Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Alle literatuur voor het vak Ontwikkeling van Antisociaal Gedrag €5,89   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Alle literatuur voor het vak Ontwikkeling van Antisociaal Gedrag

1 vérifier
 81 vues  12 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Dit is een samenvatting van alle literatuur van week 1 tot en met 6 van het vak 'Ontwikkeling van Antisociaal Gedrag' voor de minor 'Gezin, recht en forensische gedragswetenschappen' aan de VU.

Dernier document publié: 1 année de cela

Aperçu 4 sur 80  pages

  • 16 août 2023
  • 12 septembre 2023
  • 80
  • 2023/2024
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: sohani • 1 année de cela

reply-writer-avatar

Par: Universiteits • 1 année de cela

Traduit par Google

Dear Sohani, Thank you for taking the time to leave a review! Mvg Sanjana

avatar-seller
Ontwikkeling antisociaal gedrag


week 1:
- Asscher, J. (2017). Onbehandelbaar? De morele plicht tot effectieve forensische
orthopedagogiek. Pedagogiek, 38, 1-20.
De doelgroep van de Forensische Orthopedagogiek is moeilijk te bereiken: Reken er niet op
dat er open gedaan wordt of dat de bezoeker met open armen ontvangen wordt. Er is
doorzettingsvermogen voor nodig om binnen te komen. Om deze doelgroep te bereiken en
om een hulpverleningsrelatie op te bouwen, is veel geduld en een groot
incasseringsvermogen nodig. Zoals dit voorbeeld laat zien is er in de gezinnen die het
onderwerp zijn van forensische orthopedagogiek, veel aan de hand. Bijvoorbeeld huiselijk
geweld, schulden, en/of fysieke problemen en het wantrouwen van deze gezinnen is groot.
Zij worden ook wel multiprobleemgezinnen genoemd omdat er sprake is van meerdere
problemen op verschillende leefgebieden, die elk aangepakt zouden moeten worden om de
gezinnen te helpen. Vaak spelen problemen al generaties lang

Forensische jeugdzorg is die vorm van jeugdhulp waarbij sprake is van dusdanig ernstige
omstandigheden dat justitieel ingrijpen noodzakelijk is of dreigt. Dit kan via de
civielrechtelijke weg: de veiligheid van kinderen is dusdanig in het geding dat een Onder
Toezichtstelling (OTS) is uitgesproken, of dreigt, of zelfs ontzetting uit de ouderlijke macht
aan de orde is. Het zijn, zoals gezegd, gezinnen waarbij sprake is van complexe
problematiek, waar soms sprake is van huiselijk geweld, kindermishandeling of -
verwaarlozing en waar in ieder geval sprake is van onveiligheid: van kinderen in de
leeftijdscategorie tussen 9 maanden en 18 jaar. Daarnaast kan de strafrechtelijke weg
onderscheiden worden. Hierbij gaat het om gedwongen jeugdhulp voor jongeren tussen de
12-18 jaar die een strafbaar feit gepleegd hebben. Afhankelijk van de ernst van het delict en
omstandigheden wordt een straf opgelegd variërend in ernst van taak/ leerstraf of bureau
halt afdoening, tot jeugddetentie of PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor
Jeugdigen). Beide richtingen (civiel en strafrechtelijk) worden uitgevoerd onder regie van
gecertificeerde jeugdbeschermingsinstellingen (de voormalige bureaus jeugdzorg). Onder
deze regie worden verschillende interventies aangeboden aan de jongeren en de gezinnen
waartoe ze behoren.

Onder effectiviteit van Forensische jeugdzorg versta ik een afname van problematiek op
dusdanige wijze dat justitieel ingrijpen niet meer nodig is. Met andere woorden: recidivekans
neemt af en kind veiligheid is voldoende gewaarborgd.
Een psychische stoornis kan de oorzaak zijn van de aanwezige gedragsproblemen. De
aanwezigheid van een specifieke psychische stoornis kan ook een verminderde
behandelingsrespons verklaren of, in termen van Andrews en Bonta (1990), interventies
kunnen niet voldoende responsief zijn als gevolg van specifieke psychopathologie.

Daarnaast is informatie uit dossiers niet altijd betrouwbaar. Ook richten verschillende
zorgorganisaties zich op de verschillende leden van het gezinssysteem (bijvoorbeeld: GGZ
voor de ouders; GG&GD voor de gezondheidszorg rond het kind, school met het kind;
kinder- en jeugdpsychiatrie met individuele kinderen) en deze informatie wordt niet altijd
gedeeld, waardoor in acute zaken veel tijd verloren kan gaan met het in kaart brengen van
de problematiek. Daarnaast wordt niet altijd op gestructureerde wijze, met behulp van een

,actuarieel risicotaxatie-instrument een inschatting gemaakt van het veiligheids- of recidive
risico, terwijl deze inschatting van belang is om de duur en intensiteit van de in te zetten
behandeling te bepalen. Tenslotte zijn gecertificeerde jeugdzorginstellingen niet altijd
voldoende toegerust (in termen van tijd en mankracht) om ook de specifieke problemen van
de onbehandelbaren op gedegen wijze in kaart te brengen. Denk hierbij aan het vaststellen
van psychiatrische stoornissen bij ouders/kinderen of het onderzoeken van neurobiologische
aspecten van de problematiek.


- De Graaf, R., ten Have, M., van Gool, C., & van Doorselaer, S. (2012). Prevalentie
van psychische aandoeningen en trends van 1996 tot 2009; resultaten van
NEMESIS-2. Tijdschrift voor Psychiatrie, 54, 27-38.

‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-1’ (nemesis-1) was de eerste studie
naar de psychische gezondheidstoestand van de 18-64-jarige Nederlandse bevolking. De
resultaten lieten zien dat in 1996 de prevalentie van ten minste één aandoening op as I van
de dsm-iii-r in de afgelopen 12 maanden 23,2% was; de prevalentie van ten minste één dsm-
iiir-aandoening op as I ooit in het leven (lifetime) was 41,2%. Van degenen met een
aandoening in de afgelopen 12 maanden bezocht
33,9% de eerste lijn of de geestelijke gezondheidszorg
(ggz) vanwege hun psychische problemen (Bijl e.a.
2000). Deze resultaten zijn ruim een decennium oud en
het is de vraag of ze nog gelden.

De NEMESIS-2 werd gestart met een uitbreiding naar
externaliserende stoornissen. De vraag die hier in
centraal staat, is of psychische aandoeningen in de
afgelopen decennia meer voorkomen.
(bijvoorbeeld als gevolg van toegenomen
middelengebruik en vroegere leeftijd van eerste
gebruik). Daar staat tegenover dat in Nederland tussen
1996 en 2009 het aantal gevallen van suïcide, dat ook
samenhangt met psychische aandoeningen, niet is
toegenomen. Ook kan een daling in psychische
aandoeningen hebben plaatsgevonden door verbetering
van de hulpverlening.

Beide seksen verschilden niet in prevalentie van enigerlei aandoening in de voorgaande 12
maanden, maar vrouwen hadden vaker stemmings- en angststoornis, terwijl mannen vaker
middelenstoornis en adhd in de volwassenheid rapporteerden.

Bij een jongere leeftijd werd een grotere kans op stemmings-, middelenstoornis en adhd in
de volwassenheid gezien. Vooral de jongste leeftijdsgroep liet een beduidend grotere kans –
8 keer zo groot – op middelenstoornis zien dan de oudste groep.

Bij een lager opleidingsniveau was er een grotere kans op stemmings-, angst-,
middelenstoornis en adhd in de volwassenheid. Met een partner wonen verminderde de kans
op een aandoening vergeleken met alleen of met anderen wonen. Vergeleken met degenen
die betaald werk hadden, hadden werklozen en arbeidsongeschikten een 3-4 keer zo grote

,kans op alle hoofdgroepen van aandoeningen.

Huisvrouwen/-mannen verschilden niet van degenen met een betaalde baan, alleen de
angststoornis kwam vaker bij huisvrouwen/-mannen voor. Voor alle hoofdgroepen bleek dat
men bij een hoger huishoudinkomen relatief beter af was dan bij een lager inkomen.
Personen van niet-westerse afkomst (respondent of minstens één ouder is niet geboren in
West-Europa of Noord-Amerika) hadden vaker angststoornis. Religieus zijn hing samen met
minder vaak voorkomen van stemmingsstoornis. Bij een hogere urbanisatiegraad werd vaker
angststoornis gezien.

Sekseverschillen in de prevalentie van aandoeningen waren hetzelfde voor de verschillende
leeftijdscategorieën, met uitzondering van enigerlei middelenstoornis in de leeftijdsgroep van
25-34 jaar (p = 0,01) en 35-44 jaar (p = 0,002), waar het sekseverschil beduidend groter was
(or = 0,31; 95%-bi = 0,19-0,50, respectievelijk or = 0,25; 95%-bi = 0,14- 0,43) dan bij de
jongste en oudste groepen.

de schatting van de geïmputeerde 12-maandsprevalentie van enigerlei dsm-iv-aandoening in
nemesis-1 en de directe meting ervan in nemesis-2 niet significant verschilden (17,1% in
1996 versus 17,5% tussen 2007-2009; p = 0,62). Voor de hoofdgroepen angsten
middelenstoornis werd ook geen significante verandering tussen de studies gezien. Voor
stemmingsstoornis werd een kleine daling gezien (7,4 versus 6,1%; p = 0,02), maar dit
verschil was niet meer significant na controle voor verschillen in demografische
samenstelling van de bevolking ten tijde van beide studies (p = 0,13). In beide studies waren
de vier meest voorkomende aandoeningen: depressie, specifieke fobie, sociale fobie en
alcoholmisbruik.

Slechts enkele significante interacties werden gevonden tussen tijdstip (nemesis-1 of -2) en
demografische determinanten van de directe bepalingen van de hoofdgroepen stemmings-,
angst- en middelenstoornis. Een grotere daling in stemmingsstoornis werd gevonden bij een
hogere urbanisatiegraad (p = 0,001). Een grotere daling in angststoornis werd gevonden als
het opleidingsniveau lager was (p = 0,001) en een grotere daling in middelenstoornis werd
gevonden bij mannen vergeleken met vrouwen (p = 0,001).

DISCUSSIE:
nemesis-2 is de eerste Nederlandse bevolkingsstudie die externaliserende stoornissen onder
een substantiële steekproef bepaalt. Daardoor kon een betere indicatie van de psychische
gezondheidstoestand van de bevolking worden verkregen dan in nemesis-1. Met beide
studies kon de trend in 12-maandsprevalentie van stemmings-, angst- en middelenstoornis
worden bestudeerd. Over de prevalentieschattingen in nemesis-2 moeten de volgende
beperkingen worden genoemd. De prevalenties zijn gebaseerd op het zich kunnen
herinneren van symptomen. Over het algemeen herinneren mensen zich vooral recente en
ernstigere problemen. Dit kan een bron van onderschatting vormen bij het bepalen van
lifetime-aandoeningen (Moffitt e.a. 2010), maar dit is minder waarschijnlijk bij 12-
maandsaandoeningen.

Systematische non-respons kan leiden tot vertekening van de prevalentie van aandoeningen
(Turner e.a. 1998). Uit ons non-responsonderzoek bleek dat non-responders significant
vaker stemmings- en angstproblemen en aandachtstekorten gedragsproblemen
rapporteerden dan respondenten.

, prevalentie:
nemesis-2 laat zien dat 4 op de 10 mensen (42,7%) ooit in hun leven een as I-aandoening
hebben gehad, en bijna 1 op de 5 (18,0%) deze had in de afgelopen 12 maanden.
Aandachtstekort- of gedragsstoornis kwam vaak voor, maar niet zo vaak als stemmings-,
angst- en middelenstoornis. Vrouwen hadden een grotere kans op een stemmings- en
angststoornis dan mannen, maar een kleinere kans op middelenstoornis en aandachtstekort-
of gedragsstoornis. Hierdoor was er geen sekseverschil in de prevalentie van ‘enigerlei as I-
aandoening’. Comorbiditeit kwam vaak voor: van degenen met een lifetime-aandoening had
46,4% minstens twee stoornissen. De last van psychische aandoeningen is dus vooral
geconcentreerd in een relatief kleine groep van mensen met meerdere aandoeningen.

De prevalenties van psychische aandoeningen in Nederland komen overeen met die in
andere West-Europese landen, maar zijn iets lager dan in de vs.

Lagere sociaaleconomische status (laag opleidingsniveau, laag inkomen, geen betaalde
baan) hing samen met alle gemeten 12-maandsaandoeningen. Andere demografische
determinanten waren jongere leeftijd (stemmings-, middelenstoornis en adhd in de
volwassenheid), niet met een partner wonen (stemmings-, angst- en middelenstoornis), niet-
westerse afkomst (angststoornis), niet religieus zijn (stemmingsstoornis) en hogere
urbanisatiegraad (angststoornis). Deze kenmerken komen ruwweg overeen met die uit
andere bevolkingsstudies.

Bij 18-24-jarigen was de 12-maandsprevalentie van middelenstoornis veel hoger dan bij
oudere leeftijdsgroepen, ook bij vrouwen. Daarom bestudeerden we of het sekseverschil
kleiner zou zijn bij de jongste leeftijdsgroep. Het sekseverschil bleek inderdaad het kleinst in
deze leeftijdsgroep, maar ook in de oudste (≥ 45 jaar), vergeleken met 25-44-jarigen. Recent
Nederlands onderzoek laat zien dat er tussen mannelijke en vrouwelijke adolescenten
steeds minder verschillen bestaan in alcoholgebruik (Monshouwer 2008). De bevinding bij de
oudste groep kan worden verklaard door een relatief lage prevalentie van
middelenstoornissen bij beide seksen.

Trends in psychische aandoeningen:

De 12-maandsprevalentie van angst-, middelen- en enigerlei stoornis verschilde niet tussen
beide studies. Wel werd een kleine daling voor stemmingsstoornis gevonden die niet meer
significant was als rekening werd gehouden met verschillen in bevolkingssamenstelling ten
tijde van beide studies. Dit kwam vooral doordat in nemesis-2 vergeleken met nemesis-1
meer mensen ouder waren, een betaalde baan hadden en hoger opgeleid waren. Ondanks
speculaties over een mogelijke toename van het relatieve aantal mensen in de bevolking met
psychische problemen, vonden wij hiervoor geen bewijs in de periode 1996 tot 2009. Dit
komt overeen met soortgelijke trendstudies uitgevoerd in Groot-Brittannië, de vs en Australië.

Enkele demografische risicogroepen voor 12-maandsaandoeningen lieten sinds nemesis-1
veranderingen zien. Onder andere werd een daling in vóórkomen van stemmingsstoornis
gezien in urbane gebieden. Terwijl urbanisatiegraad samenhing met alle hoofdgroepen van
aandoeningen in nemesis-1

Conclusie:
De resultaten laten zien dat psychische aandoeningen frequent voorkomen. Ooit in het leven

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Universiteits. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79202 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€5,89  12x  vendu
  • (1)
  Ajouter