Samenvatting van sociale ongelijkheid, gegeven door Stijn Oosterlynck. Heb een 16/20 behaald voor het vak. 1 vraag op het examen ging over het boek: 'The Tyranny of merit".
Les 1: Sociale ongelijkheid: een
sociologische kijk
1.1 Een aantal feiten over (inkomens)ongelijkheid
Het gaat over ongelijke verdeling van middelen.
Gini coëfficiënt is een cijfers dat ongelijkheid meet en altijd ligt tussen 0 en 1.
Wanneer deze gelijk is aan 0 wil zeggen dat er gelijkheid van middelen is.
Wanneer deze gelijk is aan 1= ongelijke verdeling van middelen.
100 euro en 100 mensen: gelijke verdeling is dat iedereen 1 euro heeft.
Vooral scandinavische landen hebben lage gini coëffiiciënt: zijn egale landen.
België is ook een egalitair land: ongelijkheid is relatief laag. Er is relatief stabiele ongelijkheid.
Turkije: zelfs een daling dus meer inkomensgelijkheid en minder inkomensongelijkheid.
Inkomensongelijkheid: ongelijkheid op basis van arbeidsinkomsten is in het algemeen gestegen.
Vermogensongelijkheid: kunnen gezinnen in armoede terugvallen op vermogen?
Links: 1 is de 10% armsten, mediaan is
bijna 0 dus 50% ervan hebben geen
vermogen. Gemiddelde ligt veel hoger,
door de andere 50% die wel een
woning hebben maar dit niet makkelijk
kunnen omzetten in liquide middelen.
3 voudige vorm van
precariteit/onzekerheid: laag inkomen,
laag vermogen, onvoldoende
liquiditeit.
1
,1.2 Wat is ongelijkheid? Een (voorlopige definitie)
Sociale ongelijkheid verwijst naar ongelijke verdeling van schaarse, maar maatschappelijk
gewaardeerde middelen. Bv. Geld of toegang tot diensten of kennis, erkenning of macht.
En de ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van hun sociale positie.
Sociologische visie op ongelijkheid
Ongelijkheid gaat niet louter over graduele verdeling van middelen over individuen, maar
over maatschappelijke verhoudingen tussen sociale groepen
Bv. Niet ik ben rijk en zij is arm maar ik kan rijk zijn omdat zij arm is. Hoog
loon voor managers resulteerd in lagere lonen bij schoonmakers en ander
personeel.
Ongelijkheid wordt niet geanalyseerd vanuit individuele capaciteiten, maar wel vanuit sociale
posities die mensen in samenleving innemen
Sociale posities worden ge(re-)produceerd door de organisatie van de economie (ze wordt
niet door het individu zelf gekozen), de manier waarop maatschappelijke waardering
toegekend wordt en de organisatie van de politieke besluitvorming
Bv. Acherhalen hoe economie functioneert om positie te weten:
schoonmakers verdienen veel minder dan professoren. Mannen worden vaak
meer gewaardeert dan vrouwen.
Ongelijkheid heeft gevolgen op de individuele levenskansen van mensen, maar ook
maatschappij in haar geheel
Bv. Criminaliteit, agressie
1.3 Sociale ongelijkheid als sociaal probleem
Fenomeen ‘sociale ongelijkheid’ bijna even oud als samenleving zelf, maar lange tijd niet als
sociaal probleem gezien
Specifieke situaties zijn niet inherent een probleem, maar worden sociaal geconstrueerd als
probleem
- bepaalde objectieve conditie (bv. gebrek aan geld) is op zich onvoldoende om als sociaal
probleem gezien te worden
- er moet ook subjectieve dimensie zijn vooraleer het een sociaal probleem wordt en op
de agenda van beleidsmakers, onderzoekers en het bredere publiek komt te staan
Sociale ongelijkheid is een sociaal probleem als er een discrepantie/onderscheid ontstaat
tussen een bepaalde objectieve conditie (bv. gebrek aan inkomen of ongelijke kansen in
onderwijs of toegang tot gezondheidszorg) en bepaalde menselijke waarden (bv. menselijke
waardigheid, empathie, gelijkheid) die als dysfunctioneel of onaanvaardbaar gezien wordt
door ‘relevante’ groepen in de samenleving en die het onderwerp wordt van een
maatschappelijke interventie/tussenkomst.
Armoede als sociaal probleem
• Ongelijkheid (o.a.) geproblematiseerd door veranderende ideeën over armoede
2
, - Armoede (als vorm van ongelijkheid) heeft altijd bestaan, maar tot 18de eeuw niet gezien als
sociaal probleem waar maatschappij voor verantwoordelijk is
- 16de tot 18de eeuw: mercantilisme beschouwt armoede als goed
- mercantilisme: economische filosofie gericht op maximaliseren van export door goedkope
‘input’ (arbeidskracht): zo veel mogelijk exporteren en zo weinig/goedkoop mogelijk
importeren.
- armoede garandeert goedkope en gehoorzame arbeidskrachten
- Onderwijs voor brede bevolking wordt gezien als verspilling, want het ontmoedigt de inzet
van arbeid
“To make the Society happy and people easy under the meanest circumstances, it is requisite
that great numbers of them should be ignorant as well as poor” (de Mandeville)
- Slechts beperkte rol van overheid in sociale bescherming, vnl. tijdelijke bescherming bij
tegenslagen (mislukte oogsten en ziekte)
- Armoede is een gevolg van ‘morele zwakte’ van armen (eerder dan van werkloosheid) (met
dwangarbeid als oplossing)
Armen ze zijn niet slim genoeg om beter betaalde jobs te vinden.
Eerste ‘armoedeverlichting’
Ontwikkeling van morele argumenten voor overheid om armoede te bestrijden, maar nog weinig
actie tegen armoede
Verlichting veranderde perceptie van burgers in Europa
- ‘wil van God’ of ‘de natuur’ steeds minder aanvaard als verklaring voor wat in samenleving
gebeurd
- Samenleving is mensenwerk: oorzaken voor maatschappelijke fenomenen gezocht in manier
waarop mensen samenleving organiseren
- Samenleving kan begrepen en gecontroleerd worden … en daardoor ook veranderd
Einde 18de eeuw ontstaat nieuw respect voor mensen in armoede:
(1) Immanuel Kant: mens is doel in zichzelf, nooit een middel tot ander doel, dus armen hebben
zelfde morele waarde als rijken en zijn dus evenwaardig
(2) Adam Smith: welvaart wordt niet bepaald door handelsbalans (mercantilisme) maar door
wat burgers van een land bezitten, dus armoede reduceren is geen bedreiging, maar net doel
van economische ontwikkeling (hoe meer productie hoe meer welvaart)
(3) Rousseau: armoede is gevolg van slechte instituties en dus vermijdbaar, bv. Rousseau over
eigendom als oorzaak van ongelijkheid
Bv. Laptop van professor is eigendom maar eigenlijk is het van een institutie:
het is een wet/afspraak dat studenten de laptop niet meenemen.
Idee dat staat centrale rol te spelen heeft in armoedebestrijding maakt opgang
- Kant verkiest rechtvaardigheid boven liefdadigheid omdat laatste ongelijke relatie tussen
wie geeft en wie krijgt verondersteld
3
, - daarom moet de staat, veel meer dan lokale religieuze organisaties, rol opnemen
Opkomst van publieke vertogen/aantonen die sociale ongelijkheid problematiseren (bv. ‘The Rights
of Man’ van Thomas Paine)
In praktijk verandert weinig, vooral evolutie op intellectueel vlak en ook veel intellectuele
tegenstand (bv. Malthus en Ricardo: armoedebestrijding neemt bij armen incentive (beloning die
motiveert) om te werken weg)
Tweede ‘Armoedeverlichting’
Graduele verandering in ideeën in 19 de eeuw
- Utilitarisme: concept van dalend marginaal nut van inkomen, creëerde economisch
argument tegen (grote) inkomensongelijkheid
- Meer nood aan technisch geschoolde arbeiders leidde tot positiever beeld op scholing van
armen
- Opkomst socialistische beweging: kapitalisme als oorzaak van armoede
- Ontstaan van sociaal onderzoek beïnvloedt publiek debat (bv. ‘armoedelijn’ van Charles
Booth)
Pas in 19de eeuw ook eerste acties tegen ongelijkheid: afschaffing van slavenhandel en later
slavernij
Culmineert/domineert in tweede helft 20 ste eeuw in tweede armoedeverlichting
- Armoede algemeen gezien als beperking van vrijheid en persoonlijke ontwikkeling (Rawls)
- Rol van overheid is het garanderen van toegang van alle burgers tot essentiële materiële
hulpgoederen voor persoonlijke ontwikkeling
Ontwikkelen van welvaartstaat
- Armoede is slecht voor economische ontwikkeling (bv. Keynes: toename inkomen voor
armen promoot groei doordat armen geld sneller uitgeven)
Ongelijkheid als sociaal probleem vandaag
• Na WOII – hoogdagen van welvaartstaat – sociale ongelijkheid sterk
gepercipieerd/waargenomen als sociaal probleem want
- (Grote) sociale ongelijkheid als schadelijk voor en illegitiem in democratische
samenleving
- Gezien als maatschappelijke eerder dan individuele verantwoordelijkheid
- Daarom wordt overheid verantwoordelijk gehouden voor reduceren van sociale
ongelijkheid
- Progressief belastingsysteem en herverdeling door voorzien van publieke diensten
en sociale zekerheid
Neoliberalisering (vanaf tweede helft jaren 1970)
- Sociale ongelijkheid is het gevolg van individuele inspanningen en talenten (dus legitiem)
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisetruijen2001. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.