Uitgebreid uittreksel van 'Unierecht in de Nederlandse rechtsorde'
Samenvatting Doorwerking van Europees recht in nationale rechtsstelsels
Tout pour ce livre (5)
École, étude et sujet
Open Universiteit (OU)
Rechtsgeleerdheid
Doorwerking Europees Recht in nat. rechtsstelsel (RM3113)
Tous les documents sur ce sujet (2)
Vendeur
S'abonner
kimmhokke
Avis reçus
Aperçu du contenu
1. Federale rechtsorde - Unie & lidstaten
________________________________________
Leerdoelen
Na bestudering van deze leereenheid kunt u
uitleggen wat de bronnen en leidende beginselen zijn die de verhouding tussen Unierecht en
nationaal recht beheersen.
uitleg geven over de gedeelde rechtsorde, de EU als constitutionele rechtsorde en de
verwevenheid van Europees en nationaal recht.
een analyse geven over de gevolgen van doorwerking van Europees recht voor de soevereiniteit
en de positie van Europese staten, inclusief rechtsvergelijkende aspecten.
uitleggen welke rol het Hof van Justitie en de nationale rechters spelen bij de toepassing van
Europees recht.
uitleggen wat institutionele autonomie inhoudt.
_____________________________________
J.W. Sap, Introductie: de verhouding tussen EU-recht en nationaal recht, powerpointpresentatie.
Positie Unierecht
Bij het Verdrag van Maastricht hebben de toenmalige lidstaten de EU opgericht. De Unie is een
verbond bepaalt art. 1 VEU waaraan de lidstaten bevoegdheden toedelen om hun
gemeenschappelijke belangen te dienen, de Unie is al lang geen gewone volkenrechtelijke organisatie
meer, evenmin een staat of federale staat. Eerder een hybride organisatie van lidstaten dat intensief
samenwerkt.
De verhouding tussen de Europese en Nederlandse rechtsorde is:
Voorrang
Echter zij is niet ondergeschikt aan de Europese rechtsorde, dat blijkt uit een aantal
Unierechtelijke uitgangspunten:
Art. 4 lid 1 VEU = beginsel van bevoegdheidstoedeling (attributiebeginsel) dus alleen die
bevoegdheden, exclusief en gedeeld, die zijn toebedeeld en overige bevoegdheden behoren
aan de lidstaten1; hierbinnen valt de institutionele autonomie d.w.z. dat de lidstaten bepalen
op welke wijze zij hun EU-verplichtingen nakomen, voor zover het (secundaire) Unierecht niet
anders voorschrijft.
Art. 4 lid 2 VEU = eerbiediging v/d nationale identiteit/essentiële staatsfuncties door de Unie
Art. 4 lid 3 VEU = beginsel van gemeenschapstrouw / loyale samenwerking:
Enkele voorbeelden hiervan:
a. Richtlijnconforme interpretatie (verplichting van de nationale rechter om nationaal wettelijke
bepalingen te interpreteren in het licht van geïmplementeerde richtlijnen)
b. Lidstaat is aansprakelijk voor schade als gevolg van schending Unierecht (arrest Francovich)
c. Rechterlijke taak om volle werking te verzekeren vloeit voort uit dit beginsel
d. Toezichtplicht is gebaseerd op dit beginsel
e. Bevoegdheid is verplichting vloeit voor uit dit beginsel
Art. 5 lid 3 VEU = beginsel van subsidiariteit: de Unie treedt alleen op de terreinen op die niet
tot haar exclusieve bevoegdheden horen indien dergelijk optreden niet door de lidstaten kan
worden verwezenlijkt (toetsing van nationale parlementen hierop in protocol vastgelegd – gele
en oranje kaart procedure (als de EC het voorstel na een gele kaart niet intrekt, kan EP het
voorstel met gewone meerderheid afwijzen, oranje kaart is dan na-traject van een gele kaart.
Art. 5 lid 4 VEU = evenredigheidsbeginsel
De betekenis van het Unierecht voor de Nederlandse rechtsorde is tweeledig;
1. Het Unierecht is hiërarchisch van hogere orde dan het Nederlandse recht en heeft dus voorrang.
2. Nederland geeft als lidstaat mede vorm aan het Unierecht als coproducent.
Ad. 1
1
soms wordt ook wel gesteld: “hun soevereiniteit hebben begrensd” zoals het Hof zei in het arrest Van Gend en Loos
1
,De EU vormt een nieuwe rechtsorde2 van geheel eigen aard. Ten bate van deze nieuwe rechtsorde
hebben de lidstaten hun soevereiniteit begrensd. Het Unierecht kan dus onafhankelijk van de
wetgeving van de lidstaten rechten scheppen waarop particulieren zich uit eigen hoofde kunnen
beroepen voor de nationale rechter en er is dus sprake van voorrang van het Unierecht boven het
recht van de lidstaten wat wordt afgeleid uit de aard van het supranationale Unierecht zelf (arrest
Gend en Loos en Costa - Enel). Het Unierecht is dus meer dan een overeenkomst dat wederzijdse
verplichtingen het leven roept. In het Simmenthal-arrest wordt hieraan toegevoegd dat
verdragsbepalingen en rechtstreekse toepasselijke handelingen van de instellingen door het enkel feit
van hun inwerkingtreding elke strijdige bepaling van de bestaande nationale wetgeving van
rechtswege buiten toepassing doen treden (en dus prevaleren boven nationaalrechtelijke bepalingen).
De nationale rechter moet dus het Unierecht in volle omvang toepassen, dus integraal die bepalingen
die relevant zijn voor de beslissing in het geschil, niet slechts de bepalingen van de beide verdragen,
maar ook de secundaire recht van de verordeningen. Deze rechterlijke taak vloeit voort uit de plicht tot
loyale samenwerking van artikel 4 lid 3 VEU. Het Unierecht geeft geen eigen regels omtrent de wijze
waarop de Unierechtelijke aanspraken tot gelding kunnen worden gebracht (processuele autonomie
van de lidstaten).
Toepassing van ongeschreven Unierecht
De nationale rechter is ook gebonden aan de communautaire algemene beginselen van behoorlijk
bestuur. Deze voorrang geldt tevens voor afgeleid recht en beginselen van het constitutioneel bestel
van een lidstaat (dit blijkt uit de zin: Aan het Unierecht mag geen afbreuk worden gedaan door ‘enig
voorschrift van nationaal recht’). Overigens dienen beginselen die gemeen zijn aan de constitutionele
tradities van de lidstaten (democratie/grondrechten/rechtstaat) door de Unie te worden geëerbiedigd.
Het ongeschreven Unierecht omvat ook het EVRM. De Nederlandse rechter past het EVRM o.b.v. art.
94 Gw toe, maar het EVRM kan ook door het Hof geïnterpreteerd worden (wat niet uit art. 94 Gw kan
worden gehaald). Art. 94 Gw geeft overigens alleen de mogelijkheid om Nederlandse
wettelijke bepalingen buiten toepassing te laten, terwijl de nationale rechter volgens het Unierecht in
sommige gevallen meer moet doen dan dat, namelijk een wettelijke achterstelling opheffen door het
wettelijke regime dat geldt voor de bevoorrechte groep ook toe te passen op de achtergestelde groep.
De Unierechtelijke beginselen van behoorlijk bestuur hebben een breed bereik en gelden niet alleen
voor bestuurshandelingen van de Commissie, maar ook voor bestuurshandelingen van nationale
organen die worden verricht binnen de werkingssfeer van het Unierecht. De beginselen komen veel
overeen met de nationale beginselen, er zijn wel accentverschillen. Het Unierechtelijke
vertrouwensbeginsel weegt minder zwaar dan het Nederlandse vertrouwensbeginsel. Dit beginsel kan
echter niet leiden tot beslissingen contra legem.
Nationaal recht moet in de lidstaten zo worden uitgelegd dat het in overeenstemming is met de eisen
van het Unierecht (art. 4 lid 3 VEU); de rechter heeft daarom plicht tot uitlegging van het nationale
recht conform het Unierecht. De plicht tot Unierechtconforme uitleg van nationaal recht vindt zijn
begrenzing in algemene beginselen van Unierecht: rechtszekerheidsbeginsel, legaliteitsbeginsel en
het verbod van terugwerkende kracht.
Landen met een ‘monistisch systeem’ zoals Nederland, waar internationale rechtsnormen voorrang
hebben boven interne normen, kunnen zich prima vinden in de voorrangsregel. Ondanks dat
doorwerking van ander internationaal recht in Nederland via de Nederlandse Grondwet loopt, is
vanwege het supranationale karakter de voorrang van het Unierecht niet afhankelijk van de
Nederlandse Grondwet.
Er zijn ook lidstaten die een dualistisch systeem hebben: internationale normen maken alleen deel uit
van de interne rechtsorde als zij daarin door een nationale norm worden opgenomen. In veel nationale
rechtsordes is vaak sprake van een combinatie van monistische en dualistische elementen; lidstaten
hebben in hun grondwet soms een bepaling ingevoerd die overdracht van bevoegdheden naar de
Unie toelaat (zie ook artikel 92 van de Nederlandse Grondwet).
Eerbieding van grondrechten
2
Een rechtsorde is een systeem waarin het gedrag van instituties, burgers en andere actoren wordt gereguleerd door het recht.
Om met het recht gedrag te kunnen reguleren, is rechtsvorming, aanvaarding en doorzetting van het recht nodig. Kenmerkend
voor de EU is dat ze veel van haar doelstellingen steeds grotendeels via het recht heeft proberen te bereiken.
2
,In het arrest Solange van het Duitse Grondwettelijk Hof werd gesteld dat ondanks het beginsel van de
voorrang van het Unierecht er bijkomende toetsing van de communautaire wetgeving aan de door de
Duitse Grondwet gewaarborgde grondrechten noodzakelijk is, zolang in de communautaire rechtsorde
een democratisch gekozen parlement en een catalogus van grondrechten ontbraken. Het Hof
bevestigde later ook dat de eerbiediging van de grondrechten deel uitmaakte van de
geldigheidsvereisten waaraan Uniehandelingen moeten voldoen.
F.H. van der Burg en W.J.M. Voermans, Unierecht in de Nederlandse rechtsorde. Deventer: Wolters Kluwer, 2015,
hoofdstukken 1 en 3.
Grondwet en het Unierecht
De oorspronkelijke EEG is opgericht o.b.v. art. 92 Gw. Dit blijft ook nog gelden. Toch is de relatie
tussen de Gw en de EU door de jurisprudentie van het HvJ aanzienlijk gewijzigd. De directe werking
van het Unierecht en de voorrang van het Unierecht boven het nationale recht zijn elementen die door
het HvJ zijn gecreëerd en die men bij de goedkeuring van het EEG-Verdrag nog niet had voorzien.
Het valt dan ook te betwijfelen of men het buiten toepassing laten van Nederlandse bepalingen
wegens strijd met Unierechtelijke bepalingen kan doen steunen op art. 94 Gw. Dit artikel houdt in dat
Nederlandse wettelijke voorschriften geen toepassing vinden wanneer deze toepassing niet
verenigbaar is met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke
organisaties. Bij nadere beschouwing blijkt de voorrang van het Unierecht verder te strekken dan art.
94 Gw (voorbeeld verschijnsel rechtstreekse werking richtlijn).
Toch zegt de Nederlandse Grondwet niets over de betekenis van de EU voor het Nederlandse
staatsbestel ondanks dat de inhoud van de Nederlandse wetgeving in sterke mate wordt beheerst
door Europese bepalingen. Art. 93 en 94 Gw bepalen slechts dat eenieder verbindende bepalingen
van verdragen … doorwerken in de Nederlandse rechtsorde … en dat deze voorrang hebben.
Vanuit de leer van het monisme is het uitgangspunt dat:
- de Nederlandse overheid zich dient te houden aan geschreven en ongeschreven regels van
internationaal recht en
- dat ook niet rechtstreeks werkend recht door de nationale rechter kan worden toegepast.
Maar het Unierecht werkt nu juist niet uit kracht van die twee bepalingen door in de Nederlandse
rechtsorde, maar uit kracht van de EU-rechtsorde zelf. Het Unierecht werkt dus anders door dan
gewoon verdragsrecht etc. Het heeft een eigen aard. En als de werking van het Unierecht autonoom
wordt bepaald door het Unierecht zelf, zouden artikelen 93 en 94 Gw inzake het Unierecht dus geen
betekenis meer hebben. Op zich zelf is dat al bijzonder omdat als de doorwerking van het Unierecht
buiten de Grondwet omgaat is dit in strijd met art. 91 lid 3 van deze Grondwet.
Als deze artikelen wel betekenis hebben doen zich drie problemen voor:
1. De eisen die art. 93 Gw stelt aan doorwerking kan spanning geven bij de eis van publicatie.
Het is namelijk niet goed duidelijk wat op Unieniveau kan worden beschouwd als
bekendmaking in de zin van de Grondwet.
2. Als art. 94 Gw wel betekenis zou hebben voor de doorwerking van rechtstreeks werkend
Unierecht, doet zich de tegenstelling voor van de voorrang bij niet-rechtstreeks werkende
bepalingen. Niet-rechtstreeks heeft aldus art. 94 Gw namelijk geen voorrang op strijdige
nationale regels.
3. Art. 94 Gw wordt strikt uitgelegd. Het HvJ gebruikt daarentegen algemene beginselen van
Unierecht als zelfstandige toetsingsmaatstaven en aldus art. 94 Gw 3 zou dit betekenen dat
er geen sprake is van toetsing van de wet aan ongeschreven rechtsbeginselen.
Eventuele oplossing: een algemene bepaling opnemen in de Grondwet inzake het Unierecht omdat
anders de legitimiteit van het proces van Europese integratie los gaat werken van de
constitutie/constitutionele praktijk. Aan art. 94 kan bijvoorbeeld een tweede lid worden toegevoegd met
de kern: dat in afwijking van art. 93 en 94 de toepassing, rechtstreekse werking en voorrang van het
Unierecht wordt beheerst door hetgeen bij of krachtens de oprichting- en basisverdragen is bepaald.
Is de EU een constitutionele rechtsorde?
3
Art 94 Gw: Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet
verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
3
, De Europese rechtsorde kent weliswaar een evolutionair ontwikkelde rechtsorde die van
constitutionele aard is, maar zonder formele grondwet in klassieke zin en zonder onverkorte erkenning
van Europese constitutionele soevereiniteit. De Raad van State noemt haar een constitutionele
rechtsorde met een ambivalent karakter. Daardoor is de Unie wel gaan functioneren als een federatie
met een eigen wetgeving, bestuur en rechtspraak.
Rechtstaat
Het begrip democratische rechtstaat zoals gehanteerd in het Unierecht komt aardig overeen met de
term rechtsstaat van de lidstaten. Er zijn een aantal verschillen:
Onder het Unierecht is het Hof de instantie die de wettigheid nagaat van de handelingen dus
ook wetgevingshandelingen van het Europees Parlement. In andere landen is dit vaak door
een speciale rechter.
Opmerkelijk is ook dat de regeling van het recht beroep tot vernietiging van een
Uniehandeling of -besluit het mogelijk maakt dat lidstaten, instellingen van de EU zelf en
natuurlijke en rechtspersonen de wetgevingshandelingen van het Europees Parlement en de
Raad kunnen aanvechten. Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen in Nederland
bijvoorbeeld wel beroep instellen, maar wetten van de regering en Staten-Generaal worden
niet getoetst door de rechter.
Het Unierecht kent niet de mogelijkheid om algemene beginselen contra legem toe te passen,
want het Unierecht moet in alle lidstaten juist in dezelfde zin worden uitgelegd en toegepast.
Roman Herzog, Lüder Gerken, ‘Stop the European Court’, oorspronkelijk gepubliceerd in het Duits in de Frankfurter Allgemeine Zeitung, 8 september 2008.
Rol van het Hof
In 2008 grijpt Duitsland in. Zij vond dat het Hof deed aan een buitensporige rechtspraktijk en stelde
strengere controles door de Duitse autoriteiten voor; nu ligt de vraag voor of het Duitse Federale
Constitutionele Hof voor altijd een waakhond-positie moet hebben. Het ging in deze zaak om het
tijdelijk terugbrengen van een leeftijdsgrens inzake arbeidscontracten. Het Hof oordeelde als volgt: de
Duitse hervorming van de arbeidsmarkt was in feite onverenigbaar geacht met de non-
discriminatierichtlijn van de EU, omdat niet kon worden 'bewezen' dat de Duitse
hervormingsbepalingen 'objectief vereist' waren voor het stimuleren van de tewerkstelling van oudere
werknemers. Dit zogenaamde "Mangold-oordeel" is om verschillende redenen betwistbaar.
1. Het is niet subsidiair: Hoewel het EG-Verdrag een Europese regulering van non-discriminatie
toestaat, rijst de vraag waarom de EU leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt regelt in al zijn
ernst. Volgens het subsidiariteitsbeginsel mag de EU alleen actie ondernemen als zij echt een
betere oplossing voor een probleem heeft dan de lidstaten.
2. Het Hof handelde niet als onderdeel van de rechterlijke macht maar als wetgever. Daarbij nam
zij een toevlucht tot een ietwat avontuurlijke constructie. Het was dus niet de (nog te
handhaven) non-discriminatierichtlijn die de Duitse hervormingsbepaling in strijd met het EU-
recht veroorzaakte, maar een "algemeen beginsel van gemeenschapsrecht". Dit "algemene
beginsel van gemeenschapsrecht" was echter een verzinsel. In slechts twee van de toen 25
lidstaten - namelijk Finland en Portugal - wordt hiernaar verwezen.
De conclusie die men hieruit trekt is duidelijk: het Hof is niet geschikt als subsidiariteitscontroller en
niet als een beschermer van de belangen van de lidstaten. Dit wordt gesteund door:
volgens de artikelen 1 en 5 van het EU-Verdrag het Hof verplicht is deel te nemen aan het
"proces van het creëren van een steeds hechter verbond".
een door de EU bevooroordeelde jurisdictie van het Hof leidt tot de situatie dat de gebieden
waar het Hof oordeelt ook groeien, waardoor de rechtbanken van de lidstaten worden
verplaatst, wat betekent dat het Hof voortdurend invloed krijgt. In het licht van het bereikte
integratieniveau in de EU, is het absoluut van vitaal belang dat een onafhankelijke rechtbank
van het Hof van Justitie wordt ingesteld voor competentiekwesties.
H.F.C.J.A. de Waele, ‘Afscheiding van delen van EU-lidstaten – de Europeesrechtelijke implicaties’, SEW, nummer 1, januari 2016, p. 3-10.
Europeesrechtelijke implicaties van secessie (afscheiding van delen)
Zoals het Internationaal Gerechtshof (IGH) nog in 2010 te kennen gaf in zijn Kosovo-advies, bestaat
er in het volkenrecht geen verbod op het doen uitgaan van onafhankelijkheidsverklaringen. Ervan
uitgaande dat een regio binnen de EU zich op vreedzame wijze weet los te maken van het
‘moederland’, kan er in beginsel sprake zijn van een geslaagde secessie, waardoor een volledig
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kimmhokke. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.