Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ondernemingsrecht (nieuwe artikels!!) (cursus + PPT's) - Prof. J. Delvoie en Prof. T. Coen 2023 €9,98   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ondernemingsrecht (nieuwe artikels!!) (cursus + PPT's) - Prof. J. Delvoie en Prof. T. Coen 2023

 131 vues  1 fois vendu

Overzichtelijke samenvatting van het vak Ondernemingsrecht, gedoceerd door Prof. J. Delvoie en Prof. T. Coen. Deze complete samenvatting bevat alle leerstof die gekend moet zijn voor dit vak (cursus + powerpoints én de kennisclips). Op het einde van de samenvatting zijn er voorbeeld examenvragen ...

[Montrer plus]

Aperçu 8 sur 184  pages

  • 6 août 2023
  • 184
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (22)
avatar-seller
Student05
Ondernemingsrecht
Deel I - Algemene inleiding tot het recht
Hoofdstuk I: Inleiding tot het recht
1. Wat is recht?

1.1 Begripsomschrijving

Het begrip recht heeft veel verschillende definities. Het begrip is deels tijds- en
plaatsgebonden: niet in alle samenlevingen had of heeft het begrip dezelfde betekenis.

Het recht kan je omschrijven als een geheel van regels die beogen het menselijke
samenleven te ordenen en die door een (overheids)gezag worden afgedwongen.

Er zijn een aantal elementen die vaak terugkomen bij het definiëren van recht:
• Een geheel van regels
o Regel = een als voorschrift geformuleerde uitspraak. Het is een in taal
verwoordde uitdrukking van een voorgeschreven wijze van handelen.
§ Voorbeeld: “auto’s mogen in de bebouwde kom niet sneller rijden dan
50km/u” is een regel. De uitspraak bevat een voorschrift over hoe je
mag of moet handelen.
o Regels schrijven een menselijke gedraging voor. Ze bevatten geboden (je
moet iets geven of iets doen) of verboden (je mag iets niet doen)
è ≠ beschrijvende, voorspellende en beoordelende uitspraken.
o Soms is dat indirect: als je X doet, dan is het gevolg Y.
o Art. 1382-1383 van het Oud Burgelijk Wetboek
o Het recht is een “geheel” van regels, in de zin dat het een heleboel
voorschriften omvat. Niet noodzakelijk in de zin dat het een mooi afgelijnd,
geordend, … “geheel” vormt.

• Het recht beoogt het menselijke samenleven te ordenen
o Recht komt enkel voor waar mensen samenleven.
o Toepassing: heeft Robinson Crusoë recht nodig?
§ Zolang hij alleen op het eiland woont, is over rechtsregels spreken
betekenisloos.
§ Er is slechts de fysieke realiteit die hem omringt. Je kan die in
beschrijvende, voorspellende of beoordelende uitspraken vatten,
maar niet in voorschriften.
• Bv. het heeft geen zin te zeggen dat een leeuw hem niet “mag”
verslinden omdat dit strijdig is met zijn fysieke integriteit, dat
de wind zijn hut niet “mag” omverblazen omdat dit een
inbreuk is op zijn eigendomsrecht of dat hij kleren moet dragen
omdat hij anders openbare zedenschennis pleegt.


1

, §Voorschriften zijn aan de mens gericht en vereisen de aanwezigheid
van minstens één andere mens om de vraag naar de naleving ervan
betekenis te geven.
o Ordenen = gaat erom dat regels voor het samenleven worden vastgelegd, niet
op welke manier de samenleving hierdoor wordt georganiseerd of geordend.
§ Bv. het recht van Noord-Korea ordent de samenleving op een
fundamenteel andere manier dan het recht van de Verenigde Staten,
maar in beide gevallen “ordent” het recht het samenleven.

• Het recht wordt afgedwongen door de overheid
o Het wordt afgedwongen door een gezagsfunctie (met name een overheid),
door middel van “sanctie en dwang”.
o Er bestaan regels die tot doel hebben samenleven te ordenen, maar waarvan
de overtreding niet door de overheid wordt afgedwongen.
§ Bv. beleefdheidsregels, morele regels, religieuze regels, regels van
sport en spel, etc.
o De overtreding ervan kan tot allerlei reële of ingebeelde gevolgen en zelfs
sancties leiden.
§ Bv. sociale afkeuring, gewetenswroeging, verbanning uit het
hiernamaals, verlies van de wedstrijd, etc.
§ Maar de overheid zal niet tussenkomen om de naleving van deze
regels te verzekeren door sanctie en dwang, desnoods met de
“gewapende macht”.
o Metafoor: met een rechtsregel staat op het einde van de rit altijd een
politieagent.
o De intensiteit van die tussenkomst van de gewapende macht kan afhankelijk
van het type regels sterk uiteenlopen.
§ Bij de basisregels van het strafrecht is dat verband vrij direct: als je je
buur het hoofd inslaat of een straatsteen door zijn ruit gooit, zal de
politie snel op je stoep staan.
§ Bij andere regels is dit verband veel indirecter: als ik een factuur niet
betaal, dan zal pas wanneer een heel aantal gerechtelijke procedures
doorlopen werden en ik uiteindelijk de gerechtsdeurwaarder die op
mijn inboedel beslag komt leggen de toegang tot mijn woning ontzeg,
de politie komen om de deurwaarder toegang te verschaffen, het
beslag te laten doorgaan en zo de betaling “met sanctie en dwang” te
verzekeren.
o In al die gevallen wordt de naleving van de regel verzekerd via de
gewapende macht van de overheid, wat er een rechtsregel van maakt.




2

,1.2 Enkele gerelateerde concepten

1.2.1 Objectief recht vs. subjectief recht

• Objectief recht = omvat het geheel van rechtsregels die op een bepaald ogenblik in
een bepaalde samenleving gelden. Men bekijkt het recht als het ware van buitenaf.
o Alle rechtsregels die in België momenteel gelden = Belgische objectieve recht.
o Voorbeeld: art. 3.50 van het Burgerlijk wetboek (B.W.) bevat een rechtsregel
van objectief recht: “Het eigendomsrecht verleent aan de eigenaar
rechtstreeks het recht om het voorwerp ervan te gebruiken, hiervan het
genot te hebben en erover te beschikken. De eigenaar heeft de volheid van
bevoegdheden, behoudens de beperkingen die door wetten, verordeningen
of door de rechten van derden worden opgelegd.”

• Subjectief recht = verwijst naar de concrete aanspraak of bevoegdheden die een
individu aan het objectief recht ontleent. Het gaat om de individualisering en
concretisering van een regel van objectief recht op het niveau van een specifiek
persoon, die op basis daarvan kan zeggen “op iets recht te hebben”. Men bekijkt het
recht als het ware van binnenuit om te zeggen dat iemand het recht heeft om iets te
bekomen of te eisen, m.a.w. er een “subjectief recht” op heeft.
o Voorbeeld: Aïsha heeft een subjectief recht op de specifieke laptop die voor
haar op de bank ligt. Aan de regel van art. 3.50 nieuw B.W. ontleent zij een
“subjectief” recht op die laptop. Die is haar eigendom en zij heeft er een
aanspraak op. Zij kan van anderen eisen (en dit in rechte afwingen) dat zij dit
subjectief recht respecteren.


1.2.2 Positief recht vs. ideële recht

• Positief recht = verwijst in essentie ook naar de rechtsregels zoals die op een bepaald
ogenblik in de samenleving gelden (≈ objectief recht). M.a.w. het recht zoals het is.

• Ideëel recht = het recht zoals dat volgens bepaalde mensen, groeperingen,
stromingen, levensbeschouwingen, etc. “zou moeten zijn”. M.a.w. het recht zoals het
(volgens sommigen) zou moeten zijn.

• Bv. de stroming van het natuurrecht, die als onderdeel van de Verlichting in het
Europa van de 17e en 18e eeuw bepleitte dat mensen “van nature” onvervreemdbare
rechten hadden, waaraan niemand afbreuk mocht doen. Het positieve recht van de
absolutistische monarchieën van die tijd was echter niet in die zin gevestigd. Ook na
de Tweede Wereldoorlog werd bepleit dat het “positieve recht” van Nazi-Duitsland in
strijd was met een of andere vorm van ideëel recht, zoals het natuurrecht.




3

,We gebruiken de begrippen “positief” en “ideëel” zonder waardeoordeel.
• Een bepaalde regel van “positief” recht kan al naar gelang je standpunt goed of slecht
(recht of krom) zijn, het enige wat vast staat is dat het in een bepaalde samenleving
op een bepaald ogenblik een rechtsregel, dus een regel van geldend recht is.
• Een welbepaald systeem van “ideëel recht” is slechts “ideaal recht” vanuit het
perspectief van het betrokken geloofs- of normensysteem, niet noodzakelijk voor wie
daar een andere opvatting over heeft.
• In een theocratie (een staatsvorm waarbij de politieke macht en de religieuze macht
samenvallen) vallen positief recht en ideëel recht (namelijk het goddellijke recht van
de godsdienst in kwestie) samen.

⚠ Opgelet: enkel positief recht wordt door de overheid afgedwongen.


1.2.3 Dwingende en wilsaanvullende (of suppletieve) rechtsregels

Wanneer men spreekt over recht, dan denkt men aan dwingende regels.

• Dwingende rechtsregels = voorschriften die dwingend van toepassing zijn, ongeacht
de wil van de betrokkenen.
o Gebiedende en verbiedende rechtsregels: bevatten een gebod (“doen” of
“geven”) of verbod (“laten”) dat dwingend van toepassing is wanneer de
toepassingsvoorwaarden van de rechtsregel vervuld zijn.
o Voorbeeld: niet sneller dan 50km/u rijden in de bebouwde kom is een regel
van dwingend recht, die een specifiek verbod bevat.
o Voorbeeld: de stemplicht bij verkiezingen is een regel van dwingend recht, die
een specifiek gebod bevat.

Binnen de categorie van dwingende regels maken we het onderscheid tussen:
• Regels “van openbare orde” = nog dwingender dan de regels van “gewoon”
dwingend recht.
o Raken de essentiële belangen van de staat of van de gemeenschap of bepalen
in het privaatrecht de juridische grondslagen waarop de maatschappij berust.
o De rechter moet ze ambtshalve (= uit eigen beweging, ook als de partijen het
niet vragen) toepassen en ook degene die erdoor beschermd wordt, kan geen
afstand doen van de bescherming die deze regels bieden. Als men hierbij een
overeenkomst sluit, is deze overeenkomst absoluut nietig (kan niet).
o Voorbeeld: moord is een misdrijf en dus verboden: je mag niemand
vermoorden. Dat is een regel van openbare orde. Indien twee partijen een
overeenkomst zouden sluiten waarbij zij akkoord gaan dat de ene de andere
mag vermoorden tegen betaling, dan is die overeenkomst absoluut nietig. De
rechter mag bv. na de feiten nooit de betaling bevelen, ook al wordt de
nietigheid door geen van de partijen (bv. de erfgenamen van de vermoorde)
ingeroepen. Het slachtoffer mag geen afstand doen van de bescherming van
deze regel, niet voor de overeenkomst gesloten wordt en niet erna.




4

,• Regels “van dwingend recht” = regels die zijn vastgesteld ter bescherming van een
partij die door de wet als zwakker wordt beschouwd.
o De overeenkomst die er afbreuk aan doet, is slechts “relatief” nietig.
o De rechter moet die nietigheid niet ambtshalve inroepen en de partij die
erdoor beschermd wordt, mag van die bescherming afstand doen zodra
hij/zij in de beschermde positie zit.
o Voorbeeld: in Brussel bestaan specifieke regels voor
“studentenhuurovereenkomsten”. Een van die regels bepaalt dat de
verhuurder de overeenkomst slechts kan opzeggen op de einddatum mits een
opzeggingstermijn van minstens drie maanden voor de einddatum. Dit is een
“gewoon” dwingende regel, die niet van openbare orde is. Hij is dwingend,
wat betekent dat partijen er vooraf niet van kunnen afwijken. Indien de
overeenkomst zou stipuleren dat de verhuurder slechts één maand
opzeggingstermijn moet geven, dan is dat beding ongeldig en de
overeenkomst potentieel nietig. Maar de beschermde partij (de student) is
niet verplicht zich erop te beroepen. Indien de verhuurder één maand op
voorhand opzegt, dan kan de student zelf beslissen die opzegging toch te
aanvaarden en het kot te verlaten. Hij zou op basis van die dwingende regel
de nietigheid van die opzegging kunnen inroepen en toch in het kot blijven.
Maar hij is niet verplicht: de openbare orde verzet er zich niet tegen dat de
opzeggingstermijn van één maand wel degelijk uitwerking zou krijgen omdat
de huurder, eens die beschermd is en dus ook die bescherming zou kunnen
inroepen, ervoor kiest dit niet te doen.

• Wilsaanvullende of suppletieve rechtsregels = rechtsregels die enkel van toepassing
zijn indien partijen geen andere keuze hebben gemaakt.
o Onderscheiden zich van dwingende rechtsregels doordat je er wél op
voorhand kan van afwijken.
o Ze vullen de wil van partijen aan. Partijen zijn dan vrij de overeenkomst te
sluiten die ze willen, maar als hun overeenkomst op bepaalde punten geen
afspraken bevat, dan is de wilsaanvullende regel van toepassing.
o Voorbeeld: indien je na drie maanden stopt met studeren, mag je je kot dan
voor de rest van de periode onderverhuren aan een vriendin? Als de
huurovereenkomst niets voorziet, dan niet. Onderverhuring is verboden.
Maar dit is slechts een wilsaanvullende regel: de partijen kunnen perfect in de
huurovereenkomst anders bepalen en stipuleren dat onderverhuring wél
toegelaten is (eventueel mits bepaalde randvoorwaarden). Als de partijen er
niets over hebben bepaald, dan is de wilsaanvullende rechtsregel van
toepassing. Indien je in de huurovereenkomst niet van de suppletieve regel
bent afgeweken en je je kot toch onderverhuurt, zal de huurbaas je kunnen
aanspreken wegens inbreuk op de regel, een rechterlijke veroordeling kunnen
bekomen, de onderverhuurder kunnen laten uitzetten en van jou
schadevergoeding bekomen.
o ⚠ Opgelet: de wilsaanvullende regel is wel degelijk een rechtsregel, m.a.w.
een voorschrift dat desnoods met sanctie en dwang door de overheid zal
worden afgedwongen. Zoals elke rechtsregel is hij slechts van toepassing
indien de toepassingsvoorwaarden vervuld zijn.


5

,2. Indeling van het recht

2.1 Publiekrecht en privaatrecht

Franse verlichtingsfilosoof Montesquieu (1689-1755) in zijn werk De l’esprit des lois (1748):
“Les lois dans les rapports qu’ont ceux qui gouvernent avec ceux qui sont gouvernés
constituent le droit public, les lois dans les rapports que tous les citoyens ont entre eux
forment le droit privé.”

• Publiekrecht:
o Regelt de verhouding tussen de burgers en de overheid, alsook de
organisatie en werking van de overheid (inclusief de verhoudingen tussen
overheden).
o Beoogt de bescherming van het algemeen belang.
o Gekenmerkt door “verticaliteit”: de overheid maakt de rechtsregels en
dwingt ze af.
o Regels doorgaans van openbare orde.
o Bv. de vraag of ik als 16-jarige Belg mag stemmen bij de verkiezingen, of de
politie bij mij thuis een huiszoeking mag doen wanneer ik verdacht word van
een diefstal, …

• Privaatrecht:
o Regelt de verhouding tussen burgers onderling.
o Beoogt de bescherming van private belangen.
o Gekenmerkt door “horizontaliteit”.
o Meer suppletieve regels (maar niet exclusief: ook regels van dwingend recht
en openbare orde): je kan er contractueel van afwijken.
o Bv. de vraag of mijn ouders mij mogen onterven, of ik met een partner van
hetzelfde geslacht kan huwen, …

Het onderscheid is zeker niet meer zo zuiver te maken als ooit het geval was. Sommige
rechtstakken zijn hybride, in de zin dat ze kenmerken van beide vertonen.


2.2 De indeling van het recht in rechtstakken

Het objectief recht bestaat uit onnoemelijk veel regels. Om de hanteerbaarheid van het
recht te bevorderen, worden deze regels ingedeeld in rechtstakken.

Een rechtstak = een geheel van regels die een welbepaald domein van het recht betreffen,
m.a.w. een groep regels met betrekking tot een welbepaald aspect van de maatschappelijke
ordening.




6

, Publiek recht Privaat recht

• Staatsrecht • Burgerlijk recht
• Bestuursrecht o Personen- en familierecht
• Strafrecht en strafprocesrecht o Zakenrecht
• Fiscaal recht o Verbintenissenrecht
• Internationaal publiekrecht • Ondernemingsrecht
o Volkenrecht • Vennootschapsrecht
o Supranationaal recht • Gerechtelijk (privaat)recht
• Internationaal privaatrecht

⚠ Opgelet: dit is geen exhaustieve opsomming van alle rechtstakken!

• Staatsrecht of grondwettelijk recht = omvat de basisregels m.b.t. de indeling van de
Staat zoals geregeld in de Grondwet.
• Bestuursrecht of administratief recht = regelt de organisatie en de werking van “het
bestuur” of “de administratie”, m.a.w. de uitvoerende macht op de diverse
overheidsniveaus.
• Strafrecht = definieert wat strafbaar is en welke straffen (zoals gevangenisstraf en
geldboetes) daar dan op staan. Het strafprocesrecht bepaalt hoe de strafprocedure
verloopt, bv. welke bevoegdheden een onderzoeksrechter heeft, hoe een zaak voor
de strafrechter moet worden gebracht, welke strafrechtbanken bevoegd zijn voor
welke misdrijven, enz.
• Fiscaal recht of belastingrecht = bepaalt welke belastingen verschuldigd zijn en hoe
de procedure van vaststelling en inning van belastingen verloopt, enz.
• Internationaal publiek recht = omvat regels die gelden tussen staten (het
volkenrecht) of die worden uitgevaardigd door internationale organisaties waaraan
staten zekere bevoegdheden hebben overgedragen (het supranationaal recht).
Regels over diplomatieke immuniteit of oorlogsvoering behoren bv. tot het
volkenrecht, terwijl de regels die de Europese Unie uitvaardigt tot het supranationaal
recht behoren.
• Burgerlijk recht = regelt de basisverhoudingen tussen de burgers onderling op het
vlak van hun private relaties.
• Ondernemingsrecht/vennootschapsrecht = rechtsregels die ondernemingen en
vennootschappen regelen. De term “ondernemingsrecht” is relatief nieuw: klassiek
spraken we van “handelsrecht”. Het begrip “handelaar” is nog niet zo lang geleden
aan de kant geschoven ten voordele van het begrip “onderneming”.
• Gerechtelijk recht of gerechtelijk privaatrecht = regelt de privaatrechtelijke
gerechtelijke procedures, hoe de hoven en de rechtbanken georganiseerd zijn, enz.
De vraag hoe mijn onderneming een onbetaalde factuur kan innen, is een vraag van
gerechtelijk recht. Bemerk dat het gerechtelijk recht minstens hybride aspecten
vertoont, want bijvoorbeeld de regels rond de organisatie van de hoven en
rechtbanken, hun bevoegdheden, het statuut van de magistraten, enz. betreffen in
feite de door de overheid georganiseerde openbare dienst “rechtsbedeling” en
behoren dus eerder tot het publiekrecht. Om vooral historische redenen wordt het
gerechtelijk recht echter traditioneel tot het privaatrecht gerekend.



7

, 3. Bronnen van het recht

3.1 Inleiding

Rechtsregels moeten ergens uit blijken. Er moet een objectieve manier zijn om te bepalen of
een bepaalde regel ook een rechtsregel is.

Een rechtsregel …:
• is een als voorschrift geformuleerde uitspraak.
• beoogt een onderdeel van de samenleving te organiseren.
• kan afgedwongen worden door de overheid (enkel indien de regel een rechtsregel is
of deze regel onderdeel uitmaakt van het vandaag in België geldende positief recht,
m.a.w. het hangt af van de bron).
è Enkel indien de regel uit een “echte” (“formele”) rechtsbron voortvloeit, maakt deze deel
uit van het positief recht en kan ik mij tot de overheid wenden om de regel af te dwingen.

We maken het onderscheid tussen materiële en formele bronnen van het recht:
• Formele rechtsbronnen = de “vehikels” die de rechtsregels bevatten, de “uiterlijke”
verschijningsvormen waaronder het geldende recht zich voordoet.
o Het Belgische positief recht vind je enkel in formele bronnen van het recht.
o è “Waar vind ik een rechtsregel? Is wat ik hier lees een rechtsregel van het
positieve recht?”
o Voorbeeld: het Belgische Strafwetboek van 8 juni 1867 is een wet van de
(intussen federale) wetgever en als zodanig een formele bron van het recht:
de regels die erin vervat liggen, zijn rechtsregels van positief recht.
• Materiële rechtsbronnen = een bron die de inhoud van een rechtsregel verklaart, die
de rechtsregel geïnspireerd heeft. Een materiële rechtsbron kan (helpen) verklaren
waarom een regel zo luidt en niet anders.
o è “Waarom luidt die regel zo en niet anders? Wat verklaart de inhoud van
die regel?”
o Voorbeeld: het Romeinse recht is een belangrijke materiële rechtsbron van
ons burgerlijk recht. Dat betekent niet dat je je bv. op het Corpus Iuris Civilis
(een belangrijke bron van Romeins recht) kan beroepen om voor de rechter
gelijk te halen: het is geen formele bron van recht. Wel dat het Corpus Iuris
Civilis een belangrijke historische bron vormt waarop bv. een aantal regels
van goederenrecht steunen.
o Voorbeeld: de christelijke godsdienst is historisch ongetwijfeld een materiële
bron geweest voor een heel aantal rechtsregels, maar de strafrechter zal zich
wel degelijk op artikel 461 van het Strafwetboek (= een formele rechtsbron)
moeten beroepen om een dief te veroordelen en niet op het zevende van de
tien geboden (“gij zult niet stelen”).




8

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Student05. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€9,98  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter