Onderwijspsychologie en leerstoornissen
1. INLEIDING .............................................................................................................................. 2
2. HET DYSLEXIEDEBAT............................................................................................................ 10
3. COGNITIEVE OORZAKEN ..................................................................................................... 21
4. LEES(ONTWIKKELINGS)THEORIEËN .................................................................................... 27
5. HOOGBEGAAFDHEID ........................................................................................................... 36
6. ZITTENBLIJVEN .................................................................................................................... 45
7. INCLUSIEF ONDERWIJS EN GELIJKE ONDERWIJSKANSEN................................................... 57
8. DYSCALCULIE (DEEL 1) ........................................................................................................ 61
9. METACOGNITIE IN HET LEERPROCES.................................................................................. 68
10. DYSCALCULIE (DEEL 2) .................................................................................................... 76
11. DIDACTIEK VAN LEZEN EN REKENEN .............................................................................. 84
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Martijn Van Heel
1
, 1. Inleiding
Ontwikkelingsstoornis = neurologische of psychische aandoening die de ‘normale’
ontwikkeling verstoord
- Breed begrip: continuüm van subjectieve impact
o Wat voor het ene kind heel storend is, kan voor het andere kind geen
probleem zijn
o Heel afhankelijk van (brede) context
- Treedt vroeg in kindertijd op: zowel fysiek als mentaal merkbaar
o Bv.: heel laat kunnen stappen, heel laat beginnen spreken,…
- Voorbeelden
o Autisme
o ADHD
o Zwakbegaafdheid
o Leerstoornissen
Leerproblemen vs leerstoornissen
- Vaak gaan ontwikkelingsstoornissen gepaard met leerproblemen, maar er is een
duidelijk onderscheid
- Leerproblemen: dat zijn letterlijk problemen bij het leren
o Heel brede term
o Kan verschillende betekenissen hebben
§ Gebrek aan motivatie, het niet hebben van een laptop,…
- Leerstoornis: specifieke criteria opgesteld
o Zie oa in DSM-V
- Specifieke leerstoornis: specificiteit in verminderde mogelijkheden
o Leerstoornis op een specifiek, afgebakend onderdeel
o Bv.: moeite om vlot te kunnen lezen terwijl alle andere cognitieve taken
(wiskunde, schoolse vaardigheden) goed gaan
o Specificiteit paradox: quid comorbiditeit
§ Er is een specifieke uitval van vaardigheden maar er is onderliggend
geen specifieke oorzaak te vinden
§ Het gaat altijd over heel algemene, brede dingen die moeilijkheden
veroorzaken
DSM-V: specifieke leerstoornis
- A. Moeite met het aanleren en gebruiken van schoolse vaardigheden, zoals blijkt uit
de persisterende aanwezigheid van minstens 1 van volgende symptomen gedurende
minstens 6 maanden, ondanks interventie gericht op deze moeilijkheden:
o 1. Onnauwkeurig of langzaam en moeizaam lezen van woorden
o 2. Moeite om de betekenis te begrijpen van wat wordt gelezen
o 3. Moeite met spelling
o 4. Moeite om zich schriftelijk uit te drukken
o 5. Moeite met het zich eigen maken van gevoel voor en feiten rond getallen
en berekeningen
o 6. Moeite met cijfermatig redeneren
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Martijn Van Heel
2
, - B. De betreffende schoolse vaardigheden zijn substantieel en meetbaar slechter
ontwikkeld dan gezien de kalenderleeftijd verwacht mag worden en hebben een
significant negatieve invloed op de schoolresultaten en werkprestaties, of op de
alledaagse activiteiten, wat wordt bevestigd door bij de betrokkene afgenomen
gestandaardiseerde prestatietests en een volledig onderzoek. Bij mensen ouder dan
17 jaar kan het gestandaardiseerde onderzoek vervangen worden door een
gedocumenteerde voorgeschiedenis van tot beperkingen leidende leerproblemen
- C. De leerproblemen beginnen tijdens de schooljaren, maar worden soms pas echt
manifest op het moment dat de betreffende schoolse vaardigheden zwaarder belast
worden dan de betrokkene met zijn of haar beperkte vermogens aankan
- D. De leerproblemen kunnen niet beter worden verklaard door verstandelijke
beperkingen, niet-gecorrigeerde visus- of gehoorstoornissen, andere psychische of
neurologische stoornissen, psychosociale tegenslagen, gebrekkige beheersing van de
taal waarin het onderwijs gegeven wordt, of inadequaat onderricht
- Opmerkingen:
o ‘Ondanks interventie’
§ Wat is een gerichte, goede interventie?
§ Hoeveel verbetering is er nodig?
o ‘Niet beter verklaard door …’:
§ Bij verstandelijke beperking
• IQ < 70: geen dyslexie/dyscalculie
• 70 < IQ < 85: IQ wordt in rekening genomen bij het effect van
de interventie
§ Andere stoornissen
• Het niet goed kunnen lezen van rekenopgave (dyslexie) is geen
dyscalculie
o Bij sommige rekenopdrachten heb je een goed lees- en
begripsniveau nodig om oefening te kunnen oplossen
• Soms moeilijk om onderscheid te maken
§ Psychosociale tegenslagen
o ‘Significant negatieve invloed’
§ Sterke leerlingen kunnen (lang) compenseren
§ Bv.: hoogbegaafden gaan ondanks dyslexie/dyscalculie nog steeds
(meer dan) gemiddeld presteren
- Verschillen in intensiteit:
o Licht: enige moeilijkheden met leervaardigheden op 1 of meer leerdomeinen,
maar zo licht dat de betrokkene deze kan compenseren of goed functioneert
met de nodige aanpassingen of ondersteuning
o Matig: duidelijke moeilijkheden met leervaardigheden op 1 of meer
leerdomeinen, in die mate dat het niet waarschijnlijk is dat de betrokkene de
vaardigheden voldoende leert beheersen zonder periodieke, intensieve en
gespecialiseerde ondersteuning
§ Mogelijk aanpassingen of vormen van ondersteuning nodig gedurende
minstens 1 deel van de dag op school, werk of thuis, om de activiteiten
accuraat en efficiënt te kunnen afhandelen
o Ernstig: ernstige moeilijkheden met leervaardigheden die verschillende
leerdomeinen beïnvloeden, in die mate dat het niet waarschijnlijk is dat de
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Martijn Van Heel
3
, betrokkene die vaardigheden zal leren zonder aanhoudende
geïndividualiseerde en gespecialiseerde ondersteuning
§ Zelfs met een heel pakket aan gerichte aanpassingen of ondersteuning
thuis, op school of op het werk, is de kans groot dat de betrokkene
niet in staat is om alle activiteiten efficiënt af te handelen
Dyslexie en dyscalculie:
- Verklarende vs beschrijvende benadering
o Vooral beschrijvend
o Verklarende gaat over de oorzaak
§ Specificiteitsparadox: heel moeilijk om hier te vinden
- Specifieke leerstoornissen met betrekking tot
o Lezen en/of schrijven
o Wiskunde/rekenen
- In welke mate zijn het 2 aparte stoornissen? Moeten we überhaupt spreken over een
stoornis?
o Spreken we niet best gewoon over de zwakkere leerlingen?
o Lees/schrijf en rekenvaardigheden zijn normaal verdeeld
- Praktijk: moeite met opdeling van de intensiteiten
o Is het een stoornis als iemand dit zelf kan compenseren?
- Discussie over diagnostische criteria/definities
o Correcte/tijdige toegang tot hulpverlening is belangrijk
o Zeker in onze maatschappij die zo op lezen en wiskunde is gericht
- Ook nog dyspraxie
o Developmental coordination disorder (DCD)
o Verstoorde (fijne en grove) motoriek
(Leer)stoornis, beperking en handicap
- Oorzaak: verschillende oorzaken mogelijk zoals genetica, omgeving,…
o Vaak ook een combinatie van factoren die tot een stoornis leiden
- Stoornis: een verlies of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische
of psychologische functie, in vergelijking met leeftijdsgenoten
o Opgelet: een stoornis moet niet altijd leiden tot een beperking
o Stoornis kan goed opgevangen worden waardoor het geen beperking wordt
- Beperking: een verlies of afwijking in kwantitatieve/kwalitatieve zin van het
vermogen om activiteiten te verrichten of gedrag te vertonen, overeenkomstig met
leeftijd, geslacht en sociaal culturele context
- Handicap: een nadelige situatie van een persoon als gevolg van een stoornis of
beperking, die de normale rolvervulling van de betrokkene begrenst of verhindert
Persoonlijke impact:
- Stilstaan bij het voorkomen van taal en cijfers in dagelijks leven
o Mensen die het moeilijk hebben met taal en cijfers ondervinden ook veel
moeilijkheden in het dagelijkse leven
o Bv.: instructies lezen, kloklezen, dienstregelingen van het openbaar vervoer
- Ervaren zelf deze discrepantie tussen eigen ‘kunnen’ en de resultaten
o Zorgt voor faalangst en verminderde motivatie
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Martijn Van Heel
4