VOEDINGSADVIEZEN
INLEIDING: MICRONUTRIËNTEN, METABOLISME, AANBEVOLEN DAGELIJKSE
INNAME & SUPPLEMENTEN
Relatie tussen voeding & gezondheid
Theoretische concepten
Optimum nutrition: groenten, fruit, volle graan producten (vezels)
- Zijn grootste aandachtspunten in onze maatschappij
- Zorgt voor optimale weerstand & ontwikkeling
- Koolhydraten zijn nt vereist, wel belangrijk voor smaak/textuur (vb pizza dat eigenlijk stuk
olijfolie is)
Undernutrition: gevoelig aan infecties
Overnutrition: combinatie met weinig fysieke activiteit en roken, stress, alcohol… kan aanleiding geven
tot obesitas, metabool syndroom, type 2 diabetes…
Malnutrition (“slechte voeding”): overgewicht obees (overmaat energie) maar ook tekort aan micro
nutriënten door lage inname + fysiologisch (ijzer absorptie laag door inflammatie), grotere kans op
infecties
Link tussen dieet (exposure, voeding) & gezondheidseffecten (clinical outcomes, vb osteoperose)
Bijna onmogelijk om onze voeding nu te linken aan osteoporose die binnen 40 jaar komt (te lange termijn)
Daarom: kijken naar botdensiteit (meten nu), Indicator: vb. VitD status (merker voor osteoporose)
MAAR: voeding die vit D verhoogt, geeft niet per se minder osteoporose (kan wel, maar niet per se vanuit gaan)
Vb. groeimelk: veel ijzer en vit D > vertegenwoordigers zeggen dat dit nodig is voor kids want zo hoge vit D en
ijzer > maar wat dan? Is goed, maar zegt niets over clinical outcome
Verschil is subtiel: claimen (veel vit D dus geen osteoporose) is iets anders dan zeggen dat het wel ten goede
komt
Dit schema dus altijd raadplegen, zo kan je je verantwoorden
Ook opletten: je kan ook nutrition overload > baat het niet dan schaadt het niet: niet correct bij voeding
Voedingssupplement: moet geen effectiviteit aantonen <-> geneesmiddel (daarom mag rode rijst niet op de
markt komen, heeft hetzelfde effect als statines)
Intermediate outcomes: merkers van cardiovasculair lijden (vb trigiyceriden…)
Dus: tekenen van exposure mag je niet linken aan clinical outcome die er mijlenver vanaf ligt (marketing vs
wetenschap)
Nutritie & ziekten
1 2 3 4
1) Voeding speelt geen rol vb. sikkel cel anemie
2) Voeding zal nooit genezen, wel nog ondersteunende rol, voeding is toegevoegde therapie
- vb kanker: zijn vaak ondervoed chemo moet aangepast worden wanneer patiënt
ondervoed is want anders te hoge toxiciteit)
3) voeding heeft meer ondersteunende rol, als 2° preventie bij chronische aandoeningen (diabetes,
hypertensie…)
- vb. risico op 2e hartaanval minimaliseren
4) groot effect van voeding: anemie, vitamine deficiëntie, lage weestand, geboortegewicht…
1
, Preventie: Als je pas te laat je voeding aanpast, zal je geen groot verschil meer kunnen maken
2 factoren die nutrionele status beïnvloeden:
1) Biologische factoren: genetica
2) Gezondheidsgedrag:
o food environment: meer snoep dan appelautomaten
o social environment: bij de oma gaan eten is blijven eten om niet teleur te stellen, eten bij de
schoonouders alles opeten uit beleefdheid
o living environment: bondgenotenlaan is niet direct een uitnodiging om met de fiets te gaan
(grote kans dat je doodgaat), vaak zijn trappen moeilijker te vinden dan lift
o Health environment: toegang tot preventie & gezondheidszorg
De Basis
Communicatie over voeding is belangrijk (spreek over voeding ipv over nutriënten tegen patiënten)
Nutritie doelen:
- Kwaliteit van voeding: energie en gezondheid stimulerend
- Kwantiteit van voeding: gezond gewicht
Lichaamssamenstelling: water > vet > carbohydraten, proteïnen, vitaminen, mineralen
Ordening nutriënten:
- Essentiël: kunnen niet (voldoende) door het lichaam aangemaakt worden dus moeten verworven
worden via voeding (vb. vitaminen, Ca, Fe, sommigen AZ)
(≠ koolhydraten: metabolisme kan naar ketose overgaan, niet top maar kan)
- Niet-essentiële: lichaam kan dit maken via andere ingenomen nutriënten (vb cholesterol, sommige
AZ, bioactieve componenten zoals polyfenolen)
bij tekort ontwikkel je niet direct ervingsziekte <-> tekort vit B1: je krijgt beri-beri
Energiemetabolisme
1e wet: ΔE = 0 homeostasis er gaat nooit energie verloren (w opgeslagen indien niet gebruikt, bij te
weinig zal je gewicht verliezen)
Energieverbruik: TEE = PAL x BMR (+10%DIT)
Overgewicht vermijden: 1,8 PAL
BMR: basaal metabolisme, energie in rust/om niets te doen > lever, hart, nieren, deel van hersenen &
Spiermassa! (omdat die veel aanwezig is)
DIT: dye induced thermogeniese (energie nodig voor vertering)
PAL: physical activity level > sport afh van duur en intensiteit
neuro-endocrien systeem speelt rol
- Honger 1u na Mc Donalds (zwart)
- Satiety: periode tss 2 maaltijden (voldoening, verzadiging) door leptine (verzadigingshormoon)
- Big mac wordt alles geabsorbeerd in 1e deel van GI (deodenum), rest van darm stuurt signaal van
honger (dit deel heeft niets gekregen)
- Bij slaatje, langere satiety voor dezelfde tijd 2XBig Mac voor 1 slaatje
- Groter volume, moet door heel GI, alle receptoren verzadigd
- Vb. starbucks: makkelijk 300-400kCa (1/5 van totale behoefte kCa van vrouw!, +-2000 voor vrouw)
ook al neem je 1/5 in, het is niet dat je echt voor 1/5 verzadigd bent = energiedensiteit
- leptine: uit vetweefsel minder verzadiging bij obesitas omdat dit leptine minder ontvangen wordt
Verschil met goesting & voldoening:
2
, - drang voor specifiek voedsel
- krachtige maar weinig geregelde stimulans tot eten
- processen die leiden tot beëindigen van maaltijd
- Cognitief aspect van voeding: uit goesting, als beloning
Verzadiging beïnvloed door:
- Energiedichtheid
- 50% middelmatige dichtheid (KH)
- 37% lage dichtheid (groenten-fruit-drank)
- 13% hoge dichtheid (cake, chocolade, room,..)
- Vezelgehalte => hoog = sneller verzadigd
- Alcohol => hoog = tragere verzadiging
- Hoogte en inspanning => sneller verzadigd!!
- Extreme temperaturen
Energiedensiteit: #kCa/g voedsel
- vooral in lipiden
- verschil tss spek met ei (lage dens) vs donut (hoge dens) als ontbijt Zorgt ervoor dat je veel energie
binnen hebt op weinig volume niet heel GI wordt bereikt snel terug honger
Maaltijd is niet te reduceren tot kCa, het is veel complexer (kattenvoeding zou dan prima zijn)
KOOLHYDRATEN
Wat?
Elke koolhydraat wordt afgebroken tot monosacharide
FOS: fructo oligo sacharide, GOS: galactose oligo sacharide +- niet verteerd
o vb. in poedermelk, als prebiotica, wordt gefermenteerd in dunne darm, korte keten vetzuren w
geproduceerd
raffinose: in peulvruchten hoge consumptie geeft geen vertering, flatulatie
Polysachariden: zetmelen
o Lange keten koolhydraten
o Pas volledig verteerd na koken of verwerken
Vb. Verse frieten (rauw): rjik aan zetmeel maar w nietverteerd, wel gefermenteerd (korte keten
vetzuren gevormd) zetmeel: amylose en amylopectine zal verbeken door warmte en zo
kan amylase inwerken = vertering
Niet verteerbaar: vezels bulcking effect: langere verzadiging
- Niet zichtbaar: in appel, appelsien
- Zichtbaar: granenkoek, muesli
- Verhoogt waterbinding: kogels die wand aanraken en zo mucus vrijzetten en hoeveelheid
vergoten
Amylase in speeksel
o Amylase remmers in medische voeding: mensen met slikstoornissen anders wordt eten al
verteerd (pudding krijgt vreemd/verteerd uitzicht)
o Amylase ook in waspoeder: gemors met koolhydraten wel nog schoonmaken
Spijsvertering
Zetmeel => afhankelijk opbouw
3
, o Veel vertakkingen = langzame slechte vertering
o Enkel verteerbaar na koken
o Retrogradatie amylose bij afkoeling
- Partikelafmetingen
- Amylose/amylopectine ratio
- Hoeveelheid voedingsvezel
o 10-20% => resistent zetmeel
o Resistent zetmeel = geen vertering
Koude consumptie va, vb aardappel amylose en amylopectine komen terug bij elkaar (want geen
warmte weer) dus zullen minder goed verteren, meer fermenteren (= resistant starch) en daardoor korte
keten vetzuren geeft (+- “gezonder”)
Absorptie: transport in bloedbaan
o Glucose en galactose => actief transport via Na-kanalen, snel opgenomen, snelle werking als
energiebron (Maximale snel van glucose absorptie varieert tss 50 en 80g/u voor een persoon van
70 kg)
o Fructose => carriergemedieerde opname en bijgevolg trager, osmotische diarree omdat dit met
passief transport gebeurt -> absorptie niet snel genoeg, vocht uit cellen naar lumen -> diarree +
komt trager vrij
na inspanning fructose= veel krampen
o Polyolen => passieve diffusie (trage opname), suikeralcoholen (vb xylytol in kauwgom, sorbitol in
ijsjes)
overmaat= krampen (laxativa)
Via portale circulatie naar lever voor verdere omzetting
Glucose in bloed: 2 opties
o Opgenomen door weefsel voor verbranding= Ontstaan energie
o Opslag ovv glycogeen
- oa in lever en spieren
- Max 1,3 kg waarvan ¾ water en ¼ glucose
- 1u zware inspanning of 1 dag lichte inspanning
Aanbevelingen
Totale inname: minstens 55 % van de totale energiebehoefte
Best complexe koolhydraten: volle graangewassen, peulgewassen en groenten en fruit, dus door
voedingsmiddelen rijk aan vezels, essentiële micronutriënten en anti-oxidantia (+ verlaagt vetfractie van
de globale voedingsopname)
Toegevoegde suikers zouden geen 10 % van de TEB mogen overschrijden. Volgens WHO 2015, zelfs geen
5%
(vet is nt per se slecht maar brengt 9kCa bij dus daaraan moet je denken)
Voedingsvezels: ≥ 30g /dag
o ondergaan fermentatie door bacteriële flora -> korte keten vetzuren gevormd -> darm perm beter,
verlaging infecties
o Onoplosbare vezel: graan, oplosbaar: appel
- Verbetering van de darmfuncties
- Daling risico op cardiovasculaire pathologieën, obesitas, bepaalde kankertypes en zelfs infecties en
inflammatoire pathologieën
- verlicht constipatie, vermindert de transittijd en verhoogt het stoelganggewicht
- vermindert diverticulose en diverticulitis
- vermindert hemorroïden, hiatus hernia en varices
- cholesterolverlagend effect
Gezondheidsaspecten
Te weinig KH => afbraak spierweefsel
o omzetting glycerol uit vet -> glucose en glycogeen als energiebron (nachtelijk proces)
4