Les 6 – 20/04/2017 Johan Mertens GS&SS
GENDERSTUDIES EN SEKSUELE STOORNISSEN
INLEIDING DOOR PROF. VERHAEGHE
De colleges bestaan uit drie verschillende benaderingen van de thematiek:
- een psychologisch-seksuologische benadering
- een psychoanalytische benadering
- een evolutionair-biologische of evolutionair-psychologische benadering
Waarom die laatste benadering? Eigenlijk, waarom niet? De volledige wetenschap is in de richting geëvolueerd van een
darwiniaanse benadering. Sinds Darwin is dit de grondslag geworden van ongeveer elke wetenschap. In de psychologie is dat
ook het geval, maar is het om een aantal redenen nog niet echt overtuigend. Die evolutionaire benadering in de psychologie ligt
op een aantal vlakken nog vrij sterk onder vuur en daar zijn een aantal redenen voor, maar dat neemt niet weg dat ook de
psychologie een heel sterk evolutionair aspect in zich draagt en dat één van de betere manieren om dat evolutionair aspect te
benaderen vanuit een evolutionair-biologische invalshoek is. Zeker als we het hebben over genderverhoudingen, over
voortplanting en over seksualiteit.
PRAKTISCHE INFO
De colleges volgen het boek: ‘Vrijen, Vechten of Vluchten?’ Bij Acco te vinden. Maar de colleges leggen accenten en geven een
persoonlijke toets, want ondertussen is het 2017. In het boek staan een aantal dingen die hij niet vertelt, omdat er geen tijd
voor is. We zijn nu 2017 en er is, sinds het boek is uitgekomen, al heel wat nieuws gebeurd. Hij zal wat referenties meegeven van
dingen die hij vertelt en die niet in het boek staan. Deze referenties achteraan het boek kan je als student consulteren
Prof. Mertens is aanspreekbaar via tel. 09 264 52 57 – johan.mertens@UGent.be
We krijgen een samenvatting van de powerpoints via Minerva. Powerpoint legende: achtergrond blauw = gewone tekst ;
achtergrond groen = anekdotes.
INHOUD
Inleiding door prof. Verhaeghe ............................................................................................................................................................ 1
Praktische info .................................................................................................................................................................................. 1
Inhoud............................................................................................................................................................................................... 1
Les 6: sociaal leven (transscript van wat prof. Mertens zegt + SlIdes) ................................................................................................ 2
1. Om te beginnen ............................................................................................................................................................................ 2
1.1. Wetenschap ........................................................................................................................................................................... 2
1.2. Evolutionair perspectief ........................................................................................................................................................ 2
1.3. Cultuur ................................................................................................................................................................................... 3
1.4. Functie en motivatie van gedrag ........................................................................................................................................... 3
1.5. Ontwikkeling van sociaal gedrag ........................................................................................................................................... 3
2. Gevaar vermijden – basis van sociaal leven ................................................................................................................................. 4
2.1. Evolutie van emoties ............................................................................................................................................................. 4
2.2. Voorbeeld: angst in bange tijden .......................................................................................................................................... 6
2.3. Individualiteit en gevaar ........................................................................................................................................................ 7
2.4. Stress ..................................................................................................................................................................................... 8
1
,Les 6 – 20/04/2017 Johan Mertens GS&SS
2.5. Hoe ver zijn we gekomen? .................................................................................................................................................. 10
3. Proviand bemachtigen – basis van sociaal leven ....................................................................................................................... 10
3.1. Informatie-uitwisseling ........................................................................................................................................................ 10
3.2. Grote buit ............................................................................................................................................................................ 10
3.3. Circulerende beweiding ....................................................................................................................................................... 11
3.4. Synchroon handelen ............................................................................................................................................................ 11
4. Variabiliteit – elk individu is uniek .............................................................................................................................................. 11
4.1. Polymorfisme en evolutionair stabiele strategieën ............................................................................................................ 11
4.2. Speltheorieën ...................................................................................................................................................................... 13
5. Fitness ......................................................................................................................................................................................... 13
5.1. Begrippen ............................................................................................................................................................................ 13
5.2. Doorgeven eigen genen....................................................................................................................................................... 13
LES 6: SOCIAAL LEVEN (TRANSSCRIPT VAN WAT PROF. MERTENS ZEGT + SLIDES)
1. OM TE BEGINNEN
1.1. Wetenschap
Dit is de verzameling van datgene wat we weten door observatie en experimenteren. Het is controleerbaar en (indien
men dit wil) herhaalbaar.
Alles daarbuiten is ‘geloof’ (of ‘kunde’, ‘vaardigheid’?)
Wat is wetenschap? Wetenschap is iets heel simpel. We vertrekken van een zeer beperkt aantal axioma’s en we gaan van stap A
naar B naar C enz. Elk stapje moet heel duidelijk te begrijpen zijn en bij elk stapje moet je aantonen dat het volgens de algemene
conventies, die iedereen aangenomen heeft, gebeurd is en dus dat dat stapje juist is gezet. M.a.w. we observeren, we
experimenteren en elk experiment dat gedaan is en dat je publiceert en dus publiek wordt, moet door iemand anders begrepen
worden en herhaald worden. Je krijgt een aaneenschakeling in ruimte en tijd, dus over de loop van de jaren van dingen die we
weten en die altijd perfect traceerbaar zijn. Dit observeren kan in een laboratorium gebeuren, of een bos, of via de
Hubbletelescoop, een satelliet (zoals Cassini tegenwoordig Saturnus bestudeert), etc. Uiteraard kan dat laatste met de satelliet
herhaald worden, maar soms is het vrij duur. Alles wat daar buiten ligt, is geen wetenschap. En dat kunnen we dus niet weten.
Een verzameling van alles wat we weten, is wetenschap en weten is in overeenstemming met die conventies van observatie en
experimenteren. Alles wat buiten de fysisca ligt, is meta-fysica en dus ‘geloof’. Volgens prof. Mertens kan je het ook ‘kunde’ of
‘vaardigheid’ noemen. Psychoanalyse is bijvoorbeeld geen wetenschap. Alles wat hij hier vertelt, en de weerslag is van datgene
wat hij in dat boek geschreven heeft, is een verzameling van wetenschappelijke publicaties waar je niet buiten kan. En je hebt
niet de vrijheid om te zeggen: “ik aanvaard dat niet”.
1.2. Evolutionair perspectief
Ook bij de mens. 200 000 jaar Homo Sapiens.
Sociale breinhypothese…
o voor complexe sociale relaties.
o mentale kracht van groepen (ervaring van ouderen).
o “premature” baby’s met lang durend leerproces in sociale context
We zijn allemaal mensen uiteraard. En met mens bedoelen we de Homo Sapiens. Dus niet één van onze vele voorouders die tot
het geslacht ‘Homo’ behoorden. We gaan het ook nergens hebben over zeer nauwe verwanten zoals Neanderthalers. Homo
Sapiens, onze soort, bestaat grosso modo 200 000 jaar. Vergelijk dit met een serieuze lintmeter als tijdsas: als we 1 cm zouden
2
, Les 6 – 20/04/2017 Johan Mertens GS&SS
stellen voor 1000 jaar, dan hebben we dus een lintmeter van 2 meter. Christus liep hier rond 2 cm geleden en 1,97 meter
hebben we geleefd als prehistorische mensen met dezelfde genetische, gedragsmatige constitutie als altijd. En het lijkt dus vrij
pretentieus als we zeggen dat zoals we vandaag leven de maatstaf is voor het gedrag van de mens. Want de industriële
revolutie, de nieuwe technologie is er enkel sinds de laatste 1mm van deze 2 meter.
Binnen dat kader van die 2 meter en lang daarvoor hebben we een brein ontwikkeld met emoties, psychosomatische
eigenschappen die we kunnen omschrijven als de sociale breinhypothese. En ons brein, samen met dat van vele andere sociale
primaten, werd voornamelijk gebruikt voor het begrijpen, bijhouden, achterhalen, ontrafelen van onze complexe sociale relaties
en sociale netwerken. Er waren dus groepen die interageren in tijd en ruimte met een zeer grote mentale kracht van de
individuen die er deel van uitmaakten naarmate we ouder werden en we meer ervaring op deden (die we uiteraard niet
neerschreven, want we leefden in prehistorische tijden, maar we droegen ze wel heel ons leven lang mee en we gaven ze door
aan het nageslacht). Onze hersenen zijn zo groot dat het niet doenbaar is voor een vrouw om zo’n kind door haar
geboortekanaal te wurmen. Onze bekken zijn daar niet breed genoeg voor. Vandaar dat kinderen prematuur geboren worden
en dat een groot deel van onze embryonale ontwikkeling post-embryonaal gebeurt. Wij leren dus nog enorm veel terwijl we
groeien naar de volwassenheid en dat geldt over verschillende jaren dat we dus heel wat mee kunnen dragen van anderen.
1.3. Cultuur
Alle kennis en vaardigheden in een populatie, zijn verkregen door het aan te leren.
Cultuur is al wat we in een samenleving hebben aan kennis en vaardigheden, verworven door aanleren. Wij zijn een cultureel
dier bij uitstek. We zijn niet de enige. Cultuur is niet iets typisch menselijk, maar het is wel zo dat mensen culturele dieren zijn bij
uitstek. Bv. pijl en boog. Het ontwikkelen, maken en hanteren van dit voorwerp vraagt een doorgedreven opleiding en de
vaardigheid om dit te doen. Dat is cultuur.
1.4. Functie en motivatie van gedrag
Functie: evolutionaire verklaring.
o Eerder voor biologen
Motivatie: aanzet tot activiteit
o Eerder voor psychologen
Gemotiveerde autonomie: motivatie ontkoppeld van functie en meestal buiten het bewustzijn.
Functie van een bepaald gedrag is datgene waarvoor het gedrag dient. Biologen houden zich bezig met de evolutionaire
verklaring hiervan. Motivatie voor gedrag is de stimulus om tot die activiteit te komen. Psychologen onderzoeken dit.
Gemotiveerde autonomie houdt in dat voor veel organismen de functie en motivatie uit elkaar getrokken worden en dus de
motivatie ontkoppeld is van de functie. Het is vaak zo dat de functie van een bepaald gedrag ons volledig ontgaat.
Vb. vrijen is een seksuele activiteit en de functie daarvan is de voortplanting. Maar we vrijen meestal niet met de voortplanting
als doel en dit is ook niet het beeld dat het bij ons oproept. De motivatie om te vrijen kan vanalles en nog wat zijn, maar meestal
is dat iets totaal anders dan de functie, namelijk de voortplanting. Bij meeste dieren staan seksuele activiteiten in dienst van
voortplanting. Er wordt daar weinig gecopuleerd omdat er slechts op een bepaald moment in het jaar een broedseizoen is. Bij
ons is dit anders. Vb. de functie van eten is calorieën of grondstoffen innemen om een aantal dagen verder te kunnen, maar de
motivatie om te eten kan iets totaal anders zijn. Het is dus interessant en noodzakelijk om dit onderscheid te maken.
1.5. Ontwikkeling van sociaal gedrag
Gevaar vermijden deel 2
o Verdunningseffect
o Waakzaamheid
o Communicatie, emoties en bewustzijn
o Individualiteit
Proviand bemachtigen deel 3
Nadelen van sociaal gedrag
o Risico’s op infecties
3