Fysiotherapie samenvatting MB studietaken en colleges blok 1.1
23 vues 2 fois vendu
Cours
Medisch biologisch blok 1.1
Établissement
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Dit is een samenvatting van medisch biologisch blok 1.1. In dit document zijn de studietaken uitgewerkt en de colleges heb ik er helemaal in verwerkt. De samenvatting is op basis van de lesstof van de fysiotherapie opleiding in Groningen. De volgende onderwerpen komen aan bod in deze samenvatting: ...
Mono-, bi- en poly-articulaire spieren
Mono articulaire spieren: spieren die over 1 gewricht lopen.
Bi articulaire spieren: spieren die over 2 gewrichten lopen.
Poly articulaire spieren: spieren die over meer dan twee gewrichten lopen.
Agonisten, antagonisten en synergisten
Agonisten: spier die verantwoordelijk is voor de beweging. Zorgt voor buigende beweging.
Biceps brachii bij flexie elleboog.
Antagonisten: verantwoordelijk voor uitvoeren van tegenovergestelde beweging.
Bij flexie elleboog is de triceps brachii de antagonist.
Syntergisten: verantwoordelijk voor het begeleiden van de hoofdbeweging; alle spieren die
bij de beweging betrokken zijn en zo de agonisten en antagonisten ondersteunen, worden
synergisten genoemd.
Contracties
Dynamisch: spier zet kracht en komt in beweging.
Concentrisch: spier trekt samen, spier verkort.
Excentrisch: spier verlengt.
Isokinetisch: de snelheid van de beweging is constant.
Voordeel: snel resultaat & kan voor kracht- als uithoudingsvermogen.
Nadelen: onnatuurlijke beweging; de sporter mist het contact met de spieren & er is
speciale apparatuur voor nodig.
Isotoon: de spanning van de spier blijft hetzelfde. Er is wel sprake van beweging en de lengte
van de spier verandert ook.
Isometrische/ statische contractie: lengte van spier verandert niet, spier staat onder
constante spanning.
Stabiliteit & mobiliteit verbeteren/ herstel blessure.
Opbouw spier
Motorische eenheid = zenuwcel met spiercellen die worden geprikkeld door die zenuwcel.
Om de spier zit een bindweefsellaag = epimysium.
In de spier zitten spierbundels (= fascicle), om een spierbundel zit een perimysium.
In de spierbundels zitten spiercellen/spiervezels, om een spiervezel zit een endomysium. Om
een spiervezel zit ook een membraan, het sarcolemma.
In spiervezels zitten myofibrillen, myofibrillen zijn opgebouwd uit myofilamenten:
- Myosine: dik, heeft kop en staart.
- Actine: dun, wordt bij elkaar gehouden door tropomyosine. De aanhechtingsplek van
actine is het troponin complex.
In rust overlappen de twee filamenten elkaar niet. Bij een prikkel schuiven de filamenten in
elkaar, het gevolg van deze verschuiving is een verkorting van de spier. Dus er vindt een
contractie plaats = model van glijdende filamenten.
, De twee verticale lijnen worden de T-tubules
genoemd, deze maken contact met het
sarcolemma (het membraan om een
spiervezel). De andere tubules om de
spierbundels is het sarcoplasmatisch reticulum.
Sarcomeer = het gebied van Zdisc tot Zdisc, zet
dit achter elkaar en je hebt een myofibril.
Zdisc: waar twee actine elkaar ontmoeten.
I band: plek waar alleen actine is.
A band: plek waar myosine ligt, dus breedte van myosine. Hierin overlappen actine en
myosine elkaar, dus ook beetje actine.
H zone: alleen myosine.
Sarcoplasmatisch reticulum:
Zenuw loopt over sarcolemma, komt in kanaaltje. Kanaaltje is afhankelijk van spanning, is
impuls nodig om calcium vrij te laten komen. Calcium komt vrij uit kanaaltje en bindt zich
aan tropanine trekt troponine complex van plek waardoor plek vrijkomt voor calcium.
Week 3: spieranatomie en energiesystemen
Het tot stand komen van een contractie van een spier
1. Er komt een prikkel vanuit het zenuwstelsel om een bepaalde beweging te maken
zenuwimpuls bereikt einde van de spiervezel en komt bij het motorisch eindplaatje.
Het motorische eindplaatje maakt contact met de spiervezel.
2. Het spiervezelmembraan, oftewel het sarcolemma, raakt geprikkeld.
3. De zenuw loopt over het sarcolemma en komt uiteindelijk in kanaaltje. De T-tubule
geleid prikkel van spiervezelmembraan richting het sarcoplasmatisch reticulum de
prikkel prikkelt het kanaaltje en er komt Ca+ vrij wat zich aan troponine bindt. Dus SR
laat Ca+ los.
4. Ca+ bindt zich aan troponine/troponinecomplex.
5. Troponine met het bolletje calcium trekt het tropomyosine weg van de receptorplaats
op actine.
6. Hierdoor komt er een plek vrij waar de kop van myosine kan aanhechten binding/
crossbridge actine en myosine.
7. De kop van myosine maakt een werkslag en trekt actine over zich heen, de filamenten
schuiven nu langs elkaar.
8. Een nieuwe ATP bindt aan de myosinekop.
9. De myosinekop laat los van actine en richt zich op.
10. De vezel is korter: contractie.
,Stappen in spierontspanning:
1. Er komen geen zenuwprikkels meer.
2. Het sarcolemma raakt niet geprikkeld.
3. De calcium pomp pompt het calcium terug in het sarcoplasmatisch reticulum, dit kost
energie.
4. Tropomyosine rolt terug.
5. De crossbridges worden verbroken.
6. De vezel ontspant = spierrelaxatie.
De spier is nooit volledig ontspannen!
ATP
= adenosine triphosphate
Nodig voor:
- Voor het opladen van de myosinekop;
- Voor het losmaken van de crossbridge na de werkslag;
- Voor de calciumpomp.
De drie energiesystemen om ATP te genereren
Splitsing van creatinefosfaat (CP)
CP + ADP C + ATP
, ATP: 1
Activiteiten: waar je onmiddellijk energie voor nodig, bijvoorbeeld voor het opstaan vanuit je
stoel of een klein sprintje trekken.
Afbreking voedingsstoffen: suikers
(De splitsing van CP levert een extra fosfaatgroep op die je aan ADP plakt, dus wordt het
ATP).
Glycolyse
Glucose 2 pryodruivenzuur + 2 ATP
ATP: 2
Activiteiten: van 10-120 seconden, zoals 400 tot 1500 meter sprinten of voetbal.
Afbreking voedingsstoffen: suikers
Kreb’s cyclus + oxidatieve fosforylering
Pyrodruivenzuur AcetylCoA carbondioxide + water + 36 ATP
ATP: 36
Activiteiten: duuractiviteiten zoals hardlopen en fietsen
Afbreking voedingsstoffen: vetten
Voordeel: heel efficiënt.
Nadeel: duurt een tijdje voordat dit systeem is opgestart.
Geen zuurstof?
Wanneer er geen zuurstof is, wordt pyrodruivenzuur omgezet in lactaat (melkzuur/ lactic
acid). Een gedeelte hiervan gaat naar het bloed en een gedeelte blijft in de spiercel. Dit is
dan spiermetabolisme zonder zuurstof, oftewel het anaerobe metabolisme.
De drie verschillende spiervezeltypen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur merelvriend2004. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,50. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.