ISW2
Deontologie
Deontologie = plichtenleer van een beroep
Plichtenleer = onderdeel van de ethiek
- wat is goed handelen (als sociaal werker)
- wat is volgens jou als SW goed sociaal werk
Bewust leren kijken naar wat je doet, waarom je dit doet en dit kunnen verantwoorden
beroepshouding (handelen als professional): gaat ruimer dan plichten, gaat over hoe je aansluit bij
beroepswaarden en dit in praktijk brengt.
1. De beroepsethiek van het sociaal werk
SW is een waardengericht beroep (waardenwerk)
Je komt in contact met beroepsethische vraagstukken
Ethisch handelen voor een SW zijn concrete delen van de dagelijkse beroepspraktijk
Ethiekwerk: wat wordt hier van mij verwacht
o Normatief handelen = handelen vanuit een positie gebaseerd op waarden
o Moraal = geheel van waarden en normen
o Basiswaarden van het SW = echtheid, openheid, reflectief, zelfsturend, mensgericht
o Ethiek = bestudeerd het geheel van waarden en normen waaraan we ons gebonden achten (de
moraal) Het steunt op vragen stellen en reflecteren. Het begint met het nadenken over ons
handelen.
wat is goed en fout
Dilemma (botsing tussen waarden)
= botsing tussen 2 wegen, die beiden bezwaren opleveren, een keuze moet gemaakt worden.
- Ethische dilemma’s = Welke keuzes je ook maakt, er zijn altijd nadelen aan verbonden
Botsende waarden: vb. vertrouwen en eerlijkheid
Een SW moet nadenken over de waarden en normen die zijn professioneel handelen beïnvloeden omdat: -
men te maken krijgt met kwetsbare mensen
- de interventies ingrijpend kunnen zijn + ze zijn vertrouwelijk (je hebt verantwoordelijkheid)
- de SW moet kunnen verantwoorden waarom je iets doet
Kunnen verantwoorden = kunnen benoemen welke waarden meespelen, welke regels je volgt en welke
afweging je maakt.
Wat is beroepsethiek?
Onderdeel van ethiek
Het is het ethische kader voor handelen dat een beroepsgroep voorschrijft aan zijn leden
Omvat waarden en normen die het handelen sturen
Het is normatief, niet waardenvrij/neutraal
Veel vrijheid om zelf in te vullen, soms concrete regels die basis vormen
Sterk verbonden met het vermogen van SW om autonoom, kritisch en bewuste keuzes te maken
Maatwerk, keuzes bepalen de uitkomst ervan om het goede te doen
1
,Het werk goed doen
= technisch instrumenteel werk (juiste methoden, onderbouwt met kennis en vaardigheden)
= normatief werk (inspiratie uit waarden van het beroep en de organisatie)
Deontologische codes geven info over de beroepsethiek
Vb: 17-jarige wil leefloon om alleen te wonen
- technisch instrumenteel: goed, SW legt uit dat dit niet mogelijk is
- normatief werk: MA kan alternatieven van het leefloon aanhalen (ander onderdak zoeken)
Sociaal werk
= combinatie van kennis, kunde en vaardigheden om de dingen goed en efficiënt te doen EN het
vermogen om ethisch kompas te hanteren om goede dingen te doen.
- Reflectie is cruciaal (de kunde om kritisch te kijken naar het eigen handelen, gebaseerd op kennis en
ervaring, relevante vragen stellen aan jezelf)
2. Sociaal werk is een ethisch reflectief beroep
4 Belangensferen waarin de SW beweegt
1. Cliënt / cliëntensysteem
2. Maatschappelijk belang
3. Belang van de organisatie
4. Sociaal werker zelf en de belangen van het beroep (jezelf)
Discretionaire ruimte
= de ruimte waarin de SW autonoom en in samenspraak met de cliënt stappen kan zetten in het
begeleidings- of hulpverleningsproces. (hoe ver kan je gaan?)
VB: Kiezen welke methoden je gaat gebruiken
3. vertrouwen en confidentialiteit
- SW is onmogelijk zonder strikte vertrouwelijkheid
- Kern van de werkrelatie ligt in het vertrouwen opbouwen en confidentialiteit of vertrouwelijkheid
garanderen.
Goed handelen -> technisch instrumenteel werk
Het goede doen -> normatief werk
Zonder vertrouwen geen SW
Je moet voorzichtig omgaat met de info
Vertrouwen blijven verzekeren is belangrijk, het is deel van de werkrelatie die een SW aangaat
Vertrouwen opbouwen gebeurt bij elke cliënt opnieuw en gaat over:
Authentiek/echt + betrouwbaar zijn
Transparant zijn over je opdracht en de beperking ervan
Over hoe je info die je krijgt alleen in het belang van de cliënt gebruikt en deze info niet met
anderen deelt
wat besproken wordt blijft ook tussen MA en cliënt
zwijgen is de norm, spreken is de uitzondering
Verplichting tot geheimhouding: vindt grond in het recht op privacy
2
,4. Beroepsgeheim
Wet- en regelgevend kader dat houvast biedt om vertrouwelijkheid te garanderen aan je cliënt.
dit kader is bedoelt als bescherming van de SW
laat toe om info niet te moeten delen (ook niet aan politie, bezorgde ouders, ...)
Wet op beroepsgeheim = strafrechtelijke verbodsbepaling (verplichting om te zwijgen)
dit kader is bedoelt als bescherming van de hulpvrager
Art. 458 SW:
4.1 Door welke bril kijken we naar het beroepsgeheim
Ofwel als een last of een extra belasting
Ofwel een uitdaging en grote kans -> zorgt voor vertrouwen
Beroepsgeheim: toegangspoort tot de hulp- en zorgverlening
Hokjes maken -> alles wat in het hokje gezegd wordt, blijft in het hokje
3 Belangen van het beroepsgeheim
1. Het belang van de cliënt(en)
o Privébelang ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer
o Beroepsgeheim beoogt een concrete cliënt de garantie te beiden dat de info vertrouwelijk
blijft
o Asymmetrische relatie: cliënt wordt behoed voor machtsmisbruik van de hulpverlener
2. Het maatschappelijk / algemeen belang
o Gehele gemeenschap moet erop kunnen vertrouwen dat de hulpverleners beroepsgeheim
naleven
o Beroepsgeheim werkt drempelverlagend voor de cliënten
3. Het belang van de beroepsgroep
o Zwijgplicht = gedeelde norm dat het beroep betrouwbaar maakt.
Absolute benadering
= geen afwijking mogelijk van het beroepsgeheim (ook als de cliënt hiermee zou instemmen)
Functionele benadering
= de instemming van de cliënt zorgt ervoor dat er geen sprake is van schending van het
beroepsheim. Voorwaarden: voorafgaand, vrij, specifiek, geïnformeerd en uitdrukkelijk
Beroepsgeheim in beweging
1. maatschappelijke en beleidsevoluties
VB: grotere focus op kindermishandeling, gezinsdrama’s, ...
2. meer samenwerkingsdruk
-> hoe kan info worden uitgewisseld?
Deze zorgen ervoor dat het beroepsgeheim onder druk komt te staan en in beweging is.
Begrippen rond beroepsgeheim
Zwijgplicht
= plicht tot zwijgen over de inhouden die in het kader van zijn beroepsuitoefening heeft vernomen.
- Art. 458 SW = plicht tot zwijgen ten aanzien van derden
Dit laat keuzes toe, legt ook prioriteiten: 1 e plicht = zwijgen, tenzij er goede reden is om te spreken.
3
, Voor wie?
- iedereen die kennis draagt van geheimen
- beroepsgeheim steunt op het bestaan van een vertrouwensfunctie
- de cliënt moet een deel van zijn privacy opgeven
VB: een kapper verneemt veel info, maar valt niet onder het beroepsgeheim
alles wat uitdrukkelijk/stilzwijgend aan de hulpverlener werd toevertrouwd tijdens de
beroepsuitoefening
Zwijgrecht
= recht om te zwijgen, wanneer je ook de plicht hebt om te zwijgen
- principieel recht om te zwijgen zonder hiervoor gesanctioneerd te worden.
- je kan niet gedwongen worden om je geheimhouding te doorbreken
Beroepsgeheim – sectoriële bepalingen
Bijzondere wettelijke bepaling die van toepassing zijn op een gehele welzijnssector, hetzij op
specifieke aspecten van hun functie
Sectoriële wettelijke bepalingen gelden voor
- personeelsleden van het CLB + CAW
- medewerkers van CGG
- leden van de raad voor maatschappelijk welzijn + OCMW
het beroepsgeheim geldt voor iedereen die meewerkt aan de uitvoering van die regels
Beroepsgeheim – uit hoofde van staat
vrijwilligers, stagairs, studenten en informele zorgverstrekkers
Voorwaarden:
o Hulpverlenende taak als vertrouwenspersoon (bij ondersteunende taak geen
beroepsgeheim)
o Vrijwilliger moet in georganiseerd verband werken
o Beroepsgeheim geldt ook voor erkende mantelzorgers die een verzorgende taken op zich
nemen en voor erkende vertrouwenspersonen
Beroepsgeheim VS discretieplicht
Discretieplicht ontstaat uit de verbintenis die de SW aangaat met de organisatie waar hij werkt,
meestal een arbeidsovereenkomst.
wie enkel discretieplicht heeft, kan niet dezelfde garanties bieden op geheimhouding als iemand
met beroepsgeheim. (ambtenaren hebben discretieplicht)
Discretieplicht
= de verplichting om bij het uitoefenen van een functie of ambt geen vertrouwelijke
gegevens vrij te geven aan anderen dan degenen die gerechtigd zijn om er kennis van te
nemen.
Doel: het beschermen van de opdracht, dienst, organisatie
Discretieplicht voor ambtenaren: het ambtsgeheim
Een ambtenaar is iemand die werkt bij de federale sector, speciale korpsen (leger, politie),
administratie van gemeenschappen en gewesten en provincies en gemeenten
4