40 oefenvragen en antwoorden boek Samenlevingen Inleiding in de sociologie / Wilterdink / 9e editie 9789001745660 /
Samenvatting Sociologie (boek samenlevingen) periode 2, leerjaar 1 social work - Fontys
Tout pour ce livre (9)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Journalistiek
Sociaal Culturele Ontwikkeling
Tous les documents sur ce sujet (19)
Vendeur
S'abonner
sophievdvelden
Avis reçus
Aperçu du contenu
Sociaal culturele ontwikkelingen in Nederland
8-35
Sociologie: wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar samenleven. Studie van sociale
netwerkenrelaties tussen actoren. Binnen een groep zijn verschillende sociale posities.
Maatschappij: sociale leven in het algemeen. Grote sociale eenheid waartoe mensen behoren.
Sociologie onderzoekt verschillen tussen aspecten van de samenleving. Sociologie is heel breed en er
zijn dan ook veel specialisaties. Sociologie richt zich vooral op moderne, geïndustrialiseerde
samenleving. Sociologie heeft ook veel overlap met andere disciplines, zoals psychologie,
antropologie en geschiedenis.
Sociologisch verklaren: het doen van uitspraken over causale samenhangen tussen sociale processen.
Bij verklaring komen theorievorming en empirisch onderzoek samen. Er worden generaliserende
uitspraken gedaan over het sociale leven. Socioloog moet objectief zijn, afstand nemen van bepaalde
waarden en belangen. Sociologie omvat politiek en economie en staat naast individu. Mensen zijn
steeds met elkaar verbonden. Interactie: het reageren van mensen op elkaar, zodat het handelen van
de een de aanleiding is voor het handelen van de ander. Cultuur: het aangeleerde gedragsrepertoire
dat mensen in een bepaalde groep gemeen hebben. Interdependentie: onderlinge afhankelijkheid.
Interactie: er is variatie in interactie, kan verbaal en non-verbaal zijn en direct of indirect. Sociaal
handelen (Max Weber): handelen dat georiënteerd is op gedrag van andere mensen. Er is onderlinge
verwevenheid. Interactie is beperkt voorspelbaar. Wanneer mensen geregeld contact hebben wordt
gedrag voorspelbaarder.
Cultuur: mensen die veel met elkaar omgaan ontwikkelen een gemeenschappelijk repertoire van
gedrag, kennis etc. Cultuuroverdracht: het overbrengen van cultuurelementen op anderen.
Socialisatie: leerprocessen die ertoe leiden dat kinderen tot volwassen leden van de samenleving
worden. Socialisatie gaat via imitatie, identificatie en soms dwang. Uiteindelijk internaliseren
kinderen gedrag. Externe controle: zelfdwang. Interne controle: geweten. Binnen samenleving
verschilt socialisatie per groepering subcultuur. Kind krijgt zelfbeeld door socialisatie.
Nature-nurture debat: wat is aangeboren en wat is aangeleerd? Nieuwe ontwikkeling: gedrag is niet
aangeleerd óf aangeboren, maar aangeleerd én aangeboren.
Interdependentie: Ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking is op een manier hulpbehoevend.
We zijn zo onafhankelijk geworden dat we niet eens meer weten van wie we eigenlijk afhankelijk zijn
(bijv. een boek, waar komt papier en inkt vandaan?) Contracttheorieën: oorsprong van menselijke
samenleving is te vergelijken met een contract. Mensen die hier kritiek op hadden geloven niet dat er
ooit mensen zijn geweest die volledig onafhankelijk van elkaar waren. Mensen oefenen macht uit
over elkaar. Bij een afhankelijkheidsverhouding is de verhouding asymmetrischminst afhankelijke
heeft meest macht. Individualisering neemt toe in westerse cultuurmensen laten zich minder
leiden door druk van sociale omgeving bij belangrijke keuzes. Verschillende soorten afhankelijkheid:
bindingen. 4 soorten bindingen:
- economisch: distributie van schaarse goederenkleding, voedsel en onderdak.
- politiek: fysieke dwang die mensen op andere mensen kunnen uitoefenen.
- affectief: afhankelijkheden die betrekking hebben op positieve en negatieve gevoelens die ze voor
elkaar koesteren.
- cognitief: afhankelijkheden die voortvloeien uit processen van kennisvorming en kennisoverdracht.
Samenhang interactie en cultuur: socialisatie,
Samenhang interactie en interdependentie: ook zonder interactie zijn mensen interdependent van
elkaar.
Samenhang cultuur en interdependentie: in cognitieve en affectieve bindingen komen cultuur en
, interdependentie samen.
Samenlevingen veranderen voortdurend. Langetermijn ontwikkelingen hebben een ongepland
karakter (bijv. milieuproblematiek, revoluties etc.) In sommige gevallen zitten er regelmatigheden in
lang termijn processen. 2 voorbeelden van pogingen om regelmatigheden te beschrijven in
geschiedenis van de mensheid als geheel:
1. Uitbreiding van afhankelijkheidsnetwerken: mensen worden in de loop van de geschiedenis steeds
afhankelijker van elkaar. Grootste sociale eenheid is niet meer op nationaal maar op mondiaal
niveauwereldsamenleving. Ook wel globalisering/mondialisering genoemd. Dit proces brengt
asymmetrische verhoudingen met zich mee. Er is ook weerstand tegen globalisering en er treedt
hybridisering op: cultuurelementen worden selectief overgenomen van andere culturen.
2. Maatschappelijke differentiatie: verschillende individuen en groepen gaan zich op verschillende,
onderling verbonden activiteiten toeleggen. Er is arbeidsdeling en hierdoor ontstaan
afhankelijkheidsnetwerken. Verschillende typen bindingen worden steeds makkelijker te herkennen.
Afhankelijkheden worden verdeeld over verschillende instellingen.
3 basisgegevens van menselijk samenleven:
- biologisch: mensen zijn verdeeld in 2 geslachten en er is verschil in leeftijd. Dit brengt
gedragsmogelijkheden met zich mee.
- demografisch: bevolkingsomvang en -dichtheid. Implicaties voor aard van interdependentie.
- geografisch: mensen leven in een fysieke omgeving waar ze afhankelijk zijn. Hoe en in welke mate
zijn mensen in staat hun omgeving te beheersen?
Sociale controle gaat via verzorging en bestraffing en is een manier om mensen ich aan normen en
regels te laten houden. Sociale leven wordt ook geprobeerd ordelijker te maken door sancties:
straffen en belonen.
37-79
Beheersing van vuur is een voorwaarde voor latere technische vernieuwingen. Eerst waren er de
jager-verzamelaars. Toen kwam de agrarische revolutie. Jachtsamenleving: is klein. Samenleving
waarin geen politiek gezag is. De groep is autarkisch. Ze zijn geografisch mobiel: trekken steeds door.
Er is een geringe arbeidsdeling: iedereen verricht ongeveer dezelfde soort werkzaamheden. Ze
hebben weinig materiële goederen. Deze samenlevingen veranderen weinig en langzaam.
Rond 8000 v. Chr. Kwam de overgang naar landbouw en veeteelt, waarschijnlijk door geografische
veranderingen en groei van bevolking. Irrigatielandbouw, bemesting en nomadische veeteelt
ontstond. Nog later werd de ploeg, getrokken door ossen, uitgevonden. Hierdoor konden mensen op
één plek blijven wonen. Bevolking kon groeien door meer productie. Surplusproductie: er werd meer
geproduceerd dan wat voor de boer en zijn gezin zelf nodig was. Er kwam een grotere arbeidsdeling
en specialisatie. Er ontstond elite, stratificatie (sociale ongelijkheid) en staatsvorming. Er
ontstonden markten en steden. Er kwam maatschappelijke differentiatie: meer verschillen.
Uiteindelijk werd het schrift ontwikkeld.
Industriële revolutie: er is een hoger niveau van productie en consumptie, verdere accumulatie van
bezit, hogere bevolkingsdichtheid, verdere arbeidsdeling en sociale differentiatie. Ontwikkeling
wordt gekenmerkt door: toenemende technische beheersing van natuurkrachten, toenemende
maatschappelijke differentiatie en uitbreiding van afhankelijkheidsnetwerken. Samenleving die het
snelst ontwikkelt krijgt een machtsvoorsprong.
Rond 1500 vindt er in West-Europa een omslag plaats van feodalisme (eenzijdige machtsrelatie
tussen boeren en grootgrondbezitters) naar kapitalisme. Specialisatie en arbeidsdeling nemen toe,
waardoor mensen meer afhankelijk van elkaar worden. Grootgrondbezitters vragen steeds vaker geld
aan boeren in plaats van goederen en diensten. Ontwikkeling naar kapitalisme:
1. Vorming van bourgeoisie (ondernemersklasse): een machtige, rijke groep die kapitaal bezitten en
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophievdvelden. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,74. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.