Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Resume
Samenvatting Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104) deeltentamen 2
39 vues 2 fois vendu
Cours
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Établissement
Open Universiteit (OU)
Book
Klinische psychologie
Dit is een samenvatting van hoofdstuk 11 t/m 25 van het boek klinische psychologie voor het vak Klinische psychologie 1: persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie. Ik heb met behulp van deze samenvatting een 8 kunnen halen, dus ik hoop dat jullie er ook iets aan hebben!
Klinische psychologie 1: Persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie (PB0104)
Tous les documents sur ce sujet (56)
Vendeur
S'abonner
roosbergmans
Avis reçus
Aperçu du contenu
Thema 3 – psychopathologie bij
volwassenen
,3.1 – neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Leerdoelen:
- De in de DSM-5 beschreven diagnostische criteria en andere kenmerken van ASS en ADHD
kunnen benoemen.
- Theorieën en onderzoeksbevindingen kunnen weergeven over de etiologie van ASS en
ADHD.
- De prevalentie van ASS en ADHD en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren kunnen
benoemen.
- Het historisch perspectief van beide stoornissen kunnen beschrijven.
- De gebruikte diagnostische methoden van ASS en ADHD kunnen toelichten.
- Diverse interventies en behandelingen voor ASS en ADHD en de resultaten die ermee
worden behaald kunnen toelichten.
- Op basis van het klinisch beeld dat geschetst wordt in een casus de verschillende
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen kunnen herkennen en benoemen.
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen manifesteren zich meestal vóór het zesde levensjaar en
worden gekenmerkt door een gebrek in de ontwikkeling dat voor beperkingen zorgt in het
persoonlijke, sociale, academische of werkgerelateerde functioneren. Autismespectrumstoornis
(ASS) en aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD) zijn beide stoornissen die lang
onopgemerkt kunnen blijven en soms pas in de volwassenheid opvallen.
De autismespectrumstoornis bij volwassenen
Klinisch beeld van de autismespectrumstoornis
Een autismespectrumstoornis is een ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door ernstige
gebreken in de ontwikkeling van sociaal-communicatieve vaardigheden en het voorkomen van
stereotiepe gedragingen en interesses. Intelligentie heeft een verhullende werking waardoor
individuen met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie vaak pas op volwassen leeftijd in
het zorgcircuit terecht komen.
Voor het stellen van de diagnose ASS moeten symptomen aanwezig zijn in twee kerndomeinen:
1. Sociale communicatie en interactie
a. Afwijkende sociale wederkerigheid het onvermogen om spontaan vreugde, interesses
of successen te delen met andere personen. Daarnaast kan het besef van sociale
conventies ontbreken.
b. Afwijkende non-verbale communicatie de beperkingen in de omgang met anderen,
zoals geen of weinig oogcontact maken.
c. Moeilijkheden met relaties het moeilijk vrienden kunnen maken of vriendschappen
onderhouden, beperkingen in het afstemmen van gedrag op verschillende sociale
situaties en de afwezigheid van fantasiespel.
2. Repetitieve gedragingen en interesses
a. Stereotiepe bewegingen, gedragingen of spraak niet-functionele bewegingen en
gewoonten, zoals wiegen of dwangmatig herhalen van woorden.
b. Moeite met veranderingen het sterk vasthouden aan routines, rituelen of overmatige
weerstand tegen verandering.
, c. Stereotiepe interesses geobsedeerd bezig zijn met bepaalde voorwerpen of
onderwerpen of hobby’s.
d. Sensorische overgevoeligheid het snel last hebben van geluid, licht en aanrakingen.
Om de diagnose ASS te stellen zijn symptomen in beide domeinen vereist en dient aan ten minste
vijf van de criteria voldaan te zijn. Er kan ook een indeling gemaakt worden in de ernst van de
stoornis. De DSM-5 onderscheidt hierin drie niveaus: vereist steun, vereist substantiële steun en
vereist zeer substantiële steun.
Indien symptomen van repetitief gedrag en specifieke interesse afwezig zijn, kan de diagnose sociale
communicatiestoornis overwogen worden.
Etiologie van de autismespectrumstoornis
Onderzoek laat zien dat ASS voor ongeveer 35-60 procent erfelijk bepaald is en voor 40-65 procent
gerelateerd is aan omgevingsfactoren. Wanneer een genetische stoornis een rol speelt, zijn er
doorgaans ook anatomische afwijkingen en is er één genetische mutatie als oorzaak aan te wijzen.
De afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor de invloed van de omgeving op de
ontwikkeling van ASS. Hierbij moet gedacht worden aan factoren die van invloed kunnen zijn
geweest in de periode voor en tijdens de zwangerschap. Bijvoorbeeld zwangerschapscomplicaties.
Daarnaast blijkt de leeftijd van de vader en moeder een rol te spelen. Hoe ouder, hoe groter de kans
op ASS.
Het innemen van foliumzuur tijdens de zwangerschap lijkt te zorgen voor een minder grote kans op
ASS.
Prevalentie van de autismespectrumstoornis
Door de jaren heen lieten prevalentiestudies een prevalentie zijn van ongeveer 0,6 procent. Hierbij
werd uitgegaan van diagnosen die voor het vijfde levensjaar gesteld waren. Een later onderzoek
waarbij kinderen tot 14 jaar oud werden geïncludeerd, liet echter een prevalentie van 1,12 procent
zien. Dit komt waarschijnlijk omdat ASS soms pas op latere leeftijd tot uiting komt. Bij jongens en
mannen komt ASS ongeveer vier keer vaker voor dan bij vrouwen.
Door de jaren heen lijkt er sprake van een toename in het aantal ASS-diagnoses. Dit wordt mogelijk
verklaard door de verruiming van de criteria in de DSM-4. Ook lijkt het erop dat meer mensen
uitvallen omdat de samenleving hogere eisen stelt aan sociale vaardigheden en flexibiliteit. De
verwachting is dat de prevalentie van ASS met de komst van de DSM-5 zal dalen, aangezien PDD-
NOS niet meer als diagnose is opgenomen en men aan meer criteria moet voldoen om een diagnose
te krijgen dan in de DSM-4 het geval was.
Historisch perspectief op de autismespectrumstoornis
De term autismus werd door Bleuler geïntroduceerd. Met deze term verwees hij naar ‘het verlies
van de werkelijkheid’ en ‘het in zichzelf terugtrekkend gedrag’. Gedurende lange tijd werden
autisme en schizofrenie nog niet beschouwd als afzonderlijke stoornissen. Pas begin jaren zeventig
werd aangetoond dat autisme en schizofrenie van elkaar konden worden onderscheiden.
In 1980 werd autisme voor het eerst als zelfstandige diagnostische categorie erkend en opgenomen
in de DSM-III. In de DSM-5 wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de verschillende typen
autisme uit de eerdere DSM-versies en spreekt men van de ‘de autismespectrumstoornis’.
, Diagnostische methoden bij de autismespectrumstoornis
ASS kan niet op biologisch of neurocognitief niveau worden gediagnosticeerd. Op biologisch niveau
is er te veel variatie in genafwijkingen en spelen omgevingsfactoren ook een rol. Op neurocognitief
niveau zien we bij ASS beperkingen die ook voorkomen bij andere stoornissen. Daarnaast zijn de
bestaande cognitieve taken doorgaans niet sensitief genoeg om de aanwezige cognitieve
beperkingen goed in kaart te brengen. Om deze redenen kan een classificerende diagnose op dit
moment dan ook alleen gebaseerd worden op gedragskenmerken. Men zal bij diagnostisch
onderzoek vooral het gedrag bevragen en observeren.
Bij adolescenten en volwassenen kunnen de diagnostische criteria in een semigestructureerd
interview worden uitgevraagd. Daarnaast vindt er altijd een heteroanamnese plaats. Bij onderzoek
met kinderen wordt vaak gesproken met de ouders, om zo de vroege ontwikkeling in kaart te
brengen.
Interventies en behandelmogelijkheden en -effecten bij de
autismespectrumstoornis
Cognitieve gedragstherapie lijkt effectief voor het reduceren van comorbide angststoornissen bij
normaal tot hoog begaafde kinderen met ASS. Ook gedragstherapie en medicatie kunnen helpend
zijn. Bij impulscontroleproblemen lijkt een combinatie van medicatie en gedragstherapie het meest
effectief.
Bij volwassenen met een normale tot hoge intelligentie wordt vaak psychoeducatie aangeboden met
als doel het accepteren van de diagnose. Ook laat onderzoek onder adolescenten en volwassenen
zien dat een op mindfullness gebaseerde interventie effectief is in het reduceren van verschillende
comorbide klachten bij volwassenen en adolescenten met ASS.
Verder worden regelmatig verschillende soorten medicatie voorgeschreven bij volwassenen met
ASS, vooral bij dwangmatig gedrag en stemmingsklachten. Risperidon wordt aanbevolen als het
middel van eerste keuze.
ADHD bij volwassenen
Klinisch beeld van ADHD
ADHD is een externaliserende psychische stoornis en wordt gekenmerkt door onoplettendheid,
impulsiviteit en hyperactiviteit. Onoplettendheid verwijst naar een ernstig en aanhoudend gebrek
aan concentratie. Impulsiviteit verwijst naar overhaast gedrag waarbij in een opwelling, zonder na te
denken over de gevolgen, wordt gehandeld. Hyperactiviteit verwijst naar overamtige en ongepaste
motorische activiteit.
Diagnostische criteria voor ADHD:
- Een patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat het functioneren of
de ontwikkeling belemmert.
- Verschillende kenmerken waren al voor het twaalfde jaar aanwezig.
- Verschillende kenmerken zijn op minstens twee terreinen aanwezig.
Bij volwassenen met ADHD zijn hyperactiviteit en impulsiviteit meestal minder prominent aanwezig
dan bij kinderen. Volwassenen met ADHD benoemen vaak gevoelens van rusteloosheid en vermijden
activiteiten waarbij ze moeten stilzitten. Ze ervaren geen problemen als ze bezig zijn met
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur roosbergmans. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.