Deel 3 H2: Groeperingen en netwerken
2.1 Groeperingen: definitie en kenmerken
Groepering = een verzameling van mensen die op een of andere manier af te bakenen is
van andere mensen.
De afbakening verloopt niet altijd probleemloos, de grenzen zijn niet altijd
even duidelijk aanwezig van alle sociale eenheden.
Vb: gezin, alle 18-jarigen, patiënten in een wachtzaal,...
9 Kenmerken van een groepering:
Het aantal leden
bepaalt het aantal mogelijke interacties
N(N-1)/2 = aantal mogelijke relaties er tussen N leden
De macht neemt toe samen met de omvang
De samenstelling
sociaal gelijksoortige mensen, dezelfde leeftijd, zelfde geslacht, ...
heterogeen / homogeen: hiërarchie
Aard van de interactie en de communicatie
directe / indirecte interactie
diepgaande / utilitaire / inhoudsloze communicatie
communicatie is afhankelijk van het aantal leden van de groep
frequentie, regelmaat, richting, ...
Gemeenschappelijke waarden en normen bij de leden
dit is cruciaal voor de inhoud van de sociale interactie en communicatie
mensen met een gemeenschappelijk bewustzijn hebben dezelfde culturele
doelstellingen
Samenhorigheidsgevoel
wij- en zij-gevoel: leden voelen zich verbonden en afhankelijk met elkaar.
dubbele moraal
teveel samenhorigheidsgevoel kan leiden tot stereotypering
(de gierige hollander, de domme belg)
Duurzaamheid
toevallige, vluchtige ontmoeting tussen mensen
zekere continuïteit in het bestaan
gemeenschappelijke herinneringen, tradities, ...: belangrijk voor
samenhorigheidsgevoel
Openheid versus geslotenheid
Vrijwillige versus gedwongen toetreding
, Instrumentele versus affectieve en waarderationele communicatie
2.2 Groeperingen: typologie volgens Merton
Types van groepering:
Groep
= kleine sociale eenheid van minstens 2 personen die in een directe interactie
zijn en gemeenschappelijke waarden en normen hebben en daardoor gevoelens
van samenhorigheid hebben
directe, frequente en duurzame sociale interactie
allemaal direct met elkaar, frequent en landurig interageren.
Duurzame interactie: vaste positieverhouding t.o.v. elkaar en gevestigde
gedragspatronen (deze ontstaan door gemeenschappelijke waarden en
normen + het gemeenschappelijke bewustzijn)
gemeenschappelijke cultuurelementen bepalen het gedrag waardoor de
interactie volgens gevestigde gedragspatronen verloopt.
Samenhorigheidsgevoel: door zichzelf, door andere leden en door niet-leden
als lid beschouwd worden.
vb: gezin, vriendengroep, ...
Collectiviteit
= een verzameling van personen die solidariteitsgevoelens hebben o.b.v.
gemeenschappelijke waarden, die zich moreel verplicht voelen om aan bepaalde
normen te voldoen, maar waarvan de leden geen directe interactie hebben met
alle medeleden.
Gemeenschappelijke waarden en normen zorgen voor gevestigde
gedragspatronen
aard van interactie: niet met elk lid apart, indirect via tussenpersonen of
communicatiemedia.
vb: politieke partijen, vakbond, milieuvereniging, ...
Groep versus collectiviteit: continuüm
dynamiek aanwezig:
-> collectiviteit vormt vaak basis voor groepsvorming
-> groepen worden collectiviteiten bij toenemend ledenaantal
Het samenzijn
= een groepering die niet onder de groep, collectiviteit en sociale categorie
vallen (vb wachtzaal dokter, in de trein, ...). De situatie is de aanleiding voor de
omgang tussen de leden.
toevallige, niet-duurzame ontmoetingen
wel interactie en communicatie, maar deze is oppervlakkig en inhoudloos
geen gemeenschappelijke waarden en normen
bindmiddel = het externe en momentgebonden gebeuren
het samenzijn of de ‘togheterness situation’