Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Formeel strafrecht, alle arresten en literatuur (Cijfer: 8) €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Formeel strafrecht, alle arresten en literatuur (Cijfer: 8)

 33 vues  3 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting Formeel strafrecht, alle arresten en literatuur (Cijfer: 8) Alle leerdoelen van alle zeven problemen + jurisprudentie uitgewerkt in 29 pagina's. Na de onderwijsgroepen telkens toevoegingen en aanpassingen gemaakt. Cijfer voor het tentamen: 8.

Aperçu 3 sur 29  pages

  • Oui
  • 6 juillet 2023
  • 29
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Formeel strafrecht | Samenvatting | Jaar 2
1

Probleem 1: Alles wat er gezegd wordt!
Het voorbereidend onderzoek (artikel 132 Sv) bestaat onder andere uit het opsporingsonderzoek. Dit eindigt
wanneer de behandeling ter terechtzitting aanvangt.

1. Wat is opsporingsonderzoek en wie zijn daarmee belast?
• Opsporingsonderzoek (titel 1 boek II): strafvordering begint met de opsporing. Dat onderzoek wordt verricht onder het gezag
van de officier van justitie (artikel 132a Sv). Let op: enkele bevoegdheden van opsporingsambtenaren zijn in Boek I, titels IV
t/m VC (dus voor politie kijk naar Boek I). Van opsporing kan worden gesproken als er een vermoeden is dat een
strafbaar feit is begaan. Dan pas kan het optreden van de politie en justitiële autoriteiten als opsporing worden
aangemerkt. Zo’n vermoeden kan door verschillende manieren worden gewekt (aangifte, heterdaad, door autoriteiten zelf ontdekt).
a. De klassieke opsporing: uitgangspunt is een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit. Kenmerkend is dat het I) plaats heeft naar
aanleiding van een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit; II) gericht is op de opheldering van dat feit reactieve opsporing.
b. De repressieve controle: bestaat uit het speuren naar mogelijk gepleegde strafbare feiten. Hier is nog geen sprake van een
vermoeden dat een strafbaar feit is gepleegd en is gericht op de strafrechtelijke handhaving van de wet.
c. De proactieve opsporing: gaat om de opsporing van toekomstige feiten, om feiten die nog gepleegd moeten worden.
d. Het inlichtingenwerk: van elke politiekorps maakt een Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) deel uit. Zij sturen informatie naar de
recherche. Zij geeft aan op welke feiten en personen de opsporing zich moet richten.
e. Het verkennend onderzoek: gaat om het verkrijgen van een beeld van een bepaalde sector in de samenleving. De resultaten van het
onderzoek kunnen betrokken worden bij het bepalen van de opsporingsprioriteiten en kunnen aanleiding geven tot gerichte
opsporingsonderzoeken.


Artikelen 141 (algemene) en 142 Sv (bijzondere) geven een opsomming van de personen die met de opsporing
zijn belast. De opsporingstaak van een gewoon opsporingsambtenaar is algemeen; dus niet beperkt. De taak
van buitengewoon opsporingsambtenaren is wel beperkt tot bepaalde strafbare feiten. Deze artikelen + artikel 3
Politiewet 2012 scheppen voor de opsporingsambtenaar een bevoegdheid en een plicht: hij kan buitenwettelijke
opsporingsbevoegdheden hieraan ontlenen, wordt bevestigd in artikel 159 Sv.
Artikel 127 Sv bepaalt dat alle personen die met de opsporing van het strafbare feit zijn belast,
opsporingsambtenaren zijn (dus geen onderscheid). *Als in een wettelijke bepaling van opsporingsambtenaar wordt gesproken,
heeft die bepaling betrekking op alle personen die onder artikelen 141 en 142 gegeven opsomming vallen.
● Officier van justitie (artikel 141 Sv): verwezenlijkt zijn opsporingstaak vooral door het daartoe geven van bevelen aan
de overige personen met de opsporing belast (artikel 148(2)). Het gezag dat de OvJ over de opsporing uitoefent
(artikel 132a Sv), concretiseert zich in deze bevelsbevoegdheid. Zijn gezag heeft een belangrijke waarborgfunctie en
zijn feitelijke betrokkenheid verschilt van zaak tot zaak.
● Politie (opsporingsambtenaren, artikel 141 Sv): heeft een eigen professionaliteit en gaat in de praktijk met een grote
mate van zelfstandigheid te werk (artikel 127 Sv).
● Rechter-commissaris: zie leerdoel 2, maar fungeert in ieder geval niet langer als onderzoeksrechter. Zijn bemoeienis
blijft beperkt tot het verrichten van de door de OvJ gevorderde onderzoekshandeling.
● Hulpofficier van justitie (artikel 146a Sv): maakt geen deel uit van het Openbaar Ministerie. Zij hebben een
aanvullende rol bij de bewaking van de kwaliteit en de behoorlijkheid van het opsporingsonderzoek.

Opsporing beperkt zich niet tot het voorbereidend onderzoek. Dat blijkt uit artikel 148c Sv, dat bepaalt dat de OvJ de
advocaat-generaal op diens verzoek bijstand verleent bij het opsporingsonderzoek in zaken die in hoger beroep aanhangig zijn.
In elk stadium van het geding kan nieuw bewijsmateriaal opduiken, waarnaar onderzoek moet worden verricht, of kunnen
onduidelijkheden rijzen die moeten worden opgehelderd. Het initiatief daartoe kan van de politie/OM/rechter uitgaan.

2. Wat is de rol van de rechter-commissaris in het opsporingsonderzoek?
Met de Wet versterking positie rechter-commissaris is zijn rol geherdefinieerd. Hij kan nog steeds worden
ingeschakeld voor het verrichten van onderzoek, maar hij is volgens de wet niet langer een onderzoeksrechter
die met het onderzoek naar het gepleegde feit is belast. Hij is een rechter. Dit betekent dat zijn toegevoegde
waarde niet schuilt in een grotere deskundigheid, maar wel in zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De
rechterlijke rol dient als een vorm van toezicht op het opsporingsonderzoek (artikel 170(2) Sv).
De gedachte is dat de RC de evenwichtigheid en de volledigheid van het opsporingsonderzoek realiseert doordat hij in
voorkomende gevallen gebruikmaakt van de bevoegdheden om (aanvullend) onderzoek te verrichten die de wet hem toekent.
De taak om toezicht te houden komt tot uiting met de toepassing van bepaalde ingrijpende dwangmiddelen (titel III van Boek II).

In artikelen 181 en 182 Sv vindt je de hoofdregel dat de RC alleen op vordering van de OvJ of op verzoek van de
verdachte onderzoekshandelingen mag verrichten. De uitzondering op die regel is te vinden in artikel 182(7) Sv,
die ambtshalve bevoegdheid bestaat alleen ten aanzien van het feit waarvoor die voorlopige hechtenis is
bevolen. De RC is niet verplicht om gevolg te geven aan de vordering van de OvJ of het verzoek van de
verdachte (artikel 181(2) en 182(5) Sv). Tegen een afwijzende beslissing staat een rechtsmiddel open via artikel
446 en artikel 182(6) Sv.

, Formeel strafrecht | Samenvatting | Jaar 2
2

Overige taken en bevoegdheden van de RC naast onderzoekshandelingen:
a. Onderzoek in opdracht van de zittingsrechter (artikel 316(1) Sv): (3) bepaalt daarbij dat het onderzoek wordt gevoerd
overeenkomstig de bepalingen die betrekking hebben op het verrichten van onderzoekshandelingen door de RC. Dit
is als de zittingsrechter het onderzoek ter zitting schorst, omdat enig onderzoek door de RC noodzakelijk is.
b. Onderzoek op verzoek van het slachtoffer: in feite gaat het hier om een vorm van hoger beroep tegen de beslissing
van de OvJ zie artikel 151g jo. artikel 151e of artikel 151g(3) en artikel 177b Sv.
c. Voorarrestrechter: oordelen over de bewaring en inverzekeringstelling van de verdachte.
d. Machtigingsrechter: bij ingrijpende opsporingsbevoegdheden is een voorafgaande machtiging van de RC vereist.
e. Onderzoeksbevoegdhedenrechter: aan de RC zijn ook onderzoeksbevoegdheden toegekend die geen plaats hebben
gekregen in de tweede afdeling van titel II van Boek III.
f. Procesbewaker: artikel 180 Sv bepaalt dat de RC waakt tegen nodeloze vertraging van het opsporingsonderzoek. Uit
(2) blijkt dat er twee gevallen zijn waarin de RC deze toezichthoudende taak kan uitoefenen.


3. Wat zijn bijzondere opsporingsbevoegdheden en aan welke voorwaarden wordt getoetst of de
inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid rechtmatig heeft plaatsgevonden?
Met de inwerkingtreding van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet Bob) kon een verruiming van het
opsporingsbegrip, waaronder proactieve opsporing, een plaats krijgen in het Wetboek van Strafvordering. In titel IVA zijn de
Bob-bevoegdheden geregeld die verband houden met klassieke opsporing. Als verdenkingsvoorwaarde geldt steeds het
redelijk vermoeden dat een misdrijf is begaan. Titel V gaat over het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige
misdrijven in georganiseerd verband. De HR heeft gesteld dat het onderscheid tussen beide titels mede gelegen is in het doel
waarvoor de bevoegdheden aangewend: titel IVA gaat primair over het oplossen van reeds gepleegde feiten, titel V over het
oplossen van toekomstige feiten.

De verschillende Bob-bevoegdheden zijn telkens geregeld volgens één vast patroon:
a. Zij zijn gegoten in de vorm van een bevel van de OvJ aan een opsporingsambtenaar. Het gaat er hierbij om dat de
OvJ schriftelijk toestemming geeft en toezicht houdt. Vanwege de ernstige inbreuk die gemaakt wordt op de privacy
van de betrokkenen heeft de wetgever in geval van direct afluisteren (artikel 126l Sv) en het aftappen van de telefoon
(artikel 126m Sv) als extra waarborg een voorafgaande machtiging van de RC geëist. Verlening van het bevel is
mogelijk, maar dat vereist een nieuwe beoordeling door de OvJ.
b. Bij elke bevoegdheid is de vereiste verdenking gespecificeerd.
c. Per bevoegdheid is aangegeven aan welke opsporingsambtenaren het bevel kan worden gegeven.


Er zullen nu drietal Bob-bevoegdheden die nader worden bekeken:
I. Stelselmatige observatie (artikel 126g Sv): volgen en waarnemen gaan meestal samen.
Dit artikel spreekt van het volgen van een bepaalde persoon en niet van een verdachte, dus de
bepaalde persoon in kwestie hoeft niet de verdachte te zijn. De naam van de gevolgde persoon moet
worden vermeld in het bevel van de OvJ zie (5). Als die naam onbekend is moet de persoon zo
nauwkeurig mogelijk worden aangeduid.
+ Een bevel van de OvJ is pas vereist als die observatie stelselmatig
is. Het moet dus gaan om observaties die inbreuk maken op de
privacy van de betrokken persoon.
+ De duur, de plaats, de intensiteit of frequentie van de observatie en
het gebruik van technische hulpmiddelen zijn criteria! Van belang lijkt
ook welk aspect van iemands privéleven in kaart wordt gebracht.
+ Voor het gebruik van technische hulpmiddelen moet de OvJ apart
toestemming geven zie (3).
+ Ten behoeve van de observatie mogen stiekem besloten plaatsen
worden betreden zie (2). Voor het uitoefenen hiervan moet de OvJ apart toestemming geven. Bovendien
geldt een aangescherpte verdenkingsvoorwaarde.

II. Pseudokoop en pseudodienstverlening (artikel 126i Sv): het afnemen van goederen van de verdachte,
en verlenen van diensten aan de verdachte. Kenmerkend voor deze
bevoegdheid, is dat de opsporingsambtenaar undercover opereert.
+ Hierbij geldt het instigatieverbod (Tallon-criterium) de
opsporingsambtenaar mag een verdachte niet brengen tot andere
strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. Er
moet van tevoren sprake zijn van en op objectieve feiten en
omstandigheden stoelende verdenking dat de betrokkene zich
bezighoudt met criminele activiteiten of plannen
maakt/voorbereidingen treft om ernstig misdrijf te plegen.
- Subjectieve invulling van het Tallon-criterium: hier ligt de nadruk op
de al bestaande intenties van de uitgelokte persoon. Was bij hem
sprake van een predisposition?

, Formeel strafrecht | Samenvatting | Jaar 2
3

- Objectieve invulling van het Tallon-criterium: ligt de nadruk op het gedrag van de undercoveragenten. Brachten
zij de uitgelote persoon in verleiding?
+ Dit artikel spreekt wel van verdachten. Niet-verdachten mogen dus niet worden benaderd. Daarbij geldt dat
het misdrijf soortgelijk moet zijn.
+ Pseudoverkoop is niet toegestaan.

III. Telefoontap (artikel 126m Sv): het is de OvJ die een telefoontap kan bevelen, maar een machtiging van
de RC is vereist! Dit artikel gaat niet alleen over telefoonverkeer, maar om vormen van vertrouwelijke
telecommunicatie. Er wordt gesproken van opnemen, waardoor aan de hand van opnames, achteraf
gecontroleerd worden of de opsporingsambtenaar de gesprekken heeft weergegeven.
+ Het gaat hier om het opnemen van vertrouwelijke communicatie die niet via een telecommunicatienetwerk
verloopt (verschil met artikel 126l Sv). Dit biedt twee belangrijke functies:
a. De eerste is dat zij een aanknopingspunt biedt voor de eisen die op
basis van artikel 126ee Sv bij AMvB aan de apparatuur gesteld
worden en die bedoeld zijn om de betrouwbaarheid van de
opnames te garanderen.
b. De tweede functie is dat voor het afluisteren van communicatie
zonder gebruik van een technische hulpmiddel geen bevel van de
OvJ nodig is.
+ Als het opsporingsonderzoek tot vervolging leidt, zal de verdachte er
op die manier achter komen dat zijn telefoon is getapt. Dat blijkt dan
uit het dossier (vgl. artikel 126aa Sv). Dat is anders als zij niet
vervolgt worden of de ‘slachtoffers’ die geen verdachten waren. Door
middel van artikel 13 EVRM hebben zij recht op effective remedy,
maar dat kan alleen als zij weten dat er sprake was van een inbreuk
op privacy. Artikel 126bb Sv de zogenaamde notificatieplicht (geldt
voor alle Bob-bevoegdheden).
+ Oplossing op het privacyprobleem? Uitgangspunt in artikel 126aa(1) Sv: de onderzoeksresultaten die voor
de beoordeling van de zaak van belang zijn, moeten bij de processtukken worden gevoegd. Irrelevante
informatie mag worden weggelaten, maar ze moeten wel worden bewaard. Pas als de zaak is geëindigd,
mag tot vernietiging worden overgegaan (artikel 126cc Sv). Een uitzondering hierop in artikel 126dd.

In het arrest Stille sms was de centrale vraag of artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 en 142 Sv de inzet van
de stille sms kunnen legitimeren. Dit kan indien deze verzending slechts een beperkte inbreuk maakt op
grondrechten van burgers en niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. De
toepassing van deze opsporingsmethode kan jegens de gebruiker van de telefoon onrechtmatig zijn indien zij in
verband met de duur, intensiteit en frequentie ervan geschikt is een min of meer compleet beeld te verkrijgen van
bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene.
I. Wordt op deze wijze in betekenende mate inbreuk gemaakt op de privacy van de persoon, die het telefoontoestel bij zich heeft
waarnaar de stille sms wordt gezonden?
II. Moet het gebruik van stille sms niet onder één van de reeds wettelijk erkende dwangmiddelen worden gebracht waardoor er moet
worden voldaan aan de in verband gestelde voorwaarden? (dus valt het onder artikel 126m of artikel 126g)
III. Word stille sms in het onderhavige geval op zodanige wijze gebruikt dat inbreuk werd gemaakt op de regels van een eerlijk proces?


In casu was bovendien van tevoren besproken met en goedgekeurd door de bevoegde OvJ, van de inzet is een proces-verbaal
gemaakt, maatregelen getroffen om de inbreuk zo gering mogelijk te houden door beperking van het aantal verzonden
sms-berichten, werd ook gekeken naar proportionaliteit en subsidiariteit. Het ging om de volksgezondheid en hierdoor was het
gebruik van een stille sms passend; MAAR was wel sprake van onvolledige verslaglegging.

Noot P.H.P.H.M.C. Kempen:
De vraag was of het ondertussen niet beter is om nieuwe methoden zo veel mogelijk onder bestaande specifieke
bevoegdheidsbepalingen te brengen. Maar dat is niet zo, omdat het dan niet langer doorzichtig is en zal het ook niet kunnen
voldoen aan artikel 8(2) EVRM dat de bevoegdheid bij de wet voorzien is. In dit arrest komt de HR met een aantal criteria die
aansluiten bij de MvT van de Wet Bob.
● Inbreukcriterium (geldt voor alle grondrechten): een niet specifiek in de wet geregelde wijze van opsporing geldt dat
opsporingsambtenaren ingevolge artikel 3 Politiewet 2012, 141 en 142 Sv alleen bevoegd zijn deze in te zetten op
een wijze die een beperkte inbreuk maakt op grondrechten van burgers en;
● Integretiteitscriterium: die niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing.

De auteur stelt dat bij de methode van stille sms bruikbaar is voor een langere periode, in welk geval al gauw sprake zal zijn van een meer dan
beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zodat dit thans niet toelaatbaar is, kan het nuttig zijn om voor deze methode wel een specifieke
regeling te treffen. Daarnaast concludeert hij dat de HR de aanvullende waarborgen als harde eisen moet formuleren, in plaats van dat deze
slechts als feiten en omstandigheden in een casuïstische beoordeling mee te wegen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur soraeur. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter