Farmacologie deel 2
TRANSMISSIE IN HET PERIFEER EN AUTONOOM ZENUWSTELSEL
ELLA COOMANS
,Inhoudsopgave
1 Cholinerge transmissie ...........................................................................................................................3
1.1 TOEPASSING: cannabis, alcohol, ecstacy, cocaine,… ............................................................................ 7
1.2 TOEPASSING: Glaucoom ..................................................................................................................... 10
1.3 TOEPASSING: behandeling luizen, schurft, teken ............................................................................... 10
2 Adrenerge transmissie ......................................................................................................................... 11
2.1 Activatie van adrenerge transmissie .................................................................................................. 11
2.2 Inhibitie van adrenerge transmissie ................................................................................................... 16
2.3 TOEPASSING: geneesmiddelen gebruikt bij obesitas en centrale stimulantia .................................... 19
3 Dopaminerge transmissie .................................................................................................................... 21
4 Serotonerge transmissie ...................................................................................................................... 21
2
, Motorisch ZS: neuromusculaire junctie, Ach op nicotineR
Autonoom ZS: neuro-effectorjunctie
a) Parasympatisch: preganglionair Ach op nicotineR, post- Ach op muscarineR, uitsluitend
PS: m. constrictor pupillae, m. ciliaris, GI-klieren, traanklieren, bronchiale gladde spieren
b) Orthosympatisch: preganglionair Ach op nicotineR, post- NA of Ach op muscarineR,
uitsluitend OS: zweetklieren, pilomotorspieren, bloedvaten, nier, m. dilatator pupillae,
skeletspieren, bijniermerg (enkel postganglion)
c) Enterisch: PS ganglia en preganglionaire vezels, intrinsieke neuronen in intramurale
plexus darmwand, OS postganglionaire vezels
orthosympatisch ZS parasympatisch ZS
outflow thoracolumbaal craniosacraal
cellichamen thoracaal mes/med.oblong/sacraal
preggl neuron kort lang
postggl neuron lang kort
ganglia paravertebraal dicht bij effectororgaan
NT in autonoom ggl ACh ACh
NT thv NE NA* ACh
exit preggl neuron T1-L2 III, VII, IX, X en S2-S4
Activiteit preganglionaire vezels geregeld door neerdalende banen vanuit hersenen
Receptoren:
agonist antagonist
para (NE) muscarine* atropine
ganglia nicotine(*) ggl.blockers
NMJ nicotine* curare
1 Cholinerge transmissie
Muscarinereceptoragonisten
Acetylcholine Korte halfwaardetijd
Indicatie: lokaal in oogheelkunde à miosis
Pilocarpine Langere halfwaardetijd
Tertiair amine à door BBB
Indicatie: mioticum en bij extreme monddroogte door onvoldoende
speekselsecretie
Carbachol Muscarine- en nicotineR
Indicatie: mioticum
Betanechol Indicatie: bij postoperatieve urineretentie, blaasatonie bij
neurologische aandoeningen
3