Samenvatting hoorcolleges & literatuur cursus Pediatrie en Pediatrische
Psychologie, onderdeel van de master Medische Psychologie (2022-2023).
Inhoudsopgave
HOORCOLLEGE 1 – INTRODUCTIE EN LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
o Handboek hoofdstuk 1: Historical Developments and Trends in Pediatric Psychology
o Handboek hoofdstuk 7: Evidence Based Practice in Pediatric Psychology.
o Sheldrick et al., (2019). Establishing New Norms for Developmental Milestones.
o Ghassabian et al., (2016). Gross Motor Milestones and Subsequent Development.
HOORCOLLEGE 2 – PEDIATRISCH PSYCHOLOOG IN DE PRAKTIJK EN ONDERZOEK
o Handboek hoofdstuk 3: Professional Development, Roles, and Practice Patterns
HOORCOLLEGE 3 – PRENATALE INVLOEDEN
o Van den Heuvel, (2022). From the Womb into the World: Protecting the Fetal Brain from Maternal
Stress During Pregnancy.
o Van den Bergh et al., (2020). Prenatal developmental origins of behavior and mental health: The
influence of maternal stress in pregnancy.
o Denny et al., (2017). Fetal Alcohol Syndrome and Fetal Alcohol Spectrum Disorders.
o Wilhoit et al., (2017). Fetal Alcohol Spectrum Disorders: Characteristics, Complications, and Treatment.
HOORCOLLEGE 4 – HUILEN, SLAPEN EN VOEDING
o Handboek hoofdstuk 35: Pediatric Sleep
o Handboek hoofdstuk 31: Feeding and vomiting problems in pediatric populations
HOORCOLLEGE 5 – GROEI
o Goedegebuure et al., (2018). Long-term follow-up after bilateral percutaneous epiphysiodesis around
the knee to reduce excessive predicted final height.
o Richtlijn Lengtegroei (2019)
HOORCOLLEGE 6 – AANGEBOREN HARTAFWIJKINGEN
o Handboek hoofdstuk 27: Cardiovascular Disease
o Moons et al., (2021). Transition to adulthood and transfer to adult care of adolescents with congenital
heart disease
HOORCOLLEGE 7 – OBESITAS
o Handboek hoofdstuk 32: Pediatric Obesity
o Heinzer (2005). Obesity in Infancy: Questions, More Questions, and Few Answers.
HOORCOLLEGE 8 – VERLIES TIJDENS DE ZWANGERSCHAP
o Blackmore et al., (2011). Previous prenatal loss as a predictor of perinatal depression and anxiety.
o Farren et al., (2016). Post-traumatic stress, anxiety and depression following miscarriage or ectopic
pregnancy: a prospective cohort study.
HOORCOLLEGE 9 – PIJN
o Handboek hoofdstuk 11: Chronic and Recurrent Pain
o Handboek hoofdstuk 12: Management of Pediatric Pain and Distress Due to Medical Procedures
o Harrison et al., (2019). Best-Evidence for the Rehabilitation of Chronic Pain Part 1: Pediatric Pain.
o Nelson et al., (2022). Paediatric chronic pain as a catalyst for toxic stress.
HOORCOLLEGE 10 – ONCOLOGIE
o Handboek hoofdstuk 22: Pediatric Cancer
o Price et al., (2016). Systematic Review: A Reevaluation and Update of the Integrative (Trajectory)
Model of Pediatric Medical Traumatic Stress.
HOORCOLLEGE 11 – DIABETES
o Handboek hoofdstuk 20: The Psychological Context of Diabetes Mellitus in Youth
o Aalders et al., (2021). The division and transfer of care responsibilities in paediatric type 1 diabetes: A
qualitative study on parental perspectives.
o ‘De inzet van de medisch psycholoog bij de behandeling van kinderen en jeugdigen met DM’ is niet
samengevat, maar het lezen van het boek kan wel behulpzaam zijn voor het begrijpen van de lesstof.
HOORCOLLEGE 12 – MEDISCH TRAUMA
o Handboek hoofdstuk 14: Pediatric Medical Traumatic Stress
1
, o Bronner et al., (2010). Course and predictors of posttraumatic stress disorder in parents after pediatric
intensive care treatment of their child.
HOORCOLLEGE 13 – NIET-AANGEBOREN HERSENLETSEL
o Handboek hoofdstuk 23: Pediatric Traumatic Brain Injury and Spinal Cord Injury
HOORCOLLEGE 14 – INFLAMMATORY BOWEL DISEASE
o Handboek hoofdstuk 29: Abdominal Pain-Related Gastrointestinal Disorders lrritable Bowel Syndrome
and lnflammatory Bowel Disease
HOORCOLLEGE 15 – ENURESIS & ENCOPRESIS
o Handbook hoofdstuk 34: Elimination Disorders: Enuresis and Encopresis
HOORCOLLEGE 16 & 17 – NEONATOLOGIE
o De Ruigh et al., (2018). Langetermijngevolgen van vroeggeboorte
o Van Beek et al., (2021). Developmental Trajectories in Very Preterm Born Children Up to 8 Years: A
longitudinal Cohort Study
o Geurtzen (2020). Samen beslissen bij extreme vroeggeboorte
o Kommers (2019). Buidelen, een belangrijk medicijn!
HOORCOLLEGE 18 – LONGAANDOENINGEN
o Handbook hoofdstuk 18: Pediatric Asthma
o Handbook hoofdstuk 19: Advanced and Emerging Issues in Cystic Fibrosis
2
,Pediatrie en Pediatrische Psychologie
Hoorcollege 1 – Introductie en levenslooppsychologie (aangevuld met hoofdstuk 1 ‘historical
developments and trends in pediatric psychology’ en hoofdstuk 7 ‘evidence based practice in
pediatric psycholgy’)
Introductie: Pediatrische psychologie algemeen
Ontstaan en achtergrond
Startpunt 1890 Lightner Witmer.
o Psychologische praktijk opgericht
o Werkte samen met kinderartsen en scholen voor behandeling algemene problemen bij kinderen. Artsen
leren over ‘normale’ ontwikkeling, terwijl scholen meer leren over medische aandoeningen.
o Werkte bij pediatrisch tijdschrift en publiceerde over individuele gevallen (pediatrische problematiek).
1920 Arnold Gessel.
o Verschillende kinderartsen en psychologen herkennen link tussen psychologie en kindergeneeskunde.
De psychologie beschreef de normale en gezonde ontwikkeling. Vanuit medische praktijk (h)erkennen
dat kinderen met chronische aandoeningen kunnen achterlopen in ontwikkeling. Er gebeurt iets
psychologisch bij deze kinderen.
o Rond 1920 worden normen voor normale groei en ontwikkeling vastgelegd.
o Wel erkennen, maar geen samenwerking tussen psychologen en artsen. Arnold Gessel benadrukte
echter wel de nood voor samenwerking, evenals John Edward Anderson.
Midden jaren 1960 startte samenwerking (huwelijk) tussen klinische praktijk en ziekenhuizen (psychologen en
artsen):
o 1965 Jerome Kagan beschreef ‘een nieuw huwelijk’; samenwerking tussen pediatrie en psychologen in
de praktijk.
o 1967: pediatrische psychologie als term gebruikt door Logan Wright in het tijdschrift The pediatric
psychologist: A role model Start pediatrische psychologie in de wetenschap.
Group identity (meer samenwerking wetenschappers)
o Formele organisatie nieuwbericht
o Meer specifieke training: Psychologen werden steeds meer opgeleid tot medisch psycholoog (society of
pediatric psychology). Andersom ook bij medische opleiding meer aandacht voor psychologie.
o Vermeerdering van kennis door toegepast onderzoek
De oorspronkelijke SPP nieuwsbrief, Pediatric Psychology, diende als een uitlaatklep voor het verspreiden van
onderzoek in het vakgebied. Uiteindelijk werd de nieuwsbrief het Journal of Pediatric Psychology (JPP) in 1976.
Het focust op empirisch onderzoek en evidence based interventies.
Moderne kindergeneeskunde
Forse toename chronische aandoeningen door verbeterde medische zorg:
o Meer overleving bij kinderen
o Langere levensverwachting
Kinderen met kanker of diabetes zijn steeds jonger. Nu wordt DM ontdekt rond 7,5 jaar, was ooit 9 jaar. Mogelijk
ontwikkelingsachterstand hierdoor, maar ook wat ouders kunnen ervaren. Sociale ontwikkeling wordt ook
beïnvloed; wat doet een ziekenhuisbezoek met emotionele ontwikkeling van kind.
Ontwikkelingsprocessen verstoord latere problemen
o Psychisch, sociaal en maatschappelijk
o Welke belemmering voor het kind?
o Welke ondersteuning is nodig?
Centraal: hoe te leven met een chronische aandoening?
Chronische aandoening = onomkeerbare aandoeningen, zonder uitzicht op volledige herstel en met een
gemiddeld lange ziekteduur.
3
,Kinderen met een aandoening
Kinderen met een chronische of langdurige aandoening moeten leren leven met lichamelijke klachten. Twee doelen
medisch psycholoog:
1. Reduceren (psychologische) symptomen (want van invloed is op lichamelijke symptomen)
2. Optimaliseren kwaliteit van leven (QoL)
Definitie pediatrische psychologie
= Relatie tussen het psychologisch welbevinden en de fysieke gezondheid van het kind dat in ontwikkeling is,
rekening houdend met de context (familie, gezin etc.).
Het feit dat een kind of ouders zich tot een medisch specialist wenden met een bepaalde klacht (bijv. buik- of
hoofdpijn), maakt het kind onderwerp tot de pediatrische psychologie.
Pediatrische psychologie houdt zich bezig met psychologische aspecten van ziek zijn
Psychologische factoren (emoties (faalangst/stress), context (leefstijl), persoonlijkheid (coping, type D
persoonlijkheid)) Somatische ziekte
Somatische ziekte Psychologische gevolgen: gedrag (leefstijl, therapietrouw), cognities (ziektebeleving,
acceptatie), emoties (angst, verlies van controle)
Wisselwerking met het systeem (ouders, gezin, leeftijdsgenoten spelen hierin een belangrijke rol).
Scientist practitioners
Scientist practitioners: integratie tussen wetenschappelijk onderbouwde kennis en praktijk ervaring. Scientist-
practitioners in de pediatrische psychologie onderzoeken de relaties tussen psychologische en lichamelijke
gezondheid en het welzijn van kinderen en adolescenten binnen een ontwikkelingsperspectief, rekening
houdend met de contexten van gezinnen, verzorgers, gezondheidszorgsystemen, scholen, leeftijdsgenoten en de
gemeenschap.
Evidence based medicine: klinisch handelen dient te worden gebaseerd op gedocumenteerde effectiviteit en
doelmatigheid.
Evidence based practice: benadruk drie componenten van de psychologische praktijk en de bidirectionele relatie
hiertussen: (1) best beschikbare onderzoek, (2) klinische expertise en (3) inachtneming van patiënts’ kenmerken,
cultuur, systeem en voorkeuren.
Science-practice gap: een groeiende scheiding tussen de wetenschappelijke grondslagen en het werkveld van de
klinische praktijk.
Evidence based assessment: gevalideerde vragenlijsten gebruiken. Essentieel voor de accurate identificatie van
klinische problemen en symptomen, de juiste behandelingsselectie, en de evaluatie van de voortgang en de
resultaten van de behandeling. Niet voor alle kritieke pediatrische psychologische constructen bestaan de juiste
maatstaven, wat de noodzaak onderstreept van onderzoek om nieuwe maatstaven te ontwikkelen.
https://youtu.be/823ydlMwZAU
RCTs worden beschouwd als gouden standaard voor klinisch onderzoek.
Beperkingen in het huidige onderzoek: suboptimale studiekwaliteit, kleine samples, tekortkoming verslaglegging van
veel studies, weinig bekend over mediatoren en moderatoren in pediatrische psychologie interventies.
Systematische reviews en meta-analyses zijn uitgevonden om bevindingen samen te vatten en verspreiding van
grote hoeveelheden informatie naar praktijk te vergemakkelijken.
De praktijk: pediatrisch psycholoog als hulpverlener
Bijdrage aan de zorg voor kinderen met een chronische ziekte en/of allerlei problemen in de normale
ontwikkeling
Voorbeelden: astma, diabetes, kanker, ernstige vroeggeboorte, cystic fibrosis, hartafwijkingen, hemofilie,
epilepsie, nierfalen, sikkelcelziekte, kinderreuma
25% kinderen in NL heeft chronische ziekte
Invloed van aandoeningen op kind én systeem
4
,Bijdragen aan de zorg als hulpverlener, voorbeelden:
Minimaliseren van negatieve gevolgen van behandeling van kinderen met kanker
Rol familie bij verbeteren therapietrouw kinderen met DM (begeleiden rolverschuiving: zowel ouders als
kinderen, zodat kinderen therapietrouw blijven).
Coping met gevolgen van de fysieke en mentale ontwikkeling premature kinderen (taalontwikkeling, motorische
ontwikkeling). Gevolgd na geboorte om ontwikkeling te monitoren.
Wanneer komt pediatrisch psycholoog in actie?
Na verwijzing door medisch specialist, rechtstreeks of in het kader van deelname aan behandelteams
Een enkele keer door huisarts in eerste lijn
Hulp wordt pas inroepen als enkel hulp van arts/medicatie onvoldoende is.
Wat doet een pediatrisch psycholoog?
1. Inventarisatie: ziekte, problemen, klachtanalyse, risicofactoren, lichamelijke factoren, psychologische factoren,
contextuele factoren.
2. Diagnostiek: hoe ernstig zijn problemen, neuropsychologisch onderzoek, vragenlijsten, intelligentie in kaart
brengen (indien gewenst), gestandaardiseerde test, QoL in kaart brengen.
3. Behandeling: begeleid patiënt, coping, problemen oplossen, veerkracht versterken, protocollaire
groepsbehandelingen, systeembehandeling: aanpak hangt af van individu en (fase) van ziekte. Multidisciplinaire
samenwerking in ziekenhuis, maar ook scholen, ouders, leeftijdsgenoten etc.
4. Overleg: MDO. Interprofessionalisme vereist geïntegreerde diensten waarin gezondheidszorgteams
samenwerken om effectieve en efficiënte zorg te verlenen aan patiënten. Het gaat verder dan enkel psychologie;
interprofessionele competenties.
De pediatrisch psycholoog
Rollen: training, behandeling, scholen
Aandoeningen: grote verscheidenheid aan aandoeningen
Werkplekken: ambulant, praktijken, ziekenhuizen
Systeem: gezin, school, leeftijdsgenoten etc.
Ontwikkelingspsychologie en levenslooppsychologie
Ontwikkeling van het kind per levensfase. Wat past bij ontwikkelingsfase en wat is afwijkend?
Tijd
Belangrijke vraag als psycholoog; welke leeftijd heeft het kind?
Ontwikkelingsstadia benadrukken verandering
o Transities naar verschillende ontwikkelingsstadia kunnen stressvol zijn (peuter, kleuter > pubertijd >
adolescent)
o Gebeurtenissen: op welke leeftijd heeft iets plaatsgevonden? Type stress, situatie, klachten etc. hangen
samen met leeftijd kind. Bijvoorbeeld een kind van 6 zal het beter begrijpen als hij alleen wordt gelaten,
dan een kind van 3 (verlatingsangst).
Gevoelige periodes: peuterleeftijd met sprongetjes, cognitief leren nadenken, of puberteit waarin kinderen
kwetsbaar zijn. Tijdens een sensitieve periode is een kind erg gevoelig voor bepaalde omgevingsinvloeden
waardoor het kind gevoelig is voor leren.
Context
1. Intrapersoonlijke context
Variabelen binnen een persoon zoals persoonlijkheid, cognities, emoties. Kunnen van invloed zijn op
behandeling. Belangrijk om te weten welke aspecten per kind onderzocht moeten worden.
2. Interpersoonlijke context
Interacties met anderen.
Familie: ouder-kind relatie, broertjes en zusjes, opvoeding (adaptief of maladaptief). Spelen belangrijke rol
bij pediatrische psychologie.
Leeftijdsgenoten: vriendschap, isolatie, afwijzing, pesten.
5
, 3. Hogere context
Hogere ‘superordinate’ en maatschappelijke variabelen zoals cultuur, SES. Sommigen staan vast en dat kan
nadelig zijn. Een lagere SES correleert met een latere taalontwikkeling. Maar, ze kunnen een positieve of
negatieve invloed hebben.
4. Organische context
Menselijk lichaam zoals genetica, lichamelijk functioneren, breinontwikkeling. Erg belangrijk voor de pediatrische
psychologie omdat medische aspecten vrijwel altijd aanwezig zijn.
Context interactie
Prematuur geboren -> ouders kunnen overstimuleren uit angst -> kan zorgen voor moeilijk
gedrag bij het kind (slecht slapen, moeilijk temperament) -> ouder trekt terug, minder
interactie met kind -> invloed taalontwikkeling etc.
Fases van ontwikkeling
Baby (0-12 maanden)
Dreumes (1-2 jaar)
Peuterleeftijd (2-4 jaar)
Kleuterleeftijd (4-6 jaar)
Basisschoolleeftijd (6-12 jaar)
Puberteit (10-15 jaar)
Adolescentie (15-18 jaar)
Baby- en dreumesleeftijd (0-2 jaar)
Afhankelijkheid van de ouder/verzorger: eten, slapen, verzorgen
Fysieke groei eerste levensjaar: 25 cm en 3x geboortegewicht in 1 jaar (en breinontwikkeling)
Veel mijlpalen in de eerste twee levensjaren!
o Motoriek: draaien van buik naar rug (6 maanden), zitten zonder hulp (9 maanden), lopen (8 tot 15
maanden)
o Taal: brabbelen (4 maanden), geluiden maken zoals ba-ba en ma-ma (6-9 maanden), een-woord-zinnen
(vanaf 12 maanden)
o Sociaal/emotioneel: lachen (6 maanden) reageert op naam (9 maanden) klappen bij enthousiasme (15
maanden)
o Cognitie: rijken naar speelgoed (6 maanden), op zoek gaan naar dingen die zijn verstopt (12 maanden),
opstapelen van objecten (15 maanden)
Over het algemeen: kinderen doorlopen een vergelijkbare ontwikkeling MAAR ieder kind ontwikkelt op eigen
manier en behaalt verschillende mijlpalen op eigen manier. Soms haalt een kind een mijlpaal niet, anderen
zullen juist voorlopen. Ze kunnen ook voorlopen op cognitie, maar sociaal achterlopen bijvoorbeeld.
Hechting
In eerste levensjaren is hechting erg belangrijk.
Ouder-kind-binding: gevoelens en emoties van de ouder tegenover haar baby. Dat kan positief zijn (liefde), maar
ook negatief (onzekerheid, boosheid). De ouder-kind band start al tijdens de zwangerschap en neemt toe na de
bevalling
Hechting (“Attachment”): de band tussen ouders en kind. Een veilige basis om te verkennen en de manier
waarop kinderen omgaan met verzorgers in verschillende situaties (Ainsworth).
Een gezonde ouder-kind band is erg belangrijk.
o Hoe kinderen gehecht zijn, is bepalend voor latere ontwikkeling van het kind (sociaal emotioneel,
gedragsproblemen).
o Ouderlijke opvoedingsbelasting; het kan ook voor ouders stresserend zijn.
Hechting: ontwikkeling met de opvoeder.
Baby’s hebben voorkeur voor:
o Menselijke stemmen (2 weken) in vergelijking met andere geluiden
o Stem van moeder (4 weken)
6