzijn ook andere factoren een rol
,Welvaart = de mate waarin de gezinnen hun behoeften kunnen bevredigen, welvaartsmeter → BBP*
* = Het bruto binnenlands product (bbp) van een land of van een regio is de marktwaarde van alle goederen en diensten
die er op één jaar tijd worden geproduceerd.
Wat bedraagt het inkomen en in welke mate kan men zijn behoeften hiermee bevredigen?
Het Bruto Binnenlands product (BBP) => zie hoofdstuk 9
Getal dat de in geld uitgedrukte waarde weergeeft van wat wij jaarlijks produceren
Weergeeft in welke mate inwoners van een land hun behoeften konden bevredigen
Optelsom van alle goederen en diensten die in een land op 1 jaar tijd geproduceerd zijn
vermenigvuldigt met de prijs
vergelijken met andere landen of met vorige periodes
Welvaartsstaat (tssnkomst staat): gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid
Hoofdstuk 2 Historiek van de welvaartsstaat
Industriële revolutie (17de , 18de eeuw) → uitvinding stoommachine
Arbeidsproductiviteit stijgt → MASSAPRODUCTIE
Economie is er pas als er MASSAPRODUCTIE is en je een KEUZE hebt
Fabrieken → vestigen in grootsteden → meer vraag naar arbeiders → vlucht van platteland
naar stad → Vraag naar arbeid > aanbod van arbeid → LONEN STEGEN
Gezinnen werden groter kinderarbeid → meer aanbod van arbeiders → vraag naar arbeid <
aanbod van arbeid → LONEN DAALDEN
Liberaal economisch denken
ADAM SMITH: wetten van vraag en aanbod
Vraag > aanbod => lonen stijgen
Vraag < aanbod => lonen dalen
Geen sociaal vangnet ARMOEDE STEEG sociale onrust opstanden arbeiderspartijen
kregen via algemeen enkelvoudig stemrecht een vertegenwoordiging in het parlement sociale
wetten werden gestemd
Na WO2: invoering RSZ (voorlopers) welvaart garanderen en armoede bestrijden d.m.v.
Overheidstussenkomsten
Geen RSZ → geen vervangingsinkomens ….. Armoede stijgt Sociale onrust → opstanden
Arbeiderspartijen → sociale wetten → ingrijpen staat → ontstaan welvaartsstaat
,Schematische voorstelling welvaartstaat:
Maatschappelijk doel:
armoede bestrijden (grootste bedreiging voor welvaart en welzijn)
welvaart en welzijn zullen stijgen
↓
iedereen moet een minimum inkomen ontvangen
(werken loon, vervangingen, leeflonen…)
moet voldoende zijn om minimale behoeften te voorzien
↓
de kostprijs van de maatschappij ligt in de handen van de overheid
om ervoor te zorgen dat iedereen een minimum loon kan ontvangen, heeft de overheid veel
geld nodig
wij betalen ook!
↙ ↘
Sociale uitgaven: ± 46% BBP belastingen op inkomens: ± 52%
Sociale uitgaven = Arbeid, onderwijs en onderzoek, Gehandicapten Jeugd, Gezin en moederschap,
Ouderdom en overleven, Maatschappelijk welzijn, Huisvestiging, Cultuur en recreatie, Gezondheid
Hoofdstuk 3 De economische kringloop
Afkortingen:
Cg = Consumptieve besteding van de gezinnen
Cgb = Consumptie van de goederen en diensten voor de gezinnen van de bedrijven
Ygb = inkomend van gezinnen ontvangen bij de bedrijven
Sg = Sparen van de gezinnen / leningen aan de gezinnen
Sb = Sparen van de bedrijven
Ib = Investeringskredieten aan bedrijven (vervangings- en uitbreidingsinvesteringen)
Cob = Consumptiegoederen en -diensten voor de overheid van de bedrijven
Co = Consumptieve bestedingen van de overheid
Td = Directe belastingen (op inkomens)
Ti = Indirecte belastingen (Btw, accijns)
Fg = Transferinkomens voor de gezinnen
Fb = Transferinkomens voor de bedrijven
, 3.1 Economische verbanden:
1. Behoeften
Soorten behoeften:
Primaire behoeften: levensnoodzakelijk, vb. voedsel, kledij, onderdak…
Secundaire behoeften: sociale en culturele behoeften, vb. onderwijs, cultuur, sport…
Tertiaire behoeften: luxe behoeften, vb. verre reizen, juwelen, dure merkkledij…
2. Kenmerken
Onbegrensd, oneindig: steeds nieuwe producten
Verzadigbaar: van sommige zaken krijg je genoeg (primaire beh. snelst bevredigt)
Veranderlijk: niet iedereen heeft behoefte aan dezelfde dingen
Vervangbaar, substitueerbaar: éénzelfde behoefte kan door verschillende zaken worden
bevredigt (concurrentie op de markt scherpere prijzen)
Consumptie = het bevrediging van behoeften d.m.v. aankopen van goederen (materieel/lichamelijk)
en diensten (immaterieel)
3. Goederen / diensten
Indeling van goederen:
Vrije goederen: hebben geen eigenaar, zijn onbeperkt, vb. lucht
Economische goederen: hebben een eigenaar, zijn schaars
o Consumptie goederen: bestemd voor de consument
Gebruik: iets dat meerdere keren meegaat, vb. auto
Verbruik: iets dat je slechts eenmalig kan gebruiken, vb. sigaret