Inleiding tot de Filosofie
LES 1: inleiding
Kalender
15/02 toelichting thema’s, werkvormen en examenvorm
22/02 THEMA 1: ethiek (deel 1)
24/02 THEMA 1: ethiek (deel 2)
01/03 CASUS Biodiversiteit en klimaat
08/03 THEMA 2: sociale en politieke filosofie (deel 1)
15/03 THEMA 2: sociale en politieke filosofie (deel 2)
22/03 CASUS Democratie en populisme
29/03 THEMA 3: Cultuurfilosofie (deel 1)
PAASVAKANTIE
19/04 THEMA 3: Cultuurfilosofie (deel 2)
26/04 CASUS Identiteitspolitiek, ANTIRACISME EN DEKOLONISERING
03/05 THEMA 4: wetenschap, technologie en samenleving (deel 1)
10/05 THEMA 4: wetenschap, technologie en samenleving (deel 2)
17/05 CASUS Digitalisering EN ARTIFICIËLE INTELLIGENTIE
24/05 Slotcollege, vragen bij de leerstof
WERKVORM: HOORCOLLEGES
• Ondersteunen de studie van de behandelde hoofdstukken van het handboek: ze trachten
met extra voorbeelden, toelichtingen, beeld- en videomateriaal moeilijke passages
begrijpelijk te maken;
• Leggen inhoudelijke accenten: ze maken duidelijk wat grondig bestudeerd moet worden;
• Bieden een inhoudelijke uitwerking van de vier thema’s door actuele maatschappelijke
casussen te bespreken en verschillende stemmen daarbinnen toe te lichten;
• Geven toelichting en duiding bij de geselecteerde tekstfragmenten van hedendaagse
filosofische auteurs, en koppelen de centrale vragen van deze auteurs terug naar de
casussen.
Examen: schriftelijk gesloten boek
EXAMEN: schriftelijk (gesloten boek): 9 juni 2023
1. Algemene kennis (40%): Eenvoudige meerkeuzevragen die nagaan of de student voldoende
goed vertrouwd is met de leerinhouden van alle hoorcolleges. Studenten krijgen een lijst met tien
uitspraken waarvan ze alle ware uitspraken moeten aankruisen. Er zijn géén valstrikken: een
uitspraak is ofwel een getrouwe weergave van een leerinhoud uit de hoorcolleges (en dus waar),
ofwel een geheel verzonnen of compleet verdraaide leerinhoud die onwaar is. Er wordt geen
giscorrectie toegepast.
,2. Begrip (30%): Drie begrippen die de student ofwel kernachtig en helder moet definiëren, ofwel
moet toepassen of met een duidelijk voorbeeld moet toelichten.
3. Inzicht en kritische reflectie (30%): Open vraag.
Eindcompetenties
- De studenten hebben inzicht in centrale kernthema's van de westerse filosofie.
- De studenten kunnen een wijsgerige argumentatie begrijpen en reconstrueren.
- De studenten kunnen wijsgerige theorieën en concepten duiden en toepassen in actuele
maatschappelijke casussen.
- De studenten kunnen een standpunt beargumenteren met betrekking tot de leerstof.
- De studenten kunnen hun eigen (impliciete) veronderstellingen met betrekking tot actuele
casussen kritisch bevragen.
,LES 2: ETHIEK over het goede en het juiste
Aandachtspunten
• Begrippenkader
• Het funderingsprobleem
• Vrijheid, authenticiteit, geluk
• Utilitarisme versus ethiek van Kant
Begrippenkader
Waarden en deugden
Waarden: algemene morele uitgangspunten, aspecten van het leven die we belangrijk
(‘waardevol’) vinden. Drukken een beoordeling of evaluatie uit:
Bijvoorbeeld “tolerantie is de basis van onze democratie”, hiermee wil je zeggen dat tolerantie
een belangrijke waarde is. “Alles staat of valt bij eerlijkheid”, daarmee druk je een waarde uit in je
leven. “Gezondheid is een kostbaar goed”, daarmee zeg je dat je het belangrijk vindt dat bv een
overheid moet waken over de gezondheid van de samenleving.
Waardevolle karaktereigenschappen noemen we deugden:
Bijvoorbeeld: vriendelijkheid, eerlijkheid, bescheidenheid.
Normen
Een oordeel over wat wel of niet het geval zou moeten of mogen zijn.
Een norm is een concrete gedragsbepaling, een concreet maker van de waarde, specifieke
regels die ons voorschrijven wat we moeten of mogen doen. Drukken een plicht of permissie of
een verbod uit.
Bijvoorbeeld: “breek nooit je belofte”, “een leugentje om bestwil is toegestaan”, “je moet de
waarheid spreken”
Permissies en toestemmingen
Vormen een tweede belangrijke groep van normen. Deze zeggen niet dat je iets moet, maar dat
je iets mag doen of nalaten. Denk hierbij aan een leugentje om eigen bestwil.
Het is triviaal te zeggen dat wanneer je iets moet doen (plicht) je het ook mag doen (permissie).
Iemand die betoogd dat je de waarheid wel moet maar niet mag spreken, nemen we niet
serieus.
Een minder triviale relatie tussen plichten en permissies vormt het feit dat de 2 vaak in termen van
elkaar kunnen worden gedefinieerd: de plicht beloften na te komen kan ook worden beschreven
als de afwezigheid van een permissie beloften te breken.
Afbakening van de ethiek
De ethiek is een sub discipline binnen de filosofie.
, • Moreel: wat overeenstemt met de heersende waarden en normen. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de zieken verzorgen.
• Immoreel; wat de heersende waarden en normen schendt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
uitsluiting op basis van racisme.
• Amoreel: waarbij geen waarden en normen betrokken zijn. Bijvoorbeeld “de zon komt op
in het oosten”.
à Afbakening domein van de ethiek: moreel versus Amoreel.
Moraal en ethiek
Moraal: stelsel van normen en waarden, dat betrekking heeft op het handelen van mensen. “In
de moraal van de antiek-Griekse cultuur stond dapperheid hoog aangeschreven”. In een stelsel
vormen de waarden en normen een logisch geheel en kan je onderscheiden van stelsels van
andere tijden. Je kan het in zekere zin feitelijk vaststellen.
Ethiek: studie van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen en waarden we
kunnen rechtvaardigen. “Waarom vinden we gezondheid zo belangrijk”. De ethiek wil niet enkel
normen en waarden bestuderen, maar gaat verder dan dat. Waarom vragen stellen.
Kerntaak van de ethiek
Niet beschrijven (descriptief), bijvoorbeeld: antropologie, rechtsgeleerdheid.
Niet verklaren (oorzaken), bijvoorbeeld: sociologie, geschiedenis.
Maar de kerntaak: geldigheid onderzoeken van waarden en normen. Welke waarden en normen
kunnen we rechtvaardigen?
Rechtvaardiging
Hoe rechtvaardig je een norm:
- Niet door oorzaken te formuleren
- Wel door redenen te formuleren voor die norm
Welke normen en waarden kunnen we met goede redenen verdediging?
Wanneer kunnen we spreken van goede redenen?
De ethiek is dus normatief: ze vormt een oordeel over de geldende normen en waarden en geeft
dus aan welke normen en waarden we zouden moeten naleven (moreel versus immoreel).
Het funderingsprobleem
Uit feiten geen normen
Logische kloof tussen zijn en behoren (moeten)
Uit de constatering dat iets het geval is, volgt niet dat we iets moeten doen of (nalaten); uit een
feit kan je niet zonder meer een norm afleiden.
Niet geldig!
Vlees eten veroorzaakt leed bij dieren à we mogen geen vlees eten, uit een feit mag geen norm
worden afgeleid. De constatering dat vlees eten leed veroorzaakt bij dieren impiceert, logisch