JURIDISCHE EN GEDRAGSWETENSCHAPPELIJKE ASPECTEN VAN
POLITIE – ACADEMIEJAAR 2022-2023
Prof.dr. Dirk Van Daele
INLEIDING: POLITIEFUNCTIE, POLITIEBESTEL EN POLITIERECHT
Politiefunctie
Politiefunctie: manier waarop politie moet functioneren om haar taken uit te oefenen.
Politiefunctie juridisch: institutionele functie; met oog op bescherming en regeling van maatschappelijke orde
enerzijds en anderzijds met oog op mogelijk maken van uitoefening van fundamentele rechten en vrijheden
(grondrechten, mensenrechten). Om die uitoefening mogelijk te maken, moet de politie precies proberen
voorkomen dat maatschappelijke orde verstoort wordt, en moet ze als er toch verstoringen zijn zo snel mogelijk
optreden om deze orde terug te herstellen.
Institutionele functie: geldt in elk land. Gaat over instellingen, instituties, politieapparaat/instellingen (= hardware
van het systeem, politiestructuur bv lokale en federale politie) en politieoverheden (bestuurlijke (burgemeester
en provinciegouverneurs, minister BZ…) en gerechtelijke overheden (onderzoeksrechter en OM): politie moet
altijd onder gezag van bevoegde overheden werken, zijn nooit eindbaas, is wettelijk verankerd). Finaliteit die
dubbel is: orde beschermen (is in elk land) maar ook uitoefening fundamentele rechten en vrijheden mogelijk
maken (is in democratische landen, verschil met politiestaat). Is een verheven functie juridisch gesproken.
Art 1 WPA (wet op politieambt 5/8/92) 2e lid: bij vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke
politie, waken politiediensten over naleving en dragen zij bij tot bescherming van individuele rechten en
vrijheden, evenals democratische ontwikkeling van maatschappij.
Art 123 WGP (wet organisatie geïntegreerd politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus 7/12/98):
politieambtenaren moeten bijdragen aan bescherming van medeburgers, ze bijstand moeten verlenen aan
mensen in nood, wet moeten naleven en behouden van openbare orde moeten verzekeren en dat ze moeten
waken over de rechten van de mens en de fundamentele rechten van de mensen en deze zelf ook in acht
moeten nemen.
Politiefunctie operationeel: RORON principe. (kan je bv toepassen op hoe politie in Brussel de rellen op
nieuwjaarsavond kan vermijden)
- R: politie heeft voor heel groot stuk raadgevende functie, burger met raad en daad bijstaan. Vooral
gericht op voorkomen van slachtofferschap van een misdrijf of een ordeverstoring.
- O: proberen mogelijke verstoorders/daders van de orde te ontraden. Preventie maar er is al een
concreter probleem. Bv door aanwezigheid op straat, hetzij in uniform of in burger. Bv camerabewaking
of zien dat er op bepaalde plekken voldoende verlichting is.
- R: regulerende functie. Hier zit je al met een hot spot en ga je gericht optreden in die hot spot, als politie
maar ook in overleg met overheden. Hier is al de orde verstoord en moet de politie ingrijpen om de orde
terug te kunnen herstellen.
- O: onderzoekende functie. Je wilt weten wat er gebeurd is, hoe dat gebeurd is en wie daarbij betrokken
is om deze daarna voor bevoegde strafrechter te brengen.
- N: nazorg. Politie moet ook in staat zijn om in zekere mate (moeten minstens kunnen doorverwijzen
naar gespecialiseerde diensten) nazorg te geven aan slachtoffers en evt andere betrokkenen.
,Plaats van politie in de staat: democratische maar ook dictatuur landen hebben politie. Wat is er nu typisch aan
die politie? Politie heeft in vredestijd het geweldsmonopolie. Gaat over geweld en monopolie. Monopolie:
alleenheerschappij, u bent de enige die dat heeft. Voor politie is dit cruciaal. In eender welke (democratische)
staat heeft je politie een bijzonder sterke positie. Wie controleert die politie (vraag in democratie)? Er moet goed
toezicht zijn, dus zijn er politieoverheden, bestuurlijke voor bestuurlijke opdrachten, gerechtelijke voor
gerechtelijke opdrachten.
Je krijgt 3 opdrachten: opdrachten van bestuurlijke politie (openbare orde en bestuurlijke overheden),
gerechtelijke politie (onderzoek van misdrijven) en sterke arm verlenen (politie heeft geweldsmonopolie, andere
diensten mogen dat niet, maw als andere diensten in kader van hun beroep met gevaarlijke situaties
geconfronteerd worden waar evt geweld moet gebruikt worden zal de politie hierin ondersteunen).
Politiebestel
Politiebestel: politieapparaat waarbij reguliere (klassieke) politiediensten zijn, waren tot ’98 gemeentepolitie,
rijkswacht en gerechtelijke politie. Sinds ’98 zijn er nog twee: lokale en federale politie.
Regulier roept idee op dat er zoiets zou bestaan als niet reguliere politiediensten. Tot ’98 was dit ook zo: dan
sprak men van bijzondere politiediensten. Deze hadden te maken met verkeer: spoorwegpolitie, zeevaartpolitie
en luchtvaartpolitie. Deze zijn gestopt in ’98. Deze hadden geen algemene politie opdracht maar waren gericht
op een bijzondere taak. In ’98 heeft men dat afgeschaft dus bijzondere politiediensten zijn er niet meer. Deze
taken gebeuren nu door de federale politie (reguliere politie) en aantal andere diensten. Begrip regulier is op dit
moment raar omdat we geen bijzondere politiediensten hebben. Wat we wel hebben zijn inspectiediensten: gaat
terug tot einde WOII; sinds heropbouw van het land is overheid meer en meer domeinen regelgevend gaan
optreden (bv arbeidsomstandigheden, sociale zekerheid, milieurecht enz). Na WOII gaat sociale
verzorgingsstaat oprichten en heeft geleid tot toename aan regelgeving op vlak van milieu, belastingen,
financiële sector, arbeidsomstandigheden…Waarbij overheid vervelende gewoonte heeft dat om in die regels
(wetten, decreten of ordonnanties) om ook misdrijven te creëren, inbreuken op deze regels worden strafbaar
gesteld en daardoor heb je boost gekregen van strafrecht, waarbij politie en justitie zeiden dat dit niet ging, er
waren 2 problemen: regels zijn zo complex en technisch dat je van normale politieambtenaar niet kan
verwachten dat ze alle inhoud ervan kent & er is geen tijd en capaciteit voor om al die nieuwe misdrijven te
kunnen opvolgen of opsporen. Er zal dus moeten geïnvesteerd worden in politie en justitie. Overheid reageerde
met idee van inspectiediensten, gespecialiseerde ambtenaren los van politie die taak kregen om toezicht uit te
oefenen op bepaald domein met evt onderzoek van misdrijven op dit domein.
Politieoverheden: art 3 punt 2 WPA; overheid die door/krachtens wet aangewezen is om juridische
politiemaatregelen te nemen en die uit te voeren of door politiediensten te doen uitvoeren. Bestuurlijke
overheden: burgemeester, minister BZ. Gerechtelijke overheden: magistraten. Politie is in democratische
rechtsstaat altijd ondergeschikt aan overheden.
,Zeggenschap (= wie heeft het voor t zeggen? Wie is de baas?): verhouding tussen politie en politieoverheden
blijkt hieruit. Zeggenschap heeft 3 componenten: gezag, beleid en beheer.
- Gezag: gaat over wie beslist over daadwerkelijk inzet (en heeft tijdens deze inzet nog altijd gezag!
Geeft nog instructies enz) van politie in concreet geval?
- Beleid: waar geven we voorrang aan? (Prioriteiten en posterioriteiten) Ga je als politie niet zelf bepalen,
overheden bepalen dit. Eens je beleid hebt kan je als chef daarop richten en baseren zodat je dit beleid
kan uitvoeren.
- Beheer: gaat over allerlei kwesties die vaak financieel van aard zijn en die korps in staat moeten stellen
om te doen wat ze moeten doen. Bv investeren in wapens, gebouwen, combi’s, aanwerven extra
criminologen, betere ICT infrastructuur enz. Alles waarvan je zegt dat normaal korps moet kunnen en
ervoor zorgen dat korps die middelen heeft. Gezag zonder beheer is een lege doos.
Wat in BE en vele landen is om evenwichten te waarborgen gezien machtige positie politie, heeft men gezegd
dat er gezag, beleid en beheer is wat bij overheden zit en bovendien heeft men in BE dit aan verschillende
overheden toevertrouwd die elkaar ook nog eens in evenwicht houden om te voorkomen dat politie evolueert in
staat in staat.
Politierecht
Is combinatie van diverse rechtstakken zoals administratief bestuurlijk recht; grondwettelijk recht;
strafprocesrecht, arbeids- en sociale zekerheidsrecht.
Is een functioneel rechtsdomein.
Twee moederwetten zijn WPA (operationele wet, bevoegdheden en opdrachten) en WGP (organisatiewet).
, D1. HISTORISCHE ACHTERGRONDEN HUIDIGE BE POLITIEBESTEL
HOOFDSTUK 1. DE PERIODE VÓÓR DE BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID
1.1. De Franse oorsprong van de “Belgische” politie
FR in de loop van de 17-18e E.
Dubbele beweging (1e rode draad) in FR: beweging op centraal niveau en daarna beweging op lokaal niveau.
Lokaal (grote steden): er komt lokaal politiekorps per stad (1e: parijs in 1667) en na verloop van tijd volgden
andere grote steden waar je op stedelijk niveau een organisatie van korpsen krijgt.
Centraal niveau: in 1720 creëert men een nationale marrée chaussée nationale (= nationaal korps).
Zowel grotere steden voelen nood aan eigen korps voor ordehandhaving en bepaalde misdrijven te
onderzoeken binnen de stad en op centraal niveau willen dat ook op centraal niveau.
1789-1795: FR revolutie. Revolutionairen willen politiebestel hervormen. Op centraal niveau ontdoet men van
marechaussee en maakt daar gendarmerie nationale van waarbij men moeite doet om aantal fundamentele
opties rond dat korps uit te werken en zijn elk cruciaal: is een nationaal korps (bevoegd voor heel FR, dus ook
in steden), is een militair korps (was deel van het leger, was afzonderlijke component binnen leger, link tussen
militaire en centrale politiewerk want was deel van gewapende macht), dubbele opdracht (bestuurlijk en
gerechtelijk politiewerk, maw alles wat openbare orde handhaven is en evt optreden bij ordeverstoringen maar
ook onderzoek van misdrijven). Dan kijkt men naar de steden waar eeuw ervoor lokale korpsen waren ontstaan
en revolutionairen vonden dit goed maar ze gingen dit splitsen: gemeentepolitie (in de steden, met
commissarissen van politie) en landelijke politie (veldwachters). We hebben nationaal korps maar los daarvan
moeten we territoriaal landelijke eenheden hebben overal beschikbaar. Rode draad: de verhouding tussen
het centrale en lokale niveau in de politieorganisatie (EXAMEN!!!).
1795: wat we nu BE noemen, wordt ingelijfd bij FR (Oostenrijkse Nederlanden). Betekent dat we FR
politiesysteem ook bij ons konden doen.
1796: wet van 2 januari 1796; FR richten specifiek ministerie voor politie op: ministère de police générale de la
république. Men maakt een ministerie voor politie. Waarom? 2 redenen: dat was een woelige periode (oorlog,
oproer, woelig sociaal klimaat) en dacht men als regime hebben we krachtig regime nodig dat krachtig moet
worden aangestuurd EN FR dachten toen en vonden ook dat toenmalige ministerie van BZ niet
machtig/krachtig genoeg was om die job te doen. Je krijgt een ministerie van politie waarbij die minister dat aan
hoofd staat belast is met uitvoering van politiewetten, gezag heeft over de gendarmerie voor alles wat
ordehandhaving is (bestuurlijke opdrachten), zorg voor gevangenissen, toezicht op landloperij, bedelarij en nog
enkele andere taken, gerechtelijke taken zaten bij magistraten.