WETGEVINGSLEER EN -TECHNIEK
Prof. T. Corthaut
2022-2023
LES 1: INTRODUCTIE – ROL VAN DE WETGEVER
WetgevingsLEER = de algemene beschouwing over het wetgevingsproces (wat is wetgeving, wat is de
rol wetgever, soorten wetgeving, …)
WetgevingsTECHNIEK = legistiek: opstellen wetgevende teksten
Evaluatie:
- Eindproduct: zelf een KB opstellen (of een ander besluit)
- Examen mondeling
o (1) Eén overkoepelende vraag over de cursus (bv. een vraag over delegatie, rol van de
wetgever, deregulering, … à grote leerstukken van de cursus)
o (2) Begrippen toelichten, contrasteren met gelijkaardige begrippen (bv. verschil tussen
codificatie en consolidatie en coördinatie)
o (3) praktisch wetgevings-technisch probleem: (bv.: ontwerpen die bij de RvS
gepasseerd zijn, waar stommiteiten in zitten: wat loopt hier fout, en hoe zou je het
oplossen (lezen wat er staat en zoeken wat er niet kan)
§ bv.: vraag waarbij bijlagen werden gewijzigd bij een besluit, maar als je goed
las, de NL tekst de bijlage zelf verving, en de FR tekst in een ander besluit een
andere bijlage ging aanpassen à KAN NIET: moet identiek zijn in NL en FR
§ bv.: verkeerde bepaling voor de inwerkingtreding (als je met terugwerkende
kracht iets in werking laat treden, is de bewoording licht anders)
o Gesprek over je ontwerp (dus je moet je eigen KB meebrengen naar het examen)
Cursusmateriaal:
- Handboek van M. Van Damme
- Handboek beginselen van wetgevingstechniek en behoorlijke regelgeving (via Jurisquare)
- Raad van State, Handleiding voor opstellen van wetgevende teksten
o Handig voor de opdracht
- Bijkomende documenten via Canvas
Wat STUDEREN?
- Het geheel, maar kies je eigen methode hoe je dingen het best leert
- In de slides krijg je in essentie dezelfde materie verwerkt, in verschillende vormen (schematisch,
in een verhaal >< handboeken hebben soms andere invalshoek)
- Slides zijn uitstekende samenvatting, maar neem toch ook het boek erbij (voorbeelden kunnen
verschillen, …)
1. WETGEVINGSLEER EN -TECHNIEK
1.1. Wat?
Wetgevingsleer = bestuderen van een # beginselen welke aan een behoorlijke regelgeving moeten ten
grondslag liggen
- Bv.: duidelijke doelstelling, noodzakelijkheid, uitvoerbaarheid, rechtszekerheid, vertrouwen in
de regelgeving, rechtsgelijkheid, duidelijkheid en kenbaarheid, regelgeving op het juiste niveau
- M.a.w.: wat heb je nodig om te komen tot begrijpbare en zinvolle regelgeving
1
, o Formele en materiele beginselen, wat maakt goede regelgeving
Legistiek = technisch opstellen van wetgevende teksten
- Studie van de legistieke opmaak van wetten, decreten, ordonnanties en besluiten
- Analyse van de diverse onderdelen van een normatieve tekst.
Legisprudentie:
- De wezenlijke elementen van het wetsbegrip (normatief karakter en algemeenheid), de evolutie
van het wetsbegrip (met inbegrip van moderne vormen van regelgeving zoals de pseudo-
wetgeving) en de in de tijd wisselende betekenis van de wet (van 'ongeschreven' over
'beschreven' recht naar het geschreven recht van de grote codificaties; de wet als rechtsbron:
aandacht voor stromingen als het legisme en de Freirechtslehre), de rol van sommige actoren
in het moderne wetgevingsproces (o.m. drukkingsgroepen), delegatie en wettelijke validering
van regelgeving, typologie van wetgeving, overregulering en deregulering, wetsevaluatie.
- Over het wetgevingsbedrijf reflecteren
o We gaan niet in detail door de volledige geschiedenis van de wet, wel aantal concepten
die zinvol zijn, ook aantal evoluties is het wetgevingsproces, kernproblemen (delegatie,
deregulering, overregulering, …) à over reflecteren
1.2. Hoe?
Hoorcollege on campus (WT) en online (WL)
- Theorie wordt online gegeven
- Praktische opdrachten die we zullen moeten maken
Opdrachten online
- Niet verplicht, niet op punten
- MAAR probeer toch deze te maken
Eindwerk: schrijven KB
- KB met wijzigingsbepaling, autonome bepaling, inwerkingtreding, uitvoeringsbepaling, correcte
aanhef en verslag aan de Koning
- Op basis van bestaande KB’s naar keuze – zie opdracht online
1.3. Overzicht lessen
(zie slides les 1, dia 6-8)
2. ROL VAN DE WETGEVER
- Materiaal: Elementen van legisprudentie, hoofdstukken I en IV
o Hoofdstuk I: macht en onmacht van de wetgever
o Hoofdstuk IV: de toenemende instrumentalisering van de wetsidee en de gevolgen
ervan
2.1. Macht en onmacht van de wetgever
Macht à wetgeving is een belangrijk en effectief middel om de maatschappelijke processen (bij) te
sturen
Onmacht à maatschappelijk verkeer w steeds ingewikkelder en het sturen ervan vergt een toenemend
niveau van efficiëntie en effectiviteit, dat door de wetgever niet steeds bereikt kan worden
2
, a. Het wetsbegrip
Wetgeving = tot stand brengen van normen, d.w.z. algemeen geldende voorschriften
- >< individuele beslissingen zonder algemene draagwijdte
o Bv. beslissing om al dan niet een stedenbouwkundige vergunning te verlenen à is geen
norm, beperkt zich tot het toepassen van een norm in een concreet geval en maakt dus
geen wetgeving uit
Onderscheid formele en materiële wet:
- Formele wet = formele handeling wetgever sensu stricto (Kamers (+ Senaat) + Koning)
o Simpele feit dat een wet aangenomen is door de betrokken assemblée en betrokken
UM, volgens de wetgevingsprocedure (ongeacht wat er in staat)
o Zie ook decreten en ordonnanties
o K + S + K (op federaal niveau) OF op niveau van de deelstaten (VL parlement, Verenigde
Vergadering van de GGC, Waals parlement, parlement Franse gemeenschap, Parlement
van Duitstalige Gemeenschap, …)
§ Stellen samen met hun UM formele wetten vast
o Als in een formele wet ook regels in staan à ook een materiele wet
§ M.a.w.: formele wetten meestal ook wetten in de materiële zin omdat ze vaak
een algemeen verordenende draagwijdte hebben
§ LET OP: formele wet waarin geen normen met een algemene draagwijdte zijn
opgenomen ≠ materiële wet !
- Materiële wet = regels, ongeacht door wie ze zijn aangenomen
o Iedere maatregel die een algemene draagwijdte heeft en die toepasselijk is op een
onbepaald aantal gevallen
o Bv.: KB’s, MB’s, provinciale en gemeentelijke verordeningen, ministeriële
omzendbrieven indien deze bindende regels bevatten, …
§ LET OP: besluiten met een individuele draagwijdte ≠ materiële wet
o Wie kan er materiële wetten vaststellen?
§ Gemeenten
§ Gewesten (= besluiten >< decreet = formele wet)
o Vele normstellers op alle bestuursniveaus
o Bindend
§ Hoewel het in wetgeving gaat over MOETEN, schrijven we wetten alsof we iets
beschrijven
§ Bv.: fietsers houden rechts op de rijbaan (NIET: fietsers moeten rechts houden
op de rijbaan) à maar toch is het normerend
o Algemene draagwijdte (normerend)
§ = “voor iedereen?” Niet beste omschrijving à beter regels die gelden ‘in
abstracto’
• Er zijn regels die gelden voor 1 persoon
o Bv.: regels die gelden voor de Koning
o Bv.: netbeheerder elektriciteit in ons land à 1 netbeheerder,
maar is onderworpen aan bergen regelgeving
• DUS: toepasselijk telkens als een bepaalde situatie zich in de toekomst
stelt
§ Algemeenheid van de norm houdt waarborgen in:
• (1) gelijkheid à regels w in beginsel op dezelfde wijze toegepast t.a.v.
alle betrokkenen
3
, • (2) rechtszekerheid à bestemmelingen van de norm weten in welke
mate zij hun gedrag op de norm moeten afstemmen
§ Beperkingen aan de algemeenheid van de wet à algemeenheid is relatief:
• (1) Plaats
o Meeste regelgeving is territoriaal beperkt; normsteller enkel
bevoegd binnen zijn rechtsgebied
o Maar zie extraterritorialiteit (bv.: BE heeft regels voor
opzetten van poolbasissen op Antarctica, BE heeft regels over
bepaalde oorlogsmisdaden, …)
• (2) Tijd
o Politieke en maatschappelijke ontwikkelingen beletten dat
wetten ‘voor altijd’ zijn; soms ook regeling met uitdrukkelijke
tijdsgrens
o Normaalgezien beschikken we voor de toekomst, MAAR het
gebeurt dat wetgever het verleden wil wijzigen (= retroactieve
wetgeving)
o Bv.: jobbonus toekennen vanaf 1 juli 2022, maar pas in
september uitvoeringsbesluiten à wet laten terugwerken tot
1 juli 2022
o Wat als wetgever verleden wil wijzigen, maar ongunstig voor
rechtsonderhorige?
§ Bv.: BE aanvaard dat de wetgever tot 31 december de
regels kan wijzigen voor het vaststellen van het
belastbaar inkomen van het voorafgaand jaar (gaat
tegen de rechtsbescherming in he!)
o OPM: als je iets wil veranderen van het verleden moet je eerst
opheffen, en dan opnieuw invoeren!!!
• (3) Gedragingen die minstens potentieel kunnen w herhaald
o Regelgeving moet in beginsel op herhaalbare rechtsfeiten
toepasbaar zijn
o Bv.: betogingsverbod: algemeen of specifiek?
• (4) Rechtssubjecten
o Algemeen ≠ absoluut
§ M.a.w.: als je aan de VW’n voldoet !
§ Een norm kan zich op een algemene wijze richten tot
alle rechtssubjecten van een bepaald rechtsgebied,
maar zal gebeurlijk niet t.a.v. ieder van hen op
absolute wijze gelden, omdat bv. de algemene
regeling in uitzonderingen voorziet
§ Bv.: permanent maken van de PLF à moest er weer
een gezondheidscrisis zijn, opnieuw kunnen invoeren
(aantal vw’n die vervuld moeten zijn, vooraleer dit
terug kan w geactiveerd)
o Wetgeving voor 1 rechtssubject (bv.: de Koning, de
transmissienetbeheerder)
• (5) Functioneel toepassingsgebied
o = voor de toepassing van een specifieke wetgeving of
reglementering, w een eigen inhoud gegeven aan het
algemeenheidsvereiste en dat bepaalde voorschriften, die
weliswaar voldoen aan het algemeenheidsvereiste, voor de
4