SOCIALE ONGELIJKHEID: KLASSE, GENDER &
ETNICITEIT
1 SOCIALE ONGELIJKHEID: EEN SOCIOLOGISCHE KIJK
1.1 FEITEN OVER (INKOMENS)ONGELIJKHEID
1.1.1 INKOMENSONGELIJKHEID IN OESO-LANDEN
Gini coëfficiënt (eenvoudig te interpreteren)
- 0 = volstrekt gelijke verdeling
- 1 = volstrekt ongelijke verdeling
Scandinavische landen = egalitaire landen (lage gini)
1.1.2 VERDELING BELASTBAAR INKOMEN IN BELGIË
Bevolking in decielen opgedeeld o.b.v. lage en hoge inkomens
- 1ste deciel = 10% armste inkomens
- 10de deciel = 10% rijkste inkomens
Progressief belastingsysteem = hoe hoger je inkomen, hoe meer belastingen je betaalt
Focus op de superrijken
- Wat zijn de verschillen onder de rijken? à Er zijn best wel wat verschillen
- 1% van de rijksten betalen 10% van de belastingen
1.1.3 ONGELIJKHEID VOLGENS INKOMENSBRON (GINI)
Eerste/hoogste staaf = gini vooraleer er transfers gebeuren (ziekte-uitkeringen,
werkloosheidsuitkeringen, …)
- Als er geen vervangingsinkomens zijn, ligt de gini veel hoger in alle landen
o Vervangingsinkomens = al het geld wat je van de overheid krijgt (voor mensen die te
oud zijn om te werken, te ziek zijn, te jong zijn, … zodat ze toch nog kunnen leven)
Tweede staaf = gini met pensioenuitkering
- We werken en dragen geld af aan sociale bijdragen om later een pensioen te krijgen (we gaan
ervan uit dat iedereen oud genoeg wordt om pensioen te krijgen)
- Pensioenen zijn heel herverdelend = minder ongelijkheid/armoede (= uitgesteld loon)
Derde staaf = gini na alle transfers
- Veel lagere gini
1
, 1.1.4 BRUTO MAANDLOON VAN VOLTIJDS WERKNEMERS, VOLGENS GESLACHT, REGIO EN
ONDERWIJS
Mannen verdienen meer dan vrouwen
Brussel heeft gemiddeld de hoogste lonen
- Brussel is heel arm en heel rijk tegelijk
- Mensen pendelen naar hun werk in Brussel, waar ze hun inkomen verdienen
Universitaire diploma verdiend meer
- Boek van Sandal: we hebben een samenleving georganiseerd waarin hoe goed je het doet in
het onderwijs, in sterke mate bepaalt hoe goed je het zal doen in de rest van je leven,
onderwijs is toegang tot een leven met een goed loon
1.1.5 VERMOGENSONGELIJKHEID: KUNNEN GEZINNEN IN ARMOEDE TERUGVALLEN OP
VERMOGEN?
Vermogen: middelen die niet uit het inkomen afkomstig zijn
- Vastgoed, erfenissen, goud, kunst, …
Kan vermogen een laag inkomen compenseren?
- 1 tot 10 decielen
- Mediaan van vermogen (niet gevoelig voor extremen)
- Gemiddelde van vermogen (gevoelig voor extremen)
- Ook onder de 10% armste heb je een groep mensen die een woning heeft, daarom schiet het
gemiddelde vermogen naar boven in die groep (ondanks laag inkomen, een vermogen)
Probleem bij laag inkomen: een huis kan je niet zomaar verkopen, want je moet dan ergens anders
kunnen wonen, …
- Vorm van vermogen die je niet zomaar kan inzetten om schokken in je inkomen op te vangen
- Triple precariousness: laagste groep, laag inkomen, laag vermogen en als er dan vermogen is,
is het heel moeilijk in te zetten om armoede tegen te gaan
1.2 WAT IS ONGELIJKHEID? EEN (VOORLOPIGE) DEFINITIE
Sociale ongelijkheid
- Verwijst naar ongelijke verdeling van schaarse, maar maatschappelijk gewaardeerde middelen
en de ongelijke behandeling van individuen en groepen op basis van hun sociale positie
o Schaars = niet genoeg voor ieders wensen = maatschappelijk belangrijk geacht
o Maatschappelijk gewaardeerde middelen = geld, toegang tot
diensten/kennis/erkenning/macht
2
, 1.2.1 SOCIOLOGISCHE VISIE OP ONGELIJKHEID
Verschil met economische visie
- Kijken naar de graduele verdeling over individuen (cijfers, langzame verschillen in verdeling)
Ongelijkheid gaat niet louter over graduele verdeling van middelen over individuen, maar over
maatschappelijke verhoudingen tussen sociale groepen
- Socioloog gaat kijken hoe er rond de ongelijkheid van verdeling van middelen groepen te
herkennen zijn
- Groepen van mensen die identificeerbaar zijn o.b.v. klasse, gender, etniciteit, …
- In welke mate is er groepsvorming tussen die ongelijke verdeling à socioloog is
geïnteresseerd in maatschappelijke verhouding tussen groepen die ertoe leidt dat er ongelijke
verdeling is
Ongelijkheid wordt niet geanalyseerd vanuit individuele capaciteiten (die kunnen ongelijkheid niet
verklaren), maar wel vanuit sociale posities die mensen in samenleving innemen
- Niet: ik ben rijk en iemand anders is arm, wel ik kan maar rijk zijn omdat iemand anders arm is
- Bijvoorbeeld: schoonmaakpersoneel vs professoren à hoge lonen van managers leiden tot
lage lonen elders in bedrijven
- Verdeling van mensen over positie in maatschappelijke structuur die bestaat los van de
mensen die er deel van uitmaken
- Sociologen bestuderen regels die bepalen hoe mensen verdeeld worden over die posities
Sociale posities worden ge(re-)produceert door de organisatie van de economie, de manier waarop
maatschappelijke waardering toegekend wordt en de organisatie van de politieke besluitvorming
- Hoe komt dat schoonmaakpersoneel minder verdienen dan professoren?
- Politiek kennen om dingen te kunnen begrijpen
Ongelijkheid heeft gevolgen op de individuele levenskansen van mensen, maar ook maatschappij in
haar geheel
- Gevolgen: impact op criminaliteit, onderling vertrouwen, agressie in publiek ruimte, etc.
1.3 SOCIALE ONGELIJKHEID ALS PROBLEEM
1.3.1 SOCIAAL PROBLEEM?
Fenomeen ‘sociale ongelijkheid’ bijna even oud als samenleving zelf, maar lange tijd niet als sociaal
probleem gezien
- Heeft te maken met ‘sociale probleem constructie’
o Er zijn veel dingen in de maatschappij die we als probleem kunnen zien, maar er zijn
maar weinig dingen die écht geproblematiseerd worden
o Probleem ≠ objectief
3
, Specifieke situaties zijn niet inherent een probleem, maar worden sociaal geconstrueerd als probleem
- Bepaalde objectieve conditie (bv. gebrek aan geld) is op zich onvoldoende om als sociaal
probleem gezien te worden
o Ook al zij er verregaande consequenties
- Er moet ook subjectieve dimensie zijn vooraleer het een sociaal probleem wordt en op de
agenda van beleidsmakers, onderzoekers en het bredere publiek komt te staan
Sociale ongelijkheid is een sociaal probleem als er een discrepantie (kloof) ontstaat tussen een
bepaalde objectieve conditie (bv. gebrek aan inkomen of ongelijke kansen in onderwijs of toegang tot
gezondheidszorg) en bepaalde menselijke waarden (bv. menselijke waardigheid, empathie, gelijkheid)
die als dysfunctioneel of onaanvaardbaar gezien wordt door ‘relevante’ groepen in de samenleving en
die het onderwerp wordt van een maatschappelijke interventie
1.3.2 ARMOEDE ALS SOCIAAL PROBLEEM
Ongelijkheid (o.a.) werd geproblematiseerd (tot probleem gemaakt) door veranderende ideeën over
armoede
- Armoede (als vorm van ongelijkheid) heeft altijd bestaan, maar tot 18de eeuw niet gezien als
sociaal probleem waar maatschappij voor verantwoordelijk is
16de tot 18de eeuw: dominantie van mercantilisme à beschouwt armoede als goed
- Mercantilisme: economische filosofie gericht op maximaliseren van export (zo veel mogelijk
geld binnenhalen) door goedkope ‘input’ (arbeidskracht), met zo min mogelijk import (zo min
mogelijk geld afgeven aan andere landen)
o à Armoede garandeert goedkope en gehoorzame arbeidskrachten
- Onderwijs voor brede bevolking gezien als verspilling, want ontmoedigt inzet van arbeid
o Mensen worden kritisch, aanvaarden geen gezag meer, …
o à Mensen arm en dom houden
- Slechts beperkte rol van overheid in sociale bescherming, vnl. tijdelijke bescherming bij
tegenslagen (mislukte oogsten en ziekte)
- Armoede gevolg van ‘morele zwakte’ van armen (eerder dan van werkloosheid) (met
dwangarbeid als oplossing)
1.3.2.1 EERSTE ARMOEDEVERLICHTING
Ontwikkeling van morele argumenten voor overheid om armoede te bestrijden, maar nog weinig actie
tegen armoede
- Het debat verschoof, maar enkel intellectueel, niet op het terrein
Verlichting veranderde perceptie van burgers in Europa
- ‘Wil van God’ of ‘de natuur’ steeds minder aanvaard als verklaring voor wat in samenleving
gebeurt
4