Pedagogiek
Hoofdstuk 2: Wat is opvoeding?
Theorie van de gewone opvoeding
Er zijn verschillende definities
Definitie
Opvoeding is een impliciet en intentioneel proces van beïnvloeding, met een bepaald doel,
namelijk de zelfstandigheid en volwassenwording van het kind. Dit proces speelt zich af
tussen een kind en de opvoedingsverantwoordelijken. Het opvoedproces wordt beïnvloed
door een wisselwerking van factoren. Concreet gaat het om kenmerken van het kind
(bijvoorbeeld ontwikkelingsnoden, temperament…), kenmerken van de ouder (bijvoorbeeld
persoonlijkheid, opvoedingsgeschiedenis, opvattingen over opvoeden,
opvoedingsvaardigheden) en de context waarin de opvoeding plaatsvindt (partnerrelatie,
buurt, maatschappij). Het opvoedingsproces is niet waardenvrij.
Impliciet betekent onbewust, functioneel. Wanneer we kinderen gaan opvoeden, gaan
we ze beïnvloeden op manieren dat we het zelfs soms niet weten/doorhebben (vb. Wanneer
ouders veel roepen op elkaar gaan de kinderen leren dat dit een ‘normale’ manier van
communicatie is. Maar de ouders hadden dit niet bewust als doel voor ogen).
Intentionele beïnvloeding is zeer bewust (vb. Je wil dat je kind groenten eet. Je spreekt
met de vader af dat als het kind groenten eet zonder te klagen, het een stikker mag plakken
op de deur). Je wilt het kind iets leren. Hier heb je over nagedacht, je weet hoe je het wilt
doen, je hebt een plan.
Voorbeeld impliciete beïnvloeding filmpje: Eten in de zetel en tv kijken, zak snoep openen
in de winkel, ongezond eten doorheen de dag, te laat naar school gaan, met de auto naar
school ook al is dit een korte afstand, veel schermtijd (Nintendo, tv, computer)
Voorbeeld met affiche: Intentioneel want het heeft een doel. Namelijk ervoor zorgen dat
ouders veilig hun kinderen voorstellen aan dieren.
Circulair proces: Beïnvloeding door beiden. Je krijgt een cirkelbeweging die in de twee
richtingen gaat (Kind <--> Opvoeder).
Complementair proces: Opvoeder en kind dragen in gelijke mate bij aan het
opvoedingsproces. Geen van de twee factoren is groter dan de andere. Ze zijn beide
gelijkwaardig en even groot.
Ouders hebben altijd een doel voor ogen voor wat ze willen voor hun kind in de
toekomst.
, Aan de ene kant heb je het kind en aan de andere kant de opvoeder.
Deze factoren noemen we opvoedingsvariabelen. Het zijn factoren die een invloed
hebben op de opvoeding. Zie zijn voor ieder kind/gezin anders.
We hebben vier grote groepen factoren
1. Kenmerken van het kind (vb. Leeftijd, beperking, gedragskenmerken…)
2. Kenmerken van de ouders (vb. Opvoedingsgeschiedenis: je eigen
opvoedingsgeschiedenis gaat altijd mee bepalen hoe je later zelf een kind gaat
opvoeden, gezondheid van moeder of vader…)
3. Context, de omgeving waarin je opgroeit. Dit kan fysiek (vb. Een groot gezin in
een klein onverzorgd huis). Maar ook de mensen die rond je staan tijdens de
opvoeding spelen een rol (Vb. Tante die vaak langskomt, grote familie…).
4. Opvoedingsprogramma (Vb. We bidden voor elke maaltijd, we gaan elke zondag
naar de voetbal, elke zomer gaan we naar Spanje…
Deze opvoedingsvariabelen overlappen en beïnvloeden elkaar.
Je gaat altijd waarden doorgeven aan je kind door opvoeding. Soms is dit heel bewust
(religie, politieke overtuiging) maar dit kan ook onbewust (dure kleren dragen).
Dimensies van opvoeden
Visie van Rink
Opvoeding heeft drie dimensies
Existentiële aspect (er zijn als opvoeder)
Opvoeding als existentieel fenomeen
Begint met een bewustwording van verantwoordelijkheid. Het kind is volledig van de
ouders afhankelijkheid.
Opvoedingsbereidheid, je bent bereid het kind op de voeden. Wanneer je bereid
bent om dit te doen, is er een bepaalde motivatie. Deze twee aspecten hangen niet
altijd samen.
Een opvoedingsdoel hebben. Waar wil je naartoe werken? Wat vind je belangrijk?
Graag en aangepast opvoeden. Je kan perfect opvoeden daar alle juiste dingen te
doen (grenzen, regels…) maar kinderen hebben ook liefde nodig. Je past de
opvoeding aan, aan datgene dat het kind nodig heeft
Pedagogisch besef: Wat heeft het kind in een bepaalde situatie nodig en hoe ga je dit
aanbieden. Je leert een juiste betekenis te geven aan het gedrag van een kind. Hier kan er
een belangenconflict optreden. Je moet je eigen belangen even aan de kant zetten (Vb.
, Wanneer een kind weent ’s nachts moeten de ouders even hun slaap laten om naar het kind
te gaan kijken).
Klinische aspect (handelen)
Opvoeding als klinisch fenomeen
Opvoeden = handelen
Opvoeden = vorm van speciale beïnvloeding
Van eenzijdige naar tweezijdige beïnvloeding. Als het kind ouders wordt, gaat het steeds
meer de ouders beïnvloeden. Dit staat tegenover wat we in de definitie zeiden. Daar zeggen
we dat kinderen van jongs af aan hun ouders beïnvloeden maar Rink zegt dat dit pas gebeurt
naarmate het kind ouder wordt.
Het begint met een wilsbesluit, je wilt het kind opvoeden.
Ouders groeien in hun rol. Je leert opvoeden, er komen steeds nieuwe aspecten
waardoor je constant bijleert.
Opvoeder dient uit te gaan van de eigenheid van het kind. Je voedt elk kind anders
op.
Opvoeden is doelgericht handelen. Je gaat je richten tot het doel dat je voor ogen
hebt.
Uitbreiding van opvoedingsinhoud en verandering van de manier van samenleven. Je
voedt het kind op in de samenleving/tijd waarin het opgroeit.
Normatieve aspect (waarden en normen)
Opvoeden als levensbeschouwelijk fenomeen
Opvoeding is waarde-gericht
Van opvoeden van tot opvoeden tot
Ouders
Remmerswaal
Een kind krijgen is zeer ingrijpend en onomkeerbaar. Ook al beslis je het kind niet op te
voeden, je blijft een ouder. Er is ergens een gevoel dat je een kind hebt, je vraagt je dan ook
soms af hoe het met dat kind zou zijn.
Geboorte van een kind… geboorte van een ouder?
Onvoorwaardelijk: De meeste ouders zeggen dat ze onvoorwaardelijk voor hun kind
gaan zorgen. Ze gaan er altijd zijn voor hun kind zonder voorwaarden.
Een nieuwe identiteit: Wanneer je een ouder wordt, krijg je een nieuwe identiteit. Je
bent niet meer alleen maar een dochter/zoon van iemand. Je bent nu zelf een ouder.
Daardoor gaan, in vele gevallen, ouders hun eigen ouders beter begrijpen.