Ikzelf heb met deze samenvatting binnen de lerarenopleiding gezondheidszorg en welzijn een 7,5 behaald.
Het omvat alle leerdoelen helder en duidelijk beschreven. Vaak uitgewerkt met tabellen of plaatjes uit het boek. Dit om het nog duidelijker aan te geven.
Workshop 1: Inleiding ontwikkelingstheorieën
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar patronen van groei, verandering en
stabiliteit. Het gaat om fysieke, cognitieve, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling.
Cohort
Ieder mens behoort tot een cohort:
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn. Belangrijke
sociaalhistorische gebeurtenissen, zoals: oorlogen, economische groei en crisis, hongersnood en
epidemieën. Generatiekloof: opa/oma ouders kinderen.
- Normatieve gebeurtenissen: wordt mee bedoeld waar de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken. Normatieve gebeurtenissen kunnen historisch,
leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn. (bv. Vuurwerkramp Enschede).
- Niet-normatieve gebeurtenissen: vinden plaats in het leven van een bepaald persoon, terwijl
de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen. (bv. een auto ongeluk krijgen).
- Continue verandering: de ontwikkeling die geleidelijk en vloeiend de prestaties op een
bepaald niveau voort komen uit een vorig niveau. (bv. kinderen die steeds langer worden).
- Discontinue verandering: vindt plaats in aparte stappen of stadia. Vanuit cognitieve
ontwikkeling kan deze abrupt, met sprongetjes verlopen. (bv. een kind dat opeens niet meer
in bed plast, wanneer het door rijping eenmaal zijn blaas kan beheersen).
Perioden
- Kritieke periode: een specifieke tijdspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste, zelfs onomkeerbare gevolgen heeft. (bv. betrouwbare aanwezigheid
van de ouder zodat het kind zich veilig en gehecht kan voelen, anders kunnen er problemen
voor altijd ontstaan).
- Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
verstaanbaar is (bv. latere ervaringen gebruiken om eerdere achterstanden in te halen,
waardoor geen blijvende schade op bv sociaal gebied).
- Maturatie: het proces van het zich geleidelijk aan ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie (bv. het nature bepaald of we blauwe of bruine ogen krijgen, kaal worden etc).
- Gevoelige periode: afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen
extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het
, leven van specifieke vaardigheden, zoals: op vroegere leeftijd makkelijker een 2 e taal
aanleren dan als je ouder bent.
- Nature-nuture debat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen
in hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en
leefomgeving.
Theoretische perspectieven
- Psychodynamisch perspectief van Freud: benadering binnen de psychologie die ervan uit
gaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen, conflicten,
waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
(Hebben oorsprong uit de kindertijd en kunnen het hele leven beïnvloeden, zoals: seksueel
misbruik).
o Freud heeft een psychoanalytische theorie: Freud gaat ervan uit dat onbewuste
krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Elke persoonlijkheid
heeft 3 aspecten:
ID/es: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de
persoonlijkheid dat opereert vanuit het genotsprincipe met als doel zoveel
mogelijk bevrediging en zo weinig mogelijk spanning te ervaren
Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert
vanuit het realiteitsprincipe (gedrag bedwingen en integreren in de
samenstelling).
Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten
vertegenwoordigt en het onderscheid maakt tussen goed en kwaad.
- Psychosociaal perspectief van Erikson: de verandering in onze interacties met anderen en in
hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de
maatschappij. Volgens Erikson is in elk stadium sprake van een crisis of een conflict dat het
individu moet oplossen om zichzelf beter te kunnen ontwikkelen. Erikson is van mening dat
groei en verandering het hele leven doorgaan. De adolescentie is volgens Erikson juist het
startpunt van de ontwikkeling van een eigen identiteit.
- Behavioristisch perspectief van Watson: benadering binnen de psychologie die ervan uit
gaat dat je moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimulatie in de omgeving om
de ontwikkeling van het individu te begrijpen (uiterlijk waarneembaar gedrag). Met
betrekking tot het aan- of afleren van gedrag zijn er 3 soorten:
o Klassieke conditionering: een vorm van leren waarbij een organisme op een
bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulans die dat type respons
normaal gesproken niet uit lokt (bekendste is de hond van Pavlov).
o Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons
versterkt op verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve
consequenties (bekendste is Skinner straffen en belonen om gewenst gedrag te
krijgen sticker van juf krijgen na voltooien taak).
o Sociaal-cognitieve leertheorie: benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk
ligt op leren door het gedrag van een andere persoon te observeren en na te doen.
(bekendste is model van Bandura, bv kinderen die bang waren voor honden met een
leeftijdsgenootje dat vrolijk met een hond zat te spelen en durfden hierna sneller in
de buurt te komen van een vreemde hond).
- Cognitief perspectief van Piaget: benadering binnen de psychologie die zich richt op de
processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, begrijpen en overdenken.
, Piaget zegt hierover: alle mensen doorlopen in een vaste volgorde een reeks universele
cognitieve ontwikkelingsstadia. Verschillende fasen:
o Sensomotorisch: 0-2 jaar: ontwikkeling van zintuigen, motoriek, geheugen en
objectpermentatie (idee dat mensen en objecten bestaan, ook al zijn ze niet
zichtbaar): weinig tot geen vermogen om dingen symbolisch weer te geven.
o Preoperationeel: 2-7 jaar: ontwikkeling van taal, fijne motoriek en symbolisch
denken; egocentrisch denken (de wereld alleen vanuit zichzelf bekijken).
o Concreet-operationeel: Ontwikkeling van conservatiebegrip, reversibiliteit, logica,
afstand en snelheid.
o Formeel-operationeel: 12-volwassenheid: ontwikkeling van logisch redeneren en
abstract denken.
Volgens Piaget verklaren 2 basisprincipes de adaptatie (manier waarop kinderen reageren en
zich aanpassen aan nieuwe informatie) van kinderen.
o Assimilatie: proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren aan de hand
van hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze (bv. niet knopen
kunnen tellen maar wel meer kunnen aantonen dan op bv andere kleding).
o Accommodatie: het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen
veranderen in reactie op nieuwe stimulatie of gebeurtenissen (bv. als het kind ouder
is en knopen kan tellen of kan aangeven dat ook als de dichtheid van knopen anders
is het totaal hetzelfde blijft, ontstaat er nieuw ontwikkeld schema).
- Systemisch perspectief van Bronfenbrenner en Vygotsky: perspectief waarbij men kijkt naar
de relatie tussen individuen en hun fysieke wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld (verschillende culturen, Nederland is bv heel
individualistisch).
o Bronfenbrenner: bio-ecologisch model: gaat uit van 5 omgevingsniveaus die
gelijktijdig beïnvloeden:
Microsysteem: dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven.
Mesosysteem: zorgt voor connecties tussen de verschillende onderdelen van
het microsysteem (bv moeder heeft een slechte dag en reageert dit af op het
kind).
Exosysteem: algemenere invloeden: omvat sociale instituties zoals scholen,
gemeentes of gebedshuizen.
Macrosysteem: vertegenwoordigt de overkoepelende culturele invloeden
waaraan een individu bloot staat zoals de maatschappij in het algemeen,
overheid, religie.
Chronosysteem: invloed van het verstrijken van de tijd op de ontwikkeling
van kinderen inclusief historische gebeurtenissen.
o Vygotsky: sociaal-culturele theorie: benadering binnen de psychologie die het
verloop van de cognitieve ontwikkeling ziet als het resultaat van sociale interacties
tussen de leden van een cultuur (bv waar een kind opgroeit waar harde straffen
normaal zijn, kan zich later uiten tot angst, agressie en probleemgedrag).
- Evolutionair perspectief: Benadering binnen de psychologie die gedrag probeert te
identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis van onze voorouders. Darwin’s
theorie klopt hierover. Evolutie: genetica geeft aanleiding dat invloed van onze biologische
erfenis heeft zowel ook op eigenschappen en gedrag.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lynnsmit1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,93. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.