Inhoud
I. Inleiding tot de psychopathologie van kind en adolescent (HS II + III) ..................................................................... 2
II. Stoornissen op zuigelingenleeftijd (HS IX) .............................................................................................................. 11
III. Chronische ziekte en rouw .................................................................................................................................. 21
IV. Stemmingsstoornissen ........................................................................................................................................ 30
V. Angststoornissen (HS XV) ........................................................................................................................................ 42
VI. Aandachtsdeficientie-/hyperactiviteitsstoornis.................................................................................................. 56
VII. Gedragsstoornissen............................................................................................................................................. 66
VIII. Dwang- en ticstoornissen (HS XVII) ..................................................................................................................... 78
IX. Autismespectrumstoornis (HS X) ........................................................................................................................ 85
X. Eetstoornissen in de late kindertijd en adolescentie .............................................................................................. 98
XI. kindermishandeling, trauma en hechting (HS IX + XVI) .................................................................................... 106
XII. Trauma-, stress- en dissociatieve stoornissen (HS XVI) .................................................................................... 126
XIII. Aanpassingsstoornis (HS XIX) ............................................................................................................................ 129
XIV. Stoornissen in het gebruik van middelen en niet-middelengebonden verslaving (HS XXII)............................. 131
XV. Opzettelijke zelfverwonding & suïcidaliteit (HS XXV) ....................................................................................... 139
1
,I. Inleiding tot de psychopathologie van kind en adolescent (HS II + III)
o Overzicht
1. Afbakening (HS2)
2. Typische ontwikkeling (HS2)
3. A-typische ontwikkeling (HS2)
4. Psychopathologie (HS2)
5. Psychologische en relationele verklaringsmodellen (HS3)
o Afbakening
= studie van psychische stoornissen (problemen) bij kinderen en adolescenten
- Ontwikkelingspsychopathologie: studie van de ontwikkeling van psychische stoornissen/problemen
Geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te krijgen van afwijkend
gedrag in het licht van ontwikkelingstaken, -stadia en -processen die de menselijke groei kenmerken
Kennis v/d lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling is onontbeerlijk om het ontstaan
en het beloop van psychiatrische stoornissen te begrijpen
- (klinische) Ontwikkelingspsychologie: bestudering van de normale ontwikkeling
Bestudering van de afwijkingen van de normale ontwikkeling en de klinische implicaties van de
verworven inzichten voor diagnostiek en behandeling
Psychiatrie vs psychopathologie
- Psychiatrie:
individu staat centraal, de patiënt die lijdt aan een stoornis
psychiater past wetenschappelijke kennis toe om hulp te bieden
twee benaderingen: empathisch begrijpend (‘Verstehend’) vs systematisch, rationeel-verklarende
‘Erklärende’
K&A-psychiatrie: niet enkel individu, maar ook gezin
- psychopathologie:
algemeen geldende kennis; reductie v/d werkelijkheid verifieerbare + generaliseerbare kennis
voordeel: kennis = toetsbaar; vaststellen van samenhangen + structuren
objectieve, afstandelijk-rationele benadering
definitie v/h begrip ‘psychiatrische stoornis’ is moeilijk
- ontbreken van objectieve en consistente kenmerken
- gekleurd door tijd + plaats
- niet altijd waardevrij
- moving target: hangt samen met wat op een bepaald moment en binnen een bepaalde context onder
‘gezond’ en ‘ziek’ of ‘normaal’ en ‘abnormaal’ wordt verstaan
Een psychiatrische stoornis is een stoornis met psychische problemen/symptomen en/of door psychische
oorzaken, die gepaard gaat met significant lijden of sociaal disfunctioneren
Psychische functies: (waarin deficits kunnen zijn)
- Cognitieve (bewustzijn, aandacht, oriëntatie, waarneming, denken en geheugen)
- Affectieve (emoties)
- Conatieve (psychomotoriek, motivatie, gedrag, sociaal functioneren) functies
Psychische symptomen zijn een uiting van stoornissen i/d psychische functies
- psychische functies moeten worden beoordeeld met inachtneming v/d ontwikkelingsfase
2
, Psychologie vs psychiatrie
- Psychologie: houdt zich bezig met het psychisch gebeuren in zijn algemeenheid en met psychische
fenomenen en processen over het gehele continuüm von normaliteit tot pathologie
- Psychiatrie: richt zich op het diagnosticeren en behandelen van mensen met psychische symptomen die
gepaard gaan met beduidend lijden en/of sociaal disfunctioneren
- I/d praktijk is het onderscheid niet zo scherp; verschil is ook niet essentieel
Stoornissen die specifiek zijn voor de levensfasen t.e.m. de adolescentie
- typische kinder- en jeugdaandoeningen zoals autisme, ADHD en andere ontwikkelingsstoornissen
Stoornissen die ook op volwassen leeftijd kunnen voorkomen met eventueel een specifieke uitingsvorm in
kinder- en jeugdjaren
- stoornissen die voorkomen op de volwassen leeftijd en soms een vroeg begin hebben zoals een depressie,
een angststoornis of een psychose
- De klachten kunnen bij kinderen (zeer) verschillen van die van volwassenen
Zo klagen kinderen eerder over buikpijn of hoofdpijn bij emotionele problemen, is de stemming vaker
prikkelbaar dan depressief en kan angst zich uiten in woedeuitbarstingen en huilbuien
Wat normaal is voor een bepaalde levensfase, kan afwijkend zijn wanneer het optreedt in andere levensfasen
- verschijnselen die normaal zijn in een bepaalde ontwikkelingsfase van een kind maar die afwijkend worden
als die fase voorbij is
- Op jonge leeftijd is het normaal om denkbeeldige speelkameraadjes te hebben of milde dwangverschijnselen
- Ook irreële angsten zijn op jonge leeftijd niet altijd afwijkend
- Een psychische problematiek kan ook deel uitmaken van een normale ontwikkeling (koppigheidsfase van een
peuter)
Kinder en jeugdpsychiatrie vs volwassenen psychiatrie:
- K&J zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen
Behandeling wordt vaak met minder motivatie om te veranderen gestart
Zijn zich vaak minder bewust v/h hebben van problemen
Het zijn vooral de ouders of andere volwassenen i/d omgeving die opmerken of het kind/jeugdige lijdt
- K&J zijn afhankelijk van het gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met de gezinssituatie
Wilt niet zeggen dat problemen direct veroorzaakt worden door het gezin
Maar: problemen in het gedrag zijn niet los te zien v/d transacties tussen de kenmerken v/h
kind/adolescent en zijn/haar gezinsomgeving
- bij het beoordelen van problemen bij kinderen en jeugdigen speelt de ontwikkeling een centrale rol
bv het al dan niet volgens de norm bereiken van ontwikkelingsmijlpalen
- Bij het diagnostisch onderzoek van kinderen en jongeren worden gegevens van andere informanten dan de
patiënt sterk meegewogen. ↔ bij volwassenen veel meer zelfrapportage
- interventietechnieken en de organisatie van zorg voor kinderen en jongeren wijkt af van die voor
volwassenen
geldt zowel voor interventietechnieken als voor de organisatie van zorg
inhoud v/d behandeling wordt o.a. beïnvloed door eerder genoemde factoren
3
,o Typische ontwikkeling
gemiddeld (met variaties)/doorsnee/bij de meerderheid (statistisch)
gewenst (maatschappelijke normen en waarden)
Normen
- leeftijdsadequaat
- evt. genderspecifiek
o A-typische ontwikkeling
achterstand
regressie/deterioratie (verergering, achteruitgang)
extreem lage/hoge frequentie
extreem lage of hoge intensiteit
duur/chroniciteit/persisteren
ongepast in de situatie
abrupte veranderingen
cumulatie
- deze eerste 8 zijn kwantitatief
kwalitatief verschillend van de norm
o Psychopathologie
Ronald J. Comer’s (2009) 4 D’s:
- Deviance – afwijking van norm
- Distress - lijdensdruk
- Dysfunction– impact op functioneren
In elke definitie van psychopathologie moet er een lijdensdruk en/of een disfunctioneren zijn
Anders is er geen psychische stoornis!
- Danger – gevaar voor zichzelf/andere
wat is grens?
Sociale consensus: DSM-5 wat wij als psychopathologisch bekijken
Classificerende diagnostiek
- Probleemanalyse: Wat is er aan de hand? Probleem? Stoornis? Opvoedingsprobleem?
- Clustering van symptomen – samenvatten in fenomenen/syndromen.
- Taxonomie: groeperen van individuen obv hun gemeenschappelijke en onderscheidende kenmerken
- Belang?
Communicatie tussen clinici en tussen clinicus en patiënt bv
‘Etiket’ - verklaring
Indicatiestelling en verwijzing: organisatie van zorg, K&A komen in de voor hen juiste kanalen terecht
Ruwe handvatten voor interventie: bv als een interventie effectief bleek in een vergelijkbaar geval
Algemeen zicht op prognose
Zicht op prevalentie
Wetenschappelijk onderzoek: cyclisch verband
categorieën noodzakelijk voor wetenschappelijk onderzoek onderzoeksbevindingen kunnen
categorieën eventueel valideren (cfr. Aanpassingen DSM)
Wetenschappelijke bevindingen vertalen naar de praktijk
Voor opleiding hulpverleners
4
, Kritiek op categorisch denken:
- sociaal-culturele bepaaldheid van psychiatrische stoornissen
- co-morbiditeit
- vage omschrijvingen, wat is grens pathologie/normaliteit
- labeling maatschappij
- onderliggende transdiagnostische mechanismen recente onderstroom: mensen shiften vaak in diagnoses
eerder profilering gaan maken van deficits op achterliggende transdiagnostische processen (voor
behandeling)
- zegt vaak weinig over de ernstgraad, mate van lijden/disfunctioneren, de urgentie van zorg of de soort
gewenste hulpverlening
let op!
- Kind is meer dan stoornis
- Niet alle gedrag toeschrijven aan stoornis
- Classificatie vaak niet meer dan ‘hypothese’
- Ontwikkelingscomponent
- Gedragsdiagnostiek wat daaronder ligt wordt niet bekeken in categoriale diagnostiek
- Descriptief (niet visiegebonden)
- Leidt niet tot aanpak of behandeling op maat
- Belang omgeving / opvoeding
Omdat er geen gouden standaard is om te bepalen of iemand een stoornis heeft of niet, moeten om praktische
redenen afspraken worden gemaakt op basis van consensus en waar mogelijk gesteund op
onderzoeksgegevens
- Wetenschappelijk onderzoek bevestigt de complexiteit van psychiatrische stoornissen + heeft geen absolute
duidelijkheid gebracht i/d manier waarop gezondheid van ziekte, of normaliteit van gestoordheid kan
worden onderscheiden
- Zeer waarschijnlijk dat dit kan variëren van stoornis tot stoornis
Epidemiologisch onderzoek: doelen
- Prevalentie (en incidentie) van psychiatrische stoornissen
- Associaties v/d frequentie van stoornissen met demografische variabelen, zoals leeftijd, geslacht, SES +
etniciteit
- Comorbiditeit: mate van samen voorkomen van twee of meer ziekten in hetzelfde individu
- Prognose v/e stoornis: deze kan betrekking hebben op de kans dat een stoornis i/d tijd blijft bestaan
(homotypische continuïteit), overgaat in een andere stoornis (heterotypische continuïteit), het risico
vergroot op bepaalde negatieve uitkomsten of over gaat
- Historische trends
- Behoefte aan hulp en factoren die hulpzoekgedrag beïnvloeden
- Etiologisch onderzoek: meestal obv prospectief longitudinaal onderzoek
- Effectonderzoek van interventies
5
,o Verklaringsmodellen/etiologie
=verklaren het ontstaan en voortbestaan van psychische problemen:
- stress-kwetsbaarheidsmodel
- bi-directioneel model
- Systemisch model, o.a. ecologisch model
- transactionele modellen
- ontwikkelingspsychopathologie
- …
- biologische verklaringsmodellen
ZIE ook HOOFDSTUK 3 (zelfstudie)
Biologische, psychologische, pedagogische en maatschappelijke componenten worden in wisselende mate
aangevoerd als oorzaken voor psychiatrisch disfunctioneren
Integratieve modellen: bv biopsychosociaal en transactioneel ontwikkelingsmodel
- Trachten de multifactoriële ontstaanswijze van psychiatrische toestandsbeelden in volle complexiteit te
bevatten
Stress-kwetsbaarheidsmodel/diathese-stress-model (Monroe, Simons)
- Integratief model
- Gaat ervan uit dat mensen een bepaalde veerkracht of kwetsbaarheid hebben
- Verschilt tussen personen
- Bv bij gematigde stress gaan mensen met een hoge kwetsbaarheid heel snel ‘over the top’ gaan/over hun
kritieke grens
Mensen met een hogere veerkracht kunnen een veel hoger stressniveau aanvaarden vooraleer ze
omkantelen naar een pathologische uiting
- De combinatie v/e zekere kwetsbaarheid in een individu en een hoeveelheid stress vanaf een bepaalde
drempelwaarde zal tot pathologie leiden
- Het kan gaan om zowel biologische (meestal genetische) alsook psychologische kwetsbaarheid (in dit laatste
geval betreft het dan niet noodzakelijk een biopsychosociaal model)
Bi-directioneel model
- Bi-directioneel model geïnspireerd op Belsky (1984) en Bell (1968).
6
, Men gaat ervan uit dat tussen ouder en kind een continue interactie is
Kindkenmerken of psychische klachten worden ook beïnvloed door het opvoedingsklimaat en de rugzak
die de ouder meeheeft
Interactie kind – omgeving
Niet enkel kind en ouder, maar ook school, leerkrachten, leeftijdsgenoten
Ecologisch model Bronfenbrenner
- Niet alleen kijken naar de persoonlijke kwetsbaarheidsfactoren/psychologisch model, maar ook ruimer naar
het opvoedingsmodel + alle mogelijke invloeden vanuit de maatschappij en de ruimere context
- Maakt een onderscheid tussen proximale en distale omgevingsfactoren die kinderen beïnvloeden
- Culturele verschillen in waarden, gewoonten en regels = meest distale invloedssfeer
Oefent indirecte effecten uit op kinderen via de meer proximale mechanismen van opvoeding en
onderwijs
- Macrosysteem: attitudes en ideologieën v/d cultuur
- Exosysteem: sociale diensten, buurt, lokale politiek, media
- Mesosysteem
- Microsysteem: peers, kerk, gezondheidsdiensten, school, gezin
- Individuüm: geslacht, leeftijd, gezondheid, enz.
- Maatschappelijke en culturele factoren spelen een rol i/d definitie, perceptie en het tot stand komen van
psychiatrische fenomenen
- Maar: hun pathogenetische invloed laat zich grotendeels gelden via de meer proximale biologische en
psychopedagogische risico- en protectieve factoren
Psychologische en relationele verklaringsmodellen
- Psychoanalytische verklaringsmodellen
Veronderstelling: mensen worden in hun voelen + handelen deels gedreven door onbewuste driften en
impulsen
Freud: voert die onbewuste motieven terug tot gebeurtenissen i/d kindertijd
Symptomen = ‘fixaties’ van onaangepaste gedragingen en emoties die een uiting zijn van
onopgeloste innerlijke conflicten tussen ongewenste agressieve en seksuele driftmatige gevoelens
en de sociale wenselijkheid + werkelijkheid
Traumatische ervaringen worden verdrongen energie die eraan is verbonden zoekt een uitweg via
allerlei lichamelijke en gedragssymptomen
7