Maatschappijleer samenvatting I H4 en H5 I Pluriforme Samenleving en Verzorgingsstaat
Maatschappijleer samenvatting vwo 4 - hoofdstuk 5
Maatschappijleer samenvatting vwo 4 - hoofdstuk 4
Tout pour ce livre (21)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Maatschappijleer
4
Tous les documents sur ce sujet (994)
Vendeur
S'abonner
timovanbreukelen
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting maatschappijleer
H3
H3: Parlementaire democratie
3.1 Wat is democratie?
3.1.1 Wereld bedekt met staten
In 1648 werd de Vrede van Münster, de Vrede van Westfalen, gesloten. Dit verdrag maakte een eind
aan een lange tijd van conflicten en godsdiensttwisten in Europa. Het erkennen van de soevereine
staat, een staat die op een bepaald, duidelijk begrensd gebied het hoogste gezag uitoefent en het
geweldsmonopolie heeft, stond centraal. Staten respecteren in principe de onderlinge soevereiniteit
en kunnen elkaar geen regels opleggen. Het moderne systeem van staten werd geboren.
Thomas Hobbes (filosoof uit de 17e eeuw) betoogde dat burgers belang hebben bij één ‘soeverein’,
die alles bepaalde. Volgens Hobbes was dit de verstandigste keuze. Het alternatief was namelijk een
oorlog van allen tegen allen: mensen zouden elkaar continu bedreigen en op zichzelf aangewezen
zijn. Dat leven zou ‘poor, nasty, brutish and short’ zijn, volgens Hobbes.
3.1.2 Het belang van politiek
Politiek gaat over het maken van keuzes waaraan allen in een staat zijn gebonden. Die keuzes
worden in algemeen geldende wetten vastgelegd. De wetten worden uitgevoerd door ‘dienaren van
de macht’.
De meeste van de onderwerpen die behandeld worden zijn van algemeen belang.
Onderwijs is dit ook, want je betaalt via belastingen eraan mee en kan er in de toekomst mee worden
geholpen.
De politiek heeft een dilemma: kiezen voor snel, daadkrachtig en efficiënt besturen of voor een
maximale participatie van burgers in de politiek. Allereerst kijk je vooral naar doelmatig resultaat,
daarna kies je voor een proces van democratische besluitvorming, waarbij je de belangen afweegt.
3.1.3 Democratie
Democratie betekent letterlijk ‘het volk regeert’ (‘demos’ = volk, ‘kratein’ = regeren). Meer dan de
helft van de wereld leeft in een democratie, maar de zuivere vorm komt nauwelijks meer voor.
Vroeger bestond er directe democratie in kleinere samenlevingen (bv Athene). De bevolking stemde
dan op het stadsplein over belangrijke beslissingen. Nu bestaat in sommige landen het referendum,
een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel.
Kenmerken
In de meeste democratische landen zien we vormen van indirecte democratie, representatieve
democratie. Hierbij kiest het volk vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en aan de bevolking
verantwoording moeten afleggen over hun beleid. Deze vorm is praktischer dan directe democratie:
met een kleinere groep kom je sneller tot besluiten. Ook kunnen volksvertegenwoordigers zich
grondig verdiepen in ingewikkelde onderwerpen. Onze representatieve democratie is gebaseerd op
de beginselen van de rechtsstaat.
Andere kenmerken democratie:
- Er is individuele vrijheid. Je mag je mening uiten en je leven inrichten zoals je wilt.
- Er gelden politieke grondrechten: iedereen vanaf 18 mag stemmen, zich verkiesbaar stellen als
volksvertegenwoordiger en politieke partijen oprichten.
,- Politie en leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden. Ze mogen burgers niet zomaar
oppakken en geweld mag alleen in bepaalde situaties worden toegepast.
- Er bestaat onafhankelijke rechtspraak: rechters staan los van het parlement en de regering.
- Er is persvrijheid.
Parlementair of presidentieel stelsel
Er zijn twee soorten representatieve democratieën: parlementaire en presidentiële stelsels. In een
land met een parlementair stelsel kiest de bevolking via verkiezingen een parlement, het hoogste
machtsorgaan. Op basis van de samenstelling hiervan, wordt er een dagelijks bestuur gevormd van
ministers en staatssecretarissen, een kabinet.
Landen met een parlementair stelsel hebben meestal nog een niet-gekozen staatshoofd, van wie de
macht beperkt wordt door een grondwet/ constitutie.
In een presidentiële democratie kiest de bevolking ook het staatshoofd. Die heeft vaak veel
bevoegdheden. Frankrijk en de VS hebben een presidentieel stelsel. De president staat aan het
hoofd van de regering, de uitvoerende macht, en kan naar eigen keuze ministers benoemen en
ontslaan. Hij mist in de meeste landen het ontbindingsrecht, het recht om het parlement te
ontbinden.
De Nederlandse staat
Nederland heeft sinds 1814 een constitutionele monarchie, een staatsvorm waarin de taken en
bevoegdheden van de koning in de Grondwet zijn vastgelegd. In 1848 kwamen allerlei Europese
landen in opstand tegen soevereine machthebbers, waarna de koning onder druk besloot dat in
Nederland de macht van de koning grondwettelijk beperkt moest worden. Sindsdien moet elke
koning(in) zich houden aan de grenzen die de verantwoordelijke regering aangeeft. Nederland is nu
een parlementaire democratie met een constitutionele vorst.
De grondwet laat zien hoe belangrijk de waarden vrijheid en gelijkheid voor een democratie zijn:
iedereen mag meedoen en je mag zelf bepalen op welke manier je gebruikmaakt van je politieke
rechten. We zien op de volgende manieren in onze Grondwet dat we in een democratie leven:
- Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig omschreven.
- Alle Nederlanders hebben actief en passief stemrecht.
- De regels voor de politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
- De overheid laat de media vrij en moet er voor zorgen dat ze over de juiste info kunnen beschikken.
3.1.4 Autoritaire regimes
Kenmerken
Het basiskenmerk van elk autoritair regime is dat de drie machten in handen zijn van een kleine
groep mensen.
Andere kenmerken:
- Er is geen onafhankelijke rechtspraak.
- Grondrechten worden niet gerespecteerd.
- Oppositiepartijen zijn vaak verboden.
- Er is vaak overheidsgeweld.
- Bij verkiezingen is er veelal sprake van verkiezingsfraude, manipulatie en geweld.
- Er is geen persvrijheid. De media en kunstuitingen staan onder censuur van de overheid.
Soorten regimes
- Ideologische autoritaire regime: communistische partij aan de macht, burgers amper vrijheden. Er
was sprake van indoctrinatie. Fascisten: sterk nationalistisch, wijzen de democratie af.
, - Religieuze autoritaire regime, theocratie: de godsdienst is verheven tot staatsideologie.
- Militaire autoritaire regimes: regimes waar het lager alle macht heeft en de leider een militair is.
3.2 Politieke stroming
Nederland werd midden 19e eeuw een parlementaire democratie. Toen had de overheid een
beperkte rol. De verschillen tussen arm en rijk waren groot. Ook veranderde de samenleving snel
door de groeiende industrialisatie en verstedelijking.
Hier ontstonden de eerste politieke partijen, met verschillende ideeën over hoe de veranderende
samenleving ingericht moest worden. De ideeën zijn te koppelen aan drie belangrijke politieke
stromingen: het liberalisme, het confessionalisme en het socialisme.
3.2.1 Wat is een ideologie?
Bijna alle politieke partijen ontstaan vanuit een ideologie, een samenhangend geheel van ideeën
over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Het gaat hier om twee vragen:
1. Welke normen en waarden staan centraal?
2. Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied?
Links wil de ongelijkheid verminderen door voldoende sociale voorzieningen te bieden voor mensen
die dat nodig hebben.
Rechts wil zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid op sociaaleconomisch gebied.
Als je ideologie tussen links en rechts inzit, dan noem je het het politieke midden.
3.2.2 De drie hoofdstromingen
Liberalisme
Volgens het liberalisme moet ieder individu zich optimaal kunnen ontplooien: wat goed is voor het
individu, is goed voor de maatschappij. Mensen zijn niet gelijk, maar gelijkwaardig. Ze moeten
elkaars opvattingen respecteren. Persoonlijke en economische vrijheid, individuele
verantwoordelijkheid en tolerantie zijn sleutelbegrippen in het liberalisme.
Het ontstond na de Franse Revolutie. De liberalen kwamen in opstand tegen de onbeperkte macht
van de koning. Ze werden vooral gesteund door de ‘gegoede burgerij’, mensen die hun geld
verdienden in de handel en industrie. Ze wilden meer persoonlijke en economische vrijheid, zodat ze
niet belemmerd werden in hun werkzaamheden.
Liberalen nu
Een vrijemarkteconomie is volgens de liberalen het beste voor het land. De overheid moet zich
beperken tot kerntaken. Het liberalisme is rechts. Ze wijzen de verzorgingsstaat niet af, maar willen
er voor zorgen dat burgers niet te afhankelijk worden van de overheid. VVD, D66 en Volt zijn het.
Socialisme
Het socialisme benadrukt dat niet iedereen gelijke mogelijkheden heeft. ‘Vrijheid’ en
‘gelijkwaardigheid’ betekenen pas iets als mensen ook gelijke kansen hebben. Mensen moeten
solidair met elkaar zijn: mensen met een hoger inkomen moeten meer belasting betalen.
Het ontstond als reactie op de slechte werkomstandigheden van de arbeiders. Volgens socialisten
was de vrijemarkteconomie de oorzaak van de wantoestanden, omdat de fabriekseigenaren elkaar
beconcurreerden door de lonen van de arbeiders steeds verder te verlagen. De socialisten streefden
naar gelijkheid. Over de vraag hoe ze dat konden bereiken, verschilden de meningen:
- Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden overnemen.
- Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken langs parlementaire weg: via
verkiezingen in het parlement komen en deelnemen aan politieke besluitvorming.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur timovanbreukelen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.