Supply Chain Management
SAMENVATTING + EXAMENVRAGEN
KMO-MANAGEMENT - 2017
Aanduiding van examenvragen/begrippen: ROOD
Gebaseerd op het examen van SCM 2017
,Supply Chain Management (SCM) Rudi Madalijns
SCM 01
Wat is Supply Chain Management?
Bestaat uit: het werken in netwerken die intens gaan samenwerken
Het afstemmen v/d aanbodkant en de vraagkant met de bedoeling de hoogste winst te
verzekeren die in de Supply Chain is betrokken.
Steeds vertrekken vanuit de behoefte van de klant
Wat is het verschil tussen Logistiek management en Supply Chain Management?
Logistiek management: beheren van de inkomende materialen en afgewerkte producten
Is het proces van het integreren van de beweging en voorraad van alle bedrijfsspecifieke
goederen van het punt van oorsprong tot het punt van consumptie, met de bedoeling de
behoeften van de customer servicelevels te bevredigen.
Doelstelling: kost minimalisatie
Aantal bedrijven betrokken: enkel bedrijf
Aantal departementen betrokken: enkel logistiek departement
Supply Chain Management: beheert het netwerk met de verschillende kanalen
Heeft een product specifieke benadering die de volgende stromen managet:
o De volledige informatiestroom
o Goederenstroom
o Geldstroom
Van leveranciers van grondstoffen (raw material suppliers) naar fabrieken en opslagplaatsen
(warehouses) tot de eindklant, met als doel de behoeften van de external customer
servicelevels te bevredigen.
Doelstelling: winstmaximalisatie en concurrentievoordeel -> om de kanalen te
optimaliseren
Aantal bedrijven betrokken: meerdere (leveranciers, LSP (Logistic service Provider) ->
maatschappijen die logistieke diensten leveren, klanten)
Aantal departementen betrokken: alle (Marketing, productie, procurement (bestellingen),
financieel dep., logistiek,)
Waarom is er Supply Chain Management?
1. Probleem: Grootte van de Supply Chain kosten -> Totale SC-kosten trachten te reduceren
en alle partners te betrekken
Iedereen heeft Supply Chain kosten die te maken heeft met de fysieke stroom, en binnen
ieder kanaal wordt ook een winstmarge bepaalt bovenop de kost die werd aangerekend.
2
,Supply Chain Management (SCM) Rudi Madalijns
2. Probleem: Tegenstrijd in belangen tussen de verschillende spelers -> working in SIlo’s ->
bedrijven hebben een bepaalde organisatiestructuur die zich gaan distantiëren
Bedrijven hebben een bepaalde organisatiestructuur met elk andere objectieven
Bv:(Marketing: hoge inkomsten, hoge beschikbaarheid) en (Productie: lage productiekosten,
de manier van produceren zo lang mogelijk houden). Deze 2 afdelingen veroorzaken
implicaties op vlak klantenservice (marketing: hoog en productie: laag) en bv ook op vlak van
verstoring van productie (marketing: veel en productie: weinig) -> TEGENGESTELDE
CONFLICTEN DIE TEGENGESTELD GAAN WERKEN
Het afstemmen tussen de verschillende doelstellingen is belangrijk voor de optimalisatie
van de SC.
Customer centricity -> niet organisatorisch denken maar procesmatig, steeds vertrekken
vanuit de behoefte van de klant
3. Voor de omschakeling van een paperbased organisation naar een digitale Supply Chain
waarin het beheren van het netwerk met de verschillende kanalen kan worden
geoptimaliseerd.
Bv: ERP: het beschikbaar stellen van informatie; Cloud: connectie tussen leveranciers,
klanten dat via het internet kan gebeuren
Focus on core competencies: restructuring and outsourcing -> probeer de beste te zijn in
waar je sterk in bent (productie, design,) en besteed andere activiteiten uit
4. De globalisering. Bedrijven opereren met diverse kanalen over de hele wereld, m.a.w. zich
ontwikkelen naar een mondiale waardeketen. Activiteiten worden uitbesteed naar andere
bedrijven in andere landen (daarom is het belangrijk nauw de SC op te volgen omtrent
organisatie en functionering)
Bedrijven worden organismen -> niet vertrekken vanuit een organisatiestructuur
Van lokale leveranciers naar wereldwijde leveranciers
Van vraag en controle naar sense en reageren
Van interne controle naar doorzichtigheid en regulariseren
Iedereen coördineert de Supply Chain (producent en retailer focussen zich op de
differentiatie, LSP (Logistic Service Provider) focust op efficiëntie
3
,Supply Chain Management (SCM) Rudi Madalijns
Outsourcing
In een uitbestedingsrelatie zijn er twee partijen te onderscheiden: een uitbestedende organisatie en
een externe leverancier.
1PL: first Party Logistic model cargo owners (logistieke activiteiten en transport worden niet
uitbesteed, maar worden zelf door de departementen van de desbetreffende
ondernemingen gedaan.
2PL: Second Party Logistic model carriers (de fabrikant neemt vervoerders in dienst voor de
uitvoering van logistieke taken) de opvolging en organisatie blijft nog steeds in handen van
de fabrikant)
3PL: Third Party Logistic Model Logistic service providers (de fabrikant gaat de logisiteke
activiteiten uitbesteden)
4PL: Fourth Party Logistic Model (lead logisitcs providers & consultants) men gaat de
volledige Supply chain beheren, niet alleen de logisiteke activiteiten uitbesteden maar ook
het management.
5PL: Fifth Party Logistic Model (de klik is gemaakt van supply chains naar supply networks)
(vb. E-commerce)
Pull vs Push Processes
Push process:
Executie van het proces wordt uitgevoerd in anticipatie op een klantenorder
Vraag is voorspelbaar
Proactief proces gebaseerd op een voorzienbare vraag
Lage onzekerheid
Lange lead times
Kostminimalisatie
Pull process:
Executie van het proces wordt uitgevoerd als antwoord op een klantenorder
Vraag is gekend met zekerheid
Reactief proces gebaseerd op de wezenlijke vraag
Hoge onzekerheid
Korte cyclustijden
Serviceniveau
Push/Pull boundary : point where push processes are seperated from pull processes
= CODP (customer order decoupling point) =
Indicates how deeply the customer order pentrates into the supply chain
Point in the supply chain where the main stock (=inventory) is positioned to allow production
& sales to operate independently (=to decouple)
1) Make to stock (MTS): finished product produced (prior to customer order) and stored in
central warehouse waiting until customer order arrives
2) Make to order (MTO): finished product built in response to customer order from purchased
materials; a raw materials or components inventory (typically) is maintained
3) Engineer to order (ETO): product designed, developed, & built in response to customer
order; No or little inventory is maintained
4
,Supply Chain Management (SCM) Rudi Madalijns
SCM 02 – Stable flow management
First law of supply chain
De stabiliteit van de flow bepaalt de voordelen uit de SC
Aan een zo hoog mogelijke snelheid vb: verkeerstroom
Voordelen:
Dienstverlening aan de klant zo hoog mogelijk te houden (value, lean, omzet)
Minimiseren van inventarissen
Kosten zo laag mogelijk houden
Cashflow-stroom volgt op de goederenstroom en informatiestroom -> anders geraak je in
financiële problemen
ROI wordt maximaal
Materialen en informatie die door de SC stromen, moeten relevant zijn. Stromen kunnen enkel
geoptimaliseerd worden indien ze relevant zijn. (De toegevoegde waarde van een proces is
belangrijk -> Lean principe)
Vb.: bij verkeerstromen ‘stoplichten’ vs ‘rondpunt’, welk is het efficiëntst om verkeerstroom te
regelen?
Rondpunt: meerdere auto’s tegelijk op het rondpunt (meer stroomsnelheid en
minder onderbrekingen), bij stoplichten zijn er meer onderbrekingen
Filevorming (tijd/volume) – het aantal bewegende elementen per tijdsniveau te
gaan optimaliseren op een bepaald niveau. Vb. een peage kan helpen om de
verkeerstroom te optimaliseren.
Little’s law = het gemiddeld aantal elementen dat in een stroom zit = gemiddelde doorstroom
(hoeveel stromer erdoor per tijdseenheid en hoe lang duurt het voor dat een bepaald element in
een stroom zit = ‘gemiddelden’ -> er zijn afwijkingen, je probeert de stroom af te zwakken)
I=RxT
LEAN: het optimaliseren van stromen (met een minimum aan middelen) -> verspilling
elimineren
Stromen voorstellen, bepalen en waarde op kleven (value mapping) -> obj: verspilling
elimineren (=8 vormen van MUDA)
o Waarde toevoegende activiteiten: ‘ben je als klant bereid te betalen voor het
product of dienst’
Waardevol voor de klant: wordt het op tijd geleverd, juiste hoeveelheden op de
juiste plaats, juiste documentatie, zit de verpakking goed)
-> meer dan enkel de kwaliteit van het goed zelf, andere elementen die meespelen
o Niet-waardetoevoegende activiteiten: (klasse 1 MUDA) -> zijn noodzakelijk
(wetgeving) (klasse 2 MUDA -> geen toegevoegde waarde, elimineren
Six sigma: het reduceren van defecten in de outputs van flows
Theory of constraints: knelpunten uit stromen halen
5
, Supply Chain Management (SCM) Rudi Madalijns
POI = perfect-order index = (wanneer klanten de leveranciers beoordelen) zeer belangrijke KPI
voor leveranciers -> “stuk voor stuk berekenen, en samen vermenigvuldigen” -> lager percentage
4 elementen worden beoordeeld
1. (hoeveel% van de leveringen worden op tijd (te vroeg/te laat) geleverd? -> goed af te
spreken
2. (complete levering) -> goed af te spreken (hoe bepaal je of een levering compleet is?) vb:
bureaumaterialen bestellen, alles word op tijd geleverd, maar er mist een element
3. (Kwaliteit) – zijn de goederen beschadigd?
4. Accurate documentatie (documentatie moet goed zitten) -> documentatie van oorsprong,
douaneformulieren, kopie bestelbon.
Takt time = Ritme waarmee we bepaalde dingen gaan uitvoeren in het productieplan, ritme
waarmee we batches gaan maken, en wanneer we gaan overschakelen op de volgende batch
(=klantenbestelling)
(Productie = gaat uit om zoveel mogelijk te produceren) maar dit kan in strijd zijn de Lean
principes = er is verspilling en dit kan de doorgang van de flow verstoren
vb.: verkeer: ‘politieagent’ -> denkwijze van de agent is minder efficient dan die van de
bestuurders (hun batches zijn niet afgestemd op de doorstroom van het verkeer)
Batch= hoeveelheid van iets dat je gaat produceren voor 1 keer (lotgrootte)
Pull systeem: wanneer we iets nodig hebben, gaan we het uit de voorraad halen
Kanban: ‘een signaal verkrijgen, voor aan te vullen – bijhalen
Value stream mapping: voorstellen van de SC met symbolen, aanduiden in de stroom waar waarde
wordt gecreerd en waar niet (efficiënt indien dit systematisch wordt doorgevoerd)
2nd law of supply chain: informatie
“er zijn onzekerheden in SC”, dat gebeurt op alle niveaus
In je eigen bedrijf gaat je rekening houden met verlies, vertraging, -> je gaat een reserve
inbouwen voor een onzekerheid
“je gaat minder efficiënt werken dan in Lean nodig is”
Met leveranciers gaan samenwerken: ‘party van 100 mensen, zalm gaan bestellen, 20 kg – 25
kg (meer dan nodig) en dit paar uur vroeger te leveren (leveringstijd van 11 uur i.p.v. 16 uur)
-> niet volledig efficiënt. De leverancier van de zalm voegt aan de inefficientie toe (op de
vismijn vroeger komen, nog meer bestellen)
Ketting van onzekerheden, die gaat cummuleren -> SC wordt inefficiënt (meer dan nodig,
meer tijd dan nodig)
Bullwhip effect: – de inefficiënties in de SC mekaar vergroten (doordat iedereen een reserve van
onzekerheden gaat inbouwen)
Hoe minder partijen, hoe minder het bullwhip-effect groot is
Een producent die met retail-winkels werkt, is het effect zeer groot
Overcompensatie (natuurwet) -> reactie – tegenreactie, tegenreactie is vaak overdreven
groot (bakker: meer brood produceren, voor de volgende ochtend)
Stroom: beheren van stromen (goederen/diensten, informatie, cashflow) in de SC
HET OPTIMISEREN VAN DIE STROOM, ZODAT DE DOORSTROOMSNELHEID GROTER WORDT, EN ZO
WEINIG MOGELIJK VARIABILITEIT IS
1e wet: wet van litte (wet van de doorstroom)
2e wet: doelwiteffect ( hoe meer onafhankelijke factoren erzijn in de SC, hoe groter de distorties zijn
in de SC
6