Immunologie
1. Het immuunsysteem: introductie
1.1 Doelstellingen
• De inleidende les heeft tot doel een overzicht te schetsen van de opbouw (structuur) van het
immuunsysteem. Ook wordt een overzicht gegeven van het normale immuunantwoord
(functie) tegen ziekteverwerkers (pathogenen).
• Hoewel deze les vele nieuwe termen bevat die niet expliciet toegelicht worden, is deze
inleiding uiterst belangrijk om een algemeen inzicht te hebben betreffende het
immuunantwoord. Dit vormt als het ware de “kapstok” voor de verdere meer diepgaande
hoofdstukken.
1.2. Leerdoelen (algemeen)
• Uitleggen waartegen het immuunsysteem ons beschermt.
• Aangeven welke cellen deel uitmaken van het immuunsysteem, wat hun functie is en welke
oplosbare producten zij kunnen uitscheiden.
• Aangeven welke rol fagocyten (belangrijkste groep van immuuncompente cellen van het
aangeboren immuunsysteem) en lymfocyten (onderscheid tussen T- en B-lymfocyten)
vertolken bij immuniteit.
• Het verschil aangeven tussen het aangeboren (innate) en het adaptieve (verworven)
immuunantwoord.
• Aangeven wat de belangrijkste eigenschappen zijn van de aangeboren (fagocytose) &
verworven immuunantwoord (lymfocyten).
• Uitleggen hoe antigenen (verzamelnaam voor alle lichaamsvreemde stoffen) herkend worden
door fagocyten & lymfocyten.
• Beschrijven in welke twee fases een immuunantwoord zich afspeelt.
• Aangeven wanneer en hoe een ontstekingsreactie ontstaat en hoe lokaal het
immuunsysteem daarbij betrokken wordt (ontstekingsreacties kunnen enkel plaatsvinden op
een gevasculariseerd weefsel en zijn essentieel om tot een normaal immuunantwoord te
komen)
• De betekenis van immunologisch kennis uitleggen bij een toepassing zoals vaccinatie (ligt aan
de basis van de bescherming van talrijke potentieel levensgevaarlijke infecties)
• Een van de belangrijkste eigenschappen van de aangeboren: fagocytose
• Cellen van het verworven systeem: lymfocyten
• Primair: antwoord van het immuunsysteem als we het antigen voor de eerste keer zien
• Secundair: antwoord van het immuunsysteem als we het antigen terug zien (hopen dat we
dan een soort van resistentie hebben verworven tegen het antigen)
• Ontstekingsreacties kunnen enkel plaatsvinden op een gevasculariseerd weefsel (dus niet bij
avasculair weefsel = weefsel zonder bloedvaten)
,1.3. Functies
• Verdediging
o >< pathogenen (ziekteverwekkers), schadelijke stoffen
• “Pathogenen & schadelijke stoffen”
o Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten (4 grootste groepen ziekteverwekkers)
o Toxines
o Tumoren (kwaadaardige cellen) [Tumorsurveillantie: immuunsysteem moet op zijn
hoede zijn, ontstaan van tumoren tegengaan, kijken waar tumorcellen onstaan]
o Afgestorven weefsel (homeostase door weefselmacrofagen bijvoorbeeld)
• Onderscheid “schadelijk – onschadelijk” (tolerantie) dus “lichaamsvreemd-lichaamseigen”
1.3.1. Uitdaging: diversiteit pathogenen
- CTL: cytoxische T-cel: verworven immuunsysteem
- NK: naturalkillercellen: aangeboren immuunsysteem
- Fagocytose en complement: aangeboren
immuuunantwoord
- Antilichamen: verworven antwoord
- Eosinofielen: granulocyten waarbij in de granulen zeer
toxische producten zitten die op de parasiet gaan
inwerken, waardoor die beschadigd geraakt of cel sterft
• Immuunrespons bij virussen (enkel nm’s) is totaal anders dan het immuunantwoord bij
parasieten die veel groter zijn (enkele cm’s). Virussen kunnen we fagocyteren, maar bij
parasieten is dat onmogelijk
• Verdediging tegen een pathogeen dat zich intracellulair (IC) als het wegsteekt totaal
anders is als de immuunrespons tegen een pathogeen die extracellulair blijft (EC). Tegen
een intracellulair pathogeen is het humoraal immuunsysteem als het ware machteloos.
Het is wel zeer efficiënt tegen extracellulaire omgeving.
• Grootte en plaats zijn al een uitdaging voor het immuunsysteem om hierop te reageren
• Een andere uitdaging is tijd: het moet snel gaan
• Het moet overal kunnen, want pathogenen komen overal voor (onder huid en slijmvliezen
zijn de meest voorkomende plaatsen)
• Voorbeelden hoe pathogenen binnenkomen
- Respiratoir (ingeademd)
- Huid (efficiënte barrière = meerlagig verhoornd → barrière kan doorbroken worden)
1.3.1.1. Plaats
• Extracellulaire pathogenen (buiten gastheercel)
o >> bacteriën, parasieten
o Bereikbaar voor humorale verdediging
▪ Van verworven systeem: antilichamen worden geproduceerd door
plasmacellen, wordt in feite volledig gedragen door de B-lymfocyten die de
antilichamen, immunoglobulines produceren eenmaal ze geactiveerd zijn
geweest en effectercellen zijn geworden
▪ Aangeboren: complement, collectinen, defensinen, …
, • Intracellulaire pathogenen (binnen gastheercel)
o >> virussen, mycobacteriën
o Onbereikbaar voor humorale verdediging → cellulaire immuniteit
▪ Van het verworven systeem; wordt gedragen door de t-lymfocyten
• Th-cellen: indien activatie worden ze geprolifereerd, hierdoor worden
cytokines gevormd en die hebben een ondersteunende functie.
Ze gaan namelijk heel wat defecten van het aangeworven en
aangeboren immuunsysteem ondersteunen. Cytokines helpen ook bij
het antwoord van de B-cellen. Ze zullen mee bepalen welke
antilichamen (5 verschillende klassen) geproduceerd moeten worden
• Tc-cellen : cytotoxische T-lymfocyten → verantwoordelijk voor
apoptose van gastheercellen (bv. virussen) → zo wordt het
intracellulair virus vernietigt worden + replicatie vermijden
o Cellulair immuunantwoord
▪ Aangeboren: NK
▪ Verworven: Th1 & CD8+ CTL
• Slechte voorstelling
- Vanaf het pathogeen komt, worden de 3 barrières
tegelijkertijd opgeroepen (en niet één na één)
• Niet immunologische barrières en immunologische barrières:
- Immunologische: aangeboren en verworven systeem
1.4. Verdedigingslinies (barrières)
• Niet immunologische
• Immunologische: humoraal & cellulair
o Aangeboren
o Verworven
1.4.1. Casus 1.1: tuinman
• Snijdt in vinger (vuil snoeimes)
- Speeksel, MAAR nooit een wonde met speeksel verzorgen !!! → zoo van pathogenen
• ‘s avonds: kloppende pijnlijke rode gezwollen vinger (RCTDFL: lokale ontstekingsreactie1)
• Dag nadien: nog meer zwelling, okselklieropzetting ter hoogte van de rechter oksel (LN) en
koorts (systeemreactie)
• Drainerende klier → zet immuunrespons in gang. In het begin gaat dit heel traag: primair
• Huisarts: etter (immuuncompetente cellen, neutrofiele cellen van immuunrespons)
puncteren+ AB (antibiotica)
• Onmiddellijk minder pijn, ontzwellen klier, koorts wijkt
1.4.2. Niet immunologisch
• Fysisch (mechanisch)
o Huid (meerlagige acellulaire hoornlaag → pathogenen kunnen zeer moeilijk
binnendringen), epitheel (vaak éénlagig tenzij mond en vagina)
1
Rubor, calor, tumor, dolor, function leasa
, o Flow & turbulentie (speeksel, urine (voldoende drinken om geen infecties te krijgen),
lucht, …): door het inademen van lucht krijg je het flow effect stroming en doordat die
lucht normaal door de neus en de sinus gaat, ontstaat er een soort turbulentie. Die
gaat ervoor zorgen dat de pathogenen die eventueel mee naar binnengaan tegen het
epitheel aankletsen en op die manier efficiënter geëlimineerd kunnen worden.
o Desquamatie (afschilfering): bepaalde epithelia kunnen afschilferen waardoor het
moeilijker voor pathogenen wordt om binnen te dringen.
o Trilharen
• Chemisch
o pH (maag, urine): maag heeft een lage pH
waardoor zeer weinig bacteriën erdoor gaan. Er
bestaan wel een paar situaties waarbij we deze
barrière kwijt zijn (bv.: maagzweer, maagverkleiner
door operatie…) → kans wordt dan groter dat er
een infectie plaatsvindt
o Vetzuren (huid), proteasen (lyzozyme: traanvocht)
▪ Traanvocht: heel dunne film, vol met
dingen om ons te verdedigen → miljoenen
pathogenen die op ons oog drukken, maar
door traanvocht worden die pathogenen
tegengehouden (In traanvocht zitten
lyzozymes)
• Biologisch
o Normale flora (kolonisatieresistentie: milieu creëren waardoor bepaalde pathogenen
moeilijk kunnen overleven, bijvoorbeeld bij de vrouw vaginaal) CAVE gebruik
antibiotica
o Scheppen anaërobe of zure toestand
Deze figuur geeft aan dat ter hoogte van één en
dezelfde tractus, met name de luchtwegen deze
barrières kunnen verschillen afhankelijk van waar
de tractus zich bevindt.
Foto D-day: conclusie: barrières zijn goed, maar niet altijd goed genoeg.
1.4.3. Immunologisch
1.4.3.1. Aangeboren immuunsysteem
• Het aangeboren immuunsysteem is niet adaptief. Dat betekent dat bij elke infectie en her-
infectie door een pathogeen het aangeboren systeem zich niet aangepast zal hebben. Het zal
altijd op dezelfde manier terugslaan.