Uitgebreide samenvatting van alle hoorcolleges, begrippenlijst in eigen woorden. Alles is dus makkelijk te begrijpen. Er zijn ook voorbeelden bij aan toegevoegd, zodat je alles extra duidelijk begrijpt.
Hoorcollege 1 👩🏻🏫
Wat is sociologie?
Betekenis sociologie
Sociologie Systematisch onderzoeken van de samenleving
o Besef dat samenleving invloed heeft op jou- en andersom
Vb: kleding aandoen die in de mode zijn – inzamelingsactie starten om verandering te brengen in de
samenleving
o Algemene patronen in gedrag
bepaalde groepen handelen zo door hun omgeving en de andere totaal niet etc.
Vb: sommige ouders zetten hun kind vaak op bijles, terwijl andere ouders dat niet doen. Sociologen kijken
naar deze patronen en proberen te begrijpen waarom sommige mensen dit doen en andere mensen niet.
o Sociologisch perspectief Begrijpen dat we als mens beïnvloed worden door onze omgeving en dat we
niet alleen naar 1 persoon kijken, maar naar groepen en de hele samenleving. We kijken naar hoe regels en
normen invloed hebben op hoe we denken en handelen. In plaats van hoe stoppen we die mensen eerder
afvragen ‘waarom doen ze dat en hoe kunnen we daarin helpen’.
Vb: Als ouders hun kind elke dag naar bijles sturen, vragen we ons af waarom ze dat doen. Misschien voelen
ze druk om ervoor te zorgen dat hun kind het goed doet op school, omdat goede cijfers belangrijk zijn om
succesvol te zijn.
Bij meerkeuze is het antwoord altijd wat het meest te maken heeft met de samenleving en grote groepen.
Wat zijn zaken die grote rollen spelen in de samenleving?
Bijv. Sociale klasse, LGHBT, discriminatie, racisme, criminaliteit, sociaal media, politieke, religieuze, sociale relaties et
cetera.
+ het is nooit gericht op 1 persoon.
Het kan ook te maken hebben met grote groep mensen, maar niet met de aspecten die spelen in de
samenleving, die zijn ook fout.
Bijv. biologische vraag over alle jongeren, gaan inderdaad over een grote groep, maar heeft niks te maken
met wat in de samenleving speelt.
Functies voor pedagogen in sociologisch perspectief
o Kritisch pedagogische reflectie Proces waarbij opvoeders (zoals leerkrachten, ouders, mentors, etc.)
nadenken over hun pedagogische handelen en de effecten ervan op de ontwikkeling van kinderen/jongeren.
Vb: wanneer een leraar nadenkt over hoe hij of zij feedback geeft aan leerlingen. De leraar zou kunnen
nadenken over vragen als ‘Geef ik de juiste soort feedback’ ‘Begrijpen mijn leerlingen wat ik bedoel als ik
feedback geef?’ of ‘Moedigt mijn feedback mijn leerlingen aan om te leren en zich te ontwikkelen?’.
o Spelinzicht doordat je weet hoe dingen ontstaan kan je gemakkelijker situaties veranderen.
Vb: als je begrijpt dat genderrollen gebeuren ontstaat door sociale afspraken en niet biologische factoren,
kan je situaties veranderen door meer inclusief te zijn voor alle geslachten. Denk aan wc van HvA.
1
,Ontstaan sociologie 🏛️
1. Franse revolutie (1789) standenmaatschappij verdween. Way back hadden ze een samenleving
waarin mensen verdeeld in groepen op basis van hun rijkdom, beroep en afkomst. Je kon niet van de
ene naar de andere groep + je was geboren in die groep. Denk aan de adel, de geestelijkheid en
boeren/burgers.
2. Gevolgen industriële revolutie (machines uitgevonden)
Door de verstedelijking (= meer mensen naar stad verhuizen) en arbeidsdeling (= elke arbeid kreeg een
verantwoordelijkheid) ontstonden er nieuwe problemen. Denk aan overlast, criminaliteit. Vroeger kon dit
namelijk opgelost worden in het dorp, dit kan nu niet in de stad. Er moeten nieuwe oplossingen worden
bedacht.
3. Secularisatie religie en kerkelijke macht werden minder belangrijk in de maatschappij. Ze bepalen het
zelf. (alhoewel wetboek is wel gebaseerd op de bijbel)
Samenleving werd complexer
Klassieke sociologen (namen hoef je niet te leren)
Tönnies
van gemeinschaft naar ‘gesellschaft’ beschreef dat vroeger mensen in kleine dorpen woonden en elkaar goed
kenden, terwijl nu mensen in grote steden wonen en elkaar niet meer kennen.
Marx
arbeidsdeling betekent verschillende functies binnen een bedrijf. Hierdoor is er een groot verschil tussen arm en
rijk. Baas van het bedrijf is rijk, mensen die daar onder werken arm.
vervreemding vervreemding ontstond doordat de rijke mensen alle controle hadden over productie, terwijl arme
mensen geen controle ontstond. Ze verloren het gevoel van controle/verbondenheid bij hun oude werk waar hun
alles konden bepalen. Ze voelen zich niet gewaardeerd etc.
revolutie Max voorspelde een revolutie waarin de armen tegen opstand zouden gaan, want waar slaat het op dat
ze voor een baas werken en ja/nee meneer zeggen? Laag salaris krijgen voor veel werk? Ze zijn niet beter? Echter,
die revolutie is nooit gekomen.
Durkheim
'Het sociale als eigensoortige werkelijkheid' personen gedragen zich anders in groepen dan individueel.
Vb: als je 1 op 1 praat met een kind leuk aardig, maar in een groep echt een irritant kind.
grenzen van indivualisme Tuurlijk zelfstandigheid belangrijk maar er is een limiet:
1. Anomie egoïstisch gedrag waar je zoveel aan jezelf denkt en niet aan andere. Zolang jij er profijt aan hebt
ga je het doen.
vb. een laptop stelen, oma overvallen. Hun boeien niet want jij krijgt dikke bakken doekoes ervoor terug.
2
, 2. ‘Van mechanisme naar organische solidariteit’ hiermee wordt bedoeld dat het eerst gelijkheid was, maar
nu ze afhankelijk zijn van elkaar met werk.
Vb. Een arts heeft een doktersassistent, verpleegkundige etc. nodig.
Weber
Moderne samenleving hebben deze kenmerken:
Rationalisme moderne samenleving heeft veel te maken met rationalistische (slimme en logische beslissingen te
nemen) als we iets willen bereiken. Niet zozeer denken aan de gevoelens en emoties.
Vb: je vriendin is dik geworden en jij ziet er nog goed uit. Even ander vriendin zoeken, want dat verdien je ze3hma.
Boeie die emotionele connectie ik heb er profijt aan
Onttovering mensen in stad boeide geloof niet meer. In dorpen geloofde ze in niet vreemdgaan en goed doen
voor god, maar in schat heeft iedereen te veel schijt en willen ze gewoon leven.
Waardevrijheid Hij vond dat je als onderzoeker in deze tijd objectief moest zijn. Het kan achter nooit helemaal
objectief zijn, je hebt altijd een mening.
Habitus Habitus is alle kenmerken van hoe iemand doet en zich gedraagt. Dus ook hoe iemand eruitziet, hoe ze
zijn opgegroeid en wat ze hebben geleerd. Hoe jij bent en hoe je doet, wordt beïnvloed door waar je bent
opgegroeid en hoe je leeft. Als je in een andere buurt opgroeit dan iemand anders, kan dat invloed hebben op hoe je
je gedraagt. Sommige mensen hebben meer kansen dan anderen, en dat heeft te maken met waar ze vandaan
komen.
Voorbeeld: Jongeren in verschillende lagen (‘strata’) van de samenleving hebben neigen dezelfde typen sport te
beoefenen, muziek te luisteren en zelfs taal te hebben.
Theorie
Theorie toetsbare verklaring van iets, gebaseerd op een geheel van samenhangende waarnemingen.
Vb:
Jouw samenhangende waarneming:
ik zie dat jongeren vaker zakken voor hun praktijkexamen & ik zie dat er een lange wachtrij is bij CBR sinds corona.
Jouw toetsbare verklaring is dat jongeren vaker zakken voor hun praktijkexamen sinds corona.
4 theoretische benaderingen
1. Structureel functionalisme
Theorie waar alles een functie heeft, net als een elk onderdeel van een mens.
Bijvoorbeeld: een school heeft leraren om les te geven, leerlingen om te leren, en een directeur om alles in
goede banen te leiden. Iedereen heeft een functie en als iedereen goed zijn of haar functie vervult, werkt de
school goed.
o Manifeste functies = bewuste en opzettelijke functies
bijvoorbeeld: manifeste functie van een school is om kinderen kennis en vaardigheden bij te brengen, zodat
ze laten in hun leven kunnen werken en bijdragen aan de samenleving
o Latente functies = onbedoelde en onzichtbare functies
Bijvoorbeeld: latente functie van een school is dat kinderen sociale vaardigheden ontwikkelen, zoals
vriendschap sluiten en omgaan met verschillende persoonlijkheden
3
, o Sociale disfunctie = negatieve gevolgen die ontstaan door maatschappelijke situaties.
Bijvoorbeeld: Mensen die opzettelijk geen werk zoeken, omdat ze weten dat ze een uitkering zullen
ontvangen. Zorgt voor veel nadelen etc.
Kritiek op deze benadering blind op ongelijkheid legt de ongelijkheid niet uit.
Voorbeelden:
Wat is de functie dan van zwervers? omdat zwervers vaak geen duidelijke rol of functie lijken te hebben in de
samenleving, worden ze soms genegeerd door deze benadering.
/ Dus omdat de schoonmaker een functie heeft mag het niet strijden voor een hoger loon?
2. Conflictsociologie
Denken dat er altijd conflicten zijn tussen mensen of groepen.
o Sekseconflictbenadering/ feminisme De strijd tussen mannen en vrouwen, ongelijkheid.
o Rassenconflictbenadering Bijvoorbeeld: tussen zwarte en witte mensen
Kritiek blind voor harmonie niet iedereen is in strijd met elkaar, zorg en liefde bestaat ook.
3. Symbolisch interactionisme
deze benadering zegt dat je per school/gezin of wat dan ook onderaan (microniveau) moet kijken om te bepalen
het er sprake is van conflict, rationalisme of functionalisme.
Kritiek: blind voor meso/macro factoren voorbeeld: corona heeft invloed op iedereen, niet alleen enkele
huizen.
4. Rationele keuze benadering
Samenleving waar iedereen egoïstisch is en altijd profijt aan alles wilt hebben.
Hoorcollege 2 👩🏻🏫
Sociologisch analyseren – niveaus en bindingen
Positivische sociologie als ik het niet kan waarnemen met mijn empirische gegevens (zintuigen) bestaat het niet.
Bij onderzoek maken ze gebruik van meetbare variabelen (operationaliseren) en kwantitatieve data (feiten –
enquêtes, experimenteren etc.)
Voorbeeld: bij een 10 minuten gesprek heb je het alleen over testresultaten etc., want dat is het enige wat je kan
meten. Gevoel boeit niet.
Correlaties statistische samenhang: dat er een relatie is tussen twee dingen. Het laat zien hoeveel deze twee
dingen samenhangen. Let op: dit hoeft niet te betekenen dat dit de oorzakelijke verband is. Het is maar een
samenhang
Voorbeeld 1: Ik zie dat mensen die voor swk1 minimaal een 7 hebben, de andere swk’3 ook goed scoren.
Voorbeeld 2: ouders die vaker naar wedstrijden etc. komt kijken vaker een autoratieve stijl hebben.
Causale relaties in tegenstelling tot correlatie, is het hier wel oorzaak – gevolg. Relatie tussen twee
gebeurtenissen waarbij de ene gebeurtenis (de oorzaak) de andere gebeurtenis (het gevolg) veroorzaakt.
Voorbeeld: Een kind dat valt krijgt een blauwe plek.
Verschil correlatie en causale relatie:
Bij causale relatie is het echt oorzaak – gevolg. Dus als A een directe oorzaak is van B, brengt dat altijd tot
veranderingen in B. Bijvoorbeeld, als je op je handen valt, dan kun je een blauwe plek krijgen. Hier is de oorzaak van
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur studentpedagogischewetenschappen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.